Recensie van Roosje
Uitgeverij De Arbeiderspers/Singel Uitgeverijen
De paden
op, de lanen in
Een val en een revalidatieperiode
Het was een
jaar van onheil en rampspoed: Tessons geliefde moeder overleed plotsklaps en
hijzelf maakte een heel nare smakkerd van een dak. Het was een val van acht
meter en hij brak al zijn ribben, zijn ruggenwervels en zijn schedel.
‘Ze hadden me opgeraapt. Ik was weer bij
kennis gekomen. Als ik dood was geweest, zou het me niet eens vergund zijn om
mijn moeder in de hemel tegen te komen.’
Zijn eigen
schuld vond hij. Het was een lange weg om te revalideren. Het laatste stukje
lichamelijk herstel wilde Tesson op zijn eigen wijze doen: al wandelend in het
Franse landschap van het zuid-oosten naar het noord-westen: dwars door berg en
land en bij voorkeur op de ongebaande paden.
Daartoe had hij
alle benodigde stafkaarten bij zich. Hij zou desondanks voor verrassingen komen
te staan. Uit eigen ervaring weet ik dat dat altijd zo is.
‘Ik wilde wandelen over verborgen wegen,
verstopt in het kreupelhout en onder bramenstruiken, en over karrensporen die
verlaten dorpen met elkaar verbonden. Er was nog een hele geografie van
dwarswegen als je maar goed naar de kaarten keek, het niet erg vond om zo nu en
dan een omweg te maken....’
Tesson is een
Franse avonturier en wandelaar en reiziger in den vreemde: Nepal en Rusland,
met name, heel verlaten gebieden; een mannetjesputter was hij in die tijd, vol
energie en bravoure, een soort Franse Bear Grylls, die ik ken van toen ik nog
Discovery keek. Daar is na zijn ongeluk niet veel meer van over. Toch is hij na
drie maanden wandelen in staat om met rugzak en al marsen van 40 km per dag te maken: casquette af, diepe buiging...
Queeste
Mopperend en in
zichzelf scheldend gaat hij op weg. Met de TGV, waarom rijdt die trein zo
verschrikkelijk snel, moppert hij binnensmonds en op papier, naar de Italiaanse
grens in de buurt van Nice, waar hij zijn queeste begint.
Een soort
queeste is het namelijk wel. Hij lijkt op zoek naar zijn oude zelf, zijn
gezonde en meer zorgeloze ik, al denk ik dat hij wel altijd een aartscriticus
van de moderne samenleving is geweest. Op zijn tocht wordt hij af en toe
vergezeld van zijn zus en van vrienden, makkers van weleer, van wie sommigen nu
ver weg wonen op de Russische taiga en dergelijke. Hij ziet zichzelf toch
voornamelijk als Parijzenaar. En dat is in zijn eigen optiek niet goed.
De moderne mens
is niet goed; evenmin het stadsleven, de grote supermarchés, en vooral het
internet en wifi en al die moderne digitale shit. Niet goed!
Gezelschap van andere auteurs
Hem vergezellen
tevens Franse schrijvers en dichters, en vooral landloper en boek François Villon,
maar ook andere meer of minder geciviliseerde auteurs als Jean Cocteau, Cioran
- geen Fransman, maar hij schreef wel in het Frans, ook geen lachebekje -
Hermann Hesse komt ook voorbij met zijn Knulp,
een roman, e.a. Schilders ook: Bonnet, Monet. Het scheelt wel als je een beetje
thuis bent in de Franse en, soit,
Europese cultuur.
Zijn paden
lopen over bergpassen, hoogvlaktes en plateaux,
Provence , Cevennes , Mont Ventoux, waar het natuurlijk
een toeristische drukte van belang is: Amerikanen in felgekleurde tricots op
flitsende racefietsen. Hé, waren er geen Nederlanders? Verachtelijk volk,
natuurlijk. Tours en de Loire : veel te veel
volk, en ga zo maar door.
Op het moment
dat ik denk: het komt nooit meer goed met die man, hij heeft een te grote hekel
aan zichzelf, hij ziet zichzelf als de Quasimodo van de 21e eeuw, komt hij
ineens tot rust in de buurt van le Mont-Saint-Michel, Bretagne - Bretons zien
zichzelf niet als Fransen, dat scheelt misschien -. Het kloosterleven lijkt hem
te trekken of op zijn minst rustig te maken.
