donderdag 1 maart 2018

Sylvain Tesson - Ongebaande paden


Recensie van Roosje
Uitgeverij De Arbeiderspers/Singel Uitgeverijen



De paden op, de lanen in


Een val en een revalidatieperiode

Het was een jaar van onheil en rampspoed: Tessons geliefde moeder overleed plotsklaps en hijzelf maakte een heel nare smakkerd van een dak. Het was een val van acht meter en hij brak al zijn ribben, zijn ruggenwervels en zijn schedel.

Ze hadden me opgeraapt. Ik was weer bij kennis gekomen. Als ik dood was geweest, zou het me niet eens vergund zijn om mijn moeder in de hemel tegen te komen.

Zijn eigen schuld vond hij. Het was een lange weg om te revalideren. Het laatste stukje lichamelijk herstel wilde Tesson op zijn eigen wijze doen: al wandelend in het Franse landschap van het zuid-oosten naar het noord-westen: dwars door berg en land en bij voorkeur op de ongebaande paden.
Daartoe had hij alle benodigde stafkaarten bij zich. Hij zou desondanks voor verrassingen komen te staan. Uit eigen ervaring weet ik dat dat altijd zo is.

Ik wilde wandelen over verborgen wegen, verstopt in het kreupelhout en onder bramenstruiken, en over karrensporen die verlaten dorpen met elkaar verbonden. Er was nog een hele geografie van dwarswegen als je maar goed naar de kaarten keek, het niet erg vond om zo nu en dan een omweg te maken....

Tesson is een Franse avonturier en wandelaar en reiziger in den vreemde: Nepal en Rusland, met name, heel verlaten gebieden; een mannetjesputter was hij in die tijd, vol energie en bravoure, een soort Franse Bear Grylls, die ik ken van toen ik nog Discovery keek. Daar is na zijn ongeluk niet veel meer van over. Toch is hij na drie maanden wandelen in staat om met rugzak en al marsen van 40 km per dag te maken: casquette af, diepe buiging...

Queeste

Mopperend en in zichzelf scheldend gaat hij op weg. Met de TGV, waarom rijdt die trein zo verschrikkelijk snel, moppert hij binnensmonds en op papier, naar de Italiaanse grens in de buurt van Nice, waar hij zijn queeste begint.

Een soort queeste is het namelijk wel. Hij lijkt op zoek naar zijn oude zelf, zijn gezonde en meer zorgeloze ik, al denk ik dat hij wel altijd een aartscriticus van de moderne samenleving is geweest. Op zijn tocht wordt hij af en toe vergezeld van zijn zus en van vrienden, makkers van weleer, van wie sommigen nu ver weg wonen op de Russische taiga en dergelijke. Hij ziet zichzelf toch voornamelijk als Parijzenaar. En dat is in zijn eigen optiek niet goed.

De moderne mens is niet goed; evenmin het stadsleven, de grote supermarchés, en vooral het internet en wifi en al die moderne digitale shit. Niet goed!

Gezelschap van andere auteurs

Hem vergezellen tevens Franse schrijvers en dichters, en vooral landloper en boek François Villon, maar ook andere meer of minder geciviliseerde auteurs als Jean Cocteau, Cioran - geen Fransman, maar hij schreef wel in het Frans, ook geen lachebekje - Hermann Hesse komt ook voorbij met zijn Knulp, een roman, e.a. Schilders ook: Bonnet, Monet. Het scheelt wel als je een beetje thuis bent in de Franse en, soit, Europese cultuur.

Zijn paden lopen over bergpassen, hoogvlaktes en plateaux, Provence, Cevennes, Mont Ventoux, waar het natuurlijk een toeristische drukte van belang is: Amerikanen in felgekleurde tricots op flitsende racefietsen. Hé, waren er geen Nederlanders? Verachtelijk volk, natuurlijk. Tours en de Loire: veel te veel volk, en ga zo maar door.

Op het moment dat ik denk: het komt nooit meer goed met die man, hij heeft een te grote hekel aan zichzelf, hij ziet zichzelf als de Quasimodo van de 21e eeuw, komt hij ineens tot rust in de buurt van le Mont-Saint-Michel, Bretagne - Bretons zien zichzelf niet als Fransen, dat scheelt misschien -. Het kloosterleven lijkt hem te trekken of op zijn minst rustig te maken.

