Recensie door Roosje
Uitgeverij Lalito Klassiek
Beware: spoilers!!!
Grieks
drama in de desa*
‘De volle maan, tragisch die avond, was reeds
vroeg, nog in de laatste dagschemer opgerezen als een immense, bloedroze bol,
vlamde als een zonsondergang laag achter de tamarindebomen van de Lange Laan en
steeg, langzaam zich louterende van haar tragische tint, in een vage hemel op.’
(beginzin)
Couperus lezen is genieten van langgesponnen zinnen, vol
kleur en zinnelijk genot, met - nooit ver weg - een melancholieke ondertoon en
speciaal in deze roman met veel suggestie van bovennatuurlijke waarnemingen. ‘De stille kracht’ is in dit Java van
Couperus altijd zeer nabij en kan
elk moment - fataal - toeslaan.
Resident Otto Van Oudijck is een man van de ratio, de man uit de
westerse cultuur, van de Verlichting, van het strenge handhaven van de wet, van
de regel ‘gelijke monniken gelijke kappen’ (al gebruikt de Resident deze frase
niet, dat doe ik, rdv):
‘Hij ontkende het mysterie. Het was er niet: er was
alleen de zee en de wind, die fris was. Er was alleen de walm van die zee, als
iets van vis en van bloemen en zeewier; walm, die de frisse wind uitwoei.’
Desondanks
voelt hij wel dat er iets in de lucht hangt, maar nooit geeft hij daaraan toe. Hij werkt hard, het binnenlands bestuur
geeft hem veel werk. Zijn hele staf werkt hard, al kom je als lezer niet heel
concreet te weten wat die enorme papierwinkel nu werkelijk inhoudt.
Zijn tweede
vrouw Leonie is twee maanden in Batavia geweest, weg van
Laboewangi, een fictieve plaats op Java, waar Van Oudijck voor verantwoordelijk
is. Zijn vier kinderen zijn Leonies stiefkinderen. Met haar oudste stiefzoon Theo van rond de 23 jaar, heeft zij een
affaire. Zelf is ze 32 jaar en vindt dat oud. Ze is een coquette, maar dan een
die zo zelfbewust is dat zij niet flirt en zich uiterst loom voortbeweegt. Van Oudijck heeft aanvankelijk totaal
niet door dat zijn vrouw hem voortdurend bedriegt. Ook niet wanneer hem talloze
anonieme brieven waarschuwen voor de verhouding van Leonie en Theo.
Van Oudijck is vooral in beslag genomen door het Javaanse bestuur van het gebied, de
Javaanse prins, de Regent van Pangéran, Soenario.
De jonge Regent is trots en minder geneigd dan zijn vader voor hem de
betrekkingen met de Hollanders soepel te laten verlopen. Maar het werkelijke
probleem is zijn broer, die de traktementen verduistert om die te vergokken en
te verdrinken. Ook de oude moeder heeft het gokvirus in het bloed: kaarten,
dobbelen. Van Oudijck treedt hard op tegen de broer en ook tegen de moeder, die
zich - van hoge Javaanse adel -
vernedert ten opzichte van een eenvoudige Hollandse burgerman. De moeder
probeert Van Oudijck daarmee te overreden nog eenmaal coulance te hebben omdat
haar goklustige zoon bezeten zou zijn door een kwade geest. Van Oudijck houdt,
westers en rationeel, voet bij stuk, ook om geen precedenten te scheppen. Ook
Javanen moeten zich gedragen, geest of geen geest, van adel of niet. Hij is
rechtvaardig, Van Oudijck, maar empathisch is hij niet of wil hij niet zijn, en
dat wordt zijn ondergang.
In feite is de
Resident Van Oudijck als de antieke Griekse held. Eigenlijk is hij best een
goed mens, hij heeft het beste met de mensen voor, hij is goed voor zijn gezin,
een beetje streng voor zijn dochter en iets te toegeeflijk voor zijn vrouw,
maar hij wil geloven in de suprematie van de Hollandse overheersing en de
beteugeling van de ondeugden. Die ondeugden schijnen in het Javaanse klimaat
aangewakkerd te worden. Niet alleen het warme klimaat, dat loom en sensueel
maakt, maar ook de verveling van de échte Hollanders in dat ongewone klimaat en
weinig dingen te doen.
Eigenlijk is er
niet zo veel mis met Otto van Oudijck, maar hij is ‘hovaardig’, hij denkt het
beter te weten dan de oorspronkelijke bewoners van Java zelf. Hij meent dat
ratio en westerse rechtvaardigheid begrippen zijn die overal en altijd gelden,
die ook op Java zouden moeten gelden. Hij gaat volledig voorbij aan de Javaanse
eigenheid en cultuur, inclusief het geloof aan geesten, voortekenen en
bovennatuurlijke zaken. De stille kracht, die hij ook best ervaart maar die hij
niet wil ervaren. Ratio is superieur. Daarom is de held verantwoordelijk voor
zijn eigen neergang.
Desa* Een traditioneel ingericht Javaans dorp |
Het is niet
alleen de starre, Hollandse omgang met de Javaanse Resident Soenario, die hem de das omdoet. Het is ook het niet
erkennen van zijn zoon in de kampong, Si-Oudijck genaamd. Hij gaat
niet verder dan: het zou kunnen dat hij mijn zoon is, en hij stuurt hem wel
geld, maar erkennen doet hij het niet.
Al lijkt Van
Oudijck heel rechtschapen en minder toegeven aan de zinnelijkheid, die op Java
lijkt te heersen, feitelijk is hij dat niet. Aan