‘....boven het hoge gras verscheen opeens de Mont-Saint-Michel als een magische stoepa. En in de zilte
lucht spatten spreeuwenvolken als confetti uiteen om de verbintenis van de
pagode en de lagune te vieren. Het was de berg van de vier elementen. Behalve
het water, de lucht en de aarde was er het vuur van de gelovigen. Die mannen in
de twaalfde eeuw hadden toch maar het lef gehad om hun altaar neer te zetten in
een poel van slijk waar het water voortdurend in- en uitstroomde, waar de modderige
bodem steeds van vorm veranderde, de stroming vrij spel had, vogels op hun
vaste trekroute voorbijvlogen en rietpluimen werden gegeseld door de wind.’
Zijn reis
eindigt op de Normandische kust, waar in WOII zo veel jonge soldaten het leven
lieten, en de zee is in staat zijn depressieve gedachten op te kuisen.
Conclusie
Over het
algemeen houd ik wel van zulke reisverhalen, vooral die te voet, waar de tijd
gepaard gaat met het normale menselijke bevattingsvermogen. Maar in deze
beschrijvingen moest ik wel af en toe slikken. Misschien is deze voetreis te
Frans voor mij; zo goed op de hoogte van de Franse cultuur ben ik nu ook weer
niet.
Maar ik had ook
graag heel basale dingen willen weten: waar doet hij zijn boodschappen, in het
Franse binnenland, dat zo ontvolkt is. Ik weet dat hij buiten in een bivakzak
slaapt, maar kookt hij ook zelf? Hij stookt wel vuurtjes. Dus een
campinggaz-stelletje zal hij wel niet mee gehad hebben.
Hij weet wel
veel over de plekken waar hij langskomt:
‘Op een van de zuilen van de kerk hing een
gedenksteen die herinnerde aan de dood van onthoofde tempeliers. Was dat werk
van de Saracenen geweest? In de tiende eeuw hadden ze een spoor van vernieling
door de Provence
getrokken...’ , maar die weetjes zijn niet bedoeld om je kennis van de
cultuur te vergroten, maar om af te geven op het moderne leven, dat eigenlijk
vroeger niet veel beter was. Vroeger de Saracenen, nu de moordende meute IS.
Het moppergehalte is hoog.
‘.....was Frankrijk het resultaat van een
‘verregaande verbrokkeling van samenleving en landschap’. Braudel beschouwde
het land als een anomalie. Het was een wonder dat kaasmakers uit de Cantal en
kantwerkers uit Cambrai op hetzelfde grondgebied (onder dezelfde vlag) konden
wonen.’
Ik heb zelf
lange voettochten gemaakt met de rugzak en alles wat je nodig hebt op je rug,
als een slak zijn huis. Het was altijd wel spannend of je aan eten kon komen,
en water als je in droge gebieden bent, en of je een geschikte slaapplaats
aantrof. Tesson zat onder de insectenbeten van het buiten slapen, terwijl hij
tegelijkertijd klaagt dat er geen insecten meer zijn: alle doodgemaakt met
landbouwgif. Dat is heel erg waar, zo blijkt. Dat is inderdaad heel erg
ernstig.
Zijn
beschrijvingen van de gebieden waar hij doorheen trekt zijn hier en daar erg
poëtisch, maar ook wel een beetje summier. Het is trouwens sowieso geen dik
boek.
‘Op de hellingen zagen mijn slechte ogen
koeien aan voor ronde keien die van de bergrug waren gerold.’
Laat ik het zo
zeggen: ik had ietsje meer een echt reisverslag verwacht.
Over de auteur
De Fransman
Sylvain Tesson (1972) is een echte reisschrijver. Hij beklom onder veel meer
het dak van de wereld, bracht een halfjaar door in een blokhut aan het
diepvrieskoude Bajkalmeer en fietste door Centraal-Azië. Een avonturier pur
sang die van zijn escapistische daden aanstekelijke verslagen maakt, precies
genoeg doorspekt met overpeinzingen en historische wetenswaardigheden. Zo ook
van een tocht met Franse en Russische vrienden op Oeralmotoren met zijspan in
de voetsporen van de veldtocht Napoleon.
Titel:
Ongebaande paden
Auteur: Sylvain
Tesson
Oorspronkelijke
titel: Sur les chemins noirs
Literaire
non-fictie; Biografieën
176 pagina's
Vertaler: Eef
Gratama
ISBN:
9789029514385
Uitgeverij De
Arbeiderspers/Singel Uitgeverijen
Verschenen: juni
2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.