....boven het hoge gras verscheen opeens de Mont-Saint-Michel als een magische stoepa. En in de zilte lucht spatten spreeuwenvolken als confetti uiteen om de verbintenis van de pagode en de lagune te vieren. Het was de berg van de vier elementen. Behalve het water, de lucht en de aarde was er het vuur van de gelovigen. Die mannen in de twaalfde eeuw hadden toch maar het lef gehad om hun altaar neer te zetten in een poel van slijk waar het water voortdurend in- en uitstroomde, waar de modderige bodem steeds van vorm veranderde, de stroming vrij spel had, vogels op hun vaste trekroute voorbijvlogen en rietpluimen werden gegeseld door de wind.’

Zijn reis eindigt op de Normandische kust, waar in WOII zo veel jonge soldaten het leven lieten, en de zee is in staat zijn depressieve gedachten op te kuisen.

Conclusie

Over het algemeen houd ik wel van zulke reisverhalen, vooral die te voet, waar de tijd gepaard gaat met het normale menselijke bevattingsvermogen. Maar in deze beschrijvingen moest ik wel af en toe slikken. Misschien is deze voetreis te Frans voor mij; zo goed op de hoogte van de Franse cultuur ben ik nu ook weer niet.

Maar ik had ook graag heel basale dingen willen weten: waar doet hij zijn boodschappen, in het Franse binnenland, dat zo ontvolkt is. Ik weet dat hij buiten in een bivakzak slaapt, maar kookt hij ook zelf? Hij stookt wel vuurtjes. Dus een campinggaz-stelletje zal hij wel niet mee gehad hebben.

Hij weet wel veel over de plekken waar hij langskomt:

Op een van de zuilen van de kerk hing een gedenksteen die herinnerde aan de dood van onthoofde tempeliers. Was dat werk van de Saracenen geweest? In de tiende eeuw hadden ze een spoor van vernieling door de Provence getrokken...’ , maar die weetjes zijn niet bedoeld om je kennis van de cultuur te vergroten, maar om af te geven op het moderne leven, dat eigenlijk vroeger niet veel beter was. Vroeger de Saracenen, nu de moordende meute IS. Het moppergehalte is hoog.

‘.....was Frankrijk het resultaat van een ‘verregaande verbrokkeling van samenleving en landschap’. Braudel beschouwde het land als een anomalie. Het was een wonder dat kaasmakers uit de Cantal en kantwerkers uit Cambrai op hetzelfde grondgebied (onder dezelfde vlag) konden wonen.

Ik heb zelf lange voettochten gemaakt met de rugzak en alles wat je nodig hebt op je rug, als een slak zijn huis. Het was altijd wel spannend of je aan eten kon komen, en water als je in droge gebieden bent, en of je een geschikte slaapplaats aantrof. Tesson zat onder de insectenbeten van het buiten slapen, terwijl hij tegelijkertijd klaagt dat er geen insecten meer zijn: alle doodgemaakt met landbouwgif. Dat is heel erg waar, zo blijkt. Dat is inderdaad heel erg ernstig.
Zijn beschrijvingen van de gebieden waar hij doorheen trekt zijn hier en daar erg poëtisch, maar ook wel een beetje summier. Het is trouwens sowieso geen dik boek.

Op de hellingen zagen mijn slechte ogen koeien aan voor ronde keien die van de bergrug waren gerold.

Laat ik het zo zeggen: ik had ietsje meer een echt reisverslag verwacht.

Over de auteur
 
De Fransman Sylvain Tesson (1972) is een echte reisschrijver. Hij beklom onder veel meer het dak van de wereld, bracht een halfjaar door in een blokhut aan het diepvrieskoude Bajkalmeer en fietste door Centraal-Azië. Een avonturier pur sang die van zijn escapistische daden aanstekelijke verslagen maakt, precies genoeg doorspekt met overpeinzingen en historische wetenswaardigheden. Zo ook van een tocht met Franse en Russische vrienden op Oeralmotoren met zijspan in de voetsporen van de veldtocht Napoleon.

Titel: Ongebaande paden
Auteur: Sylvain Tesson
Oorspronkelijke titel: Sur les chemins noirs
Literaire non-fictie; Biografieën
176 pagina's
Vertaler: Eef Gratama
ISBN: 9789029514385
Uitgeverij De Arbeiderspers/Singel Uitgeverijen
Verschenen: juni 2017


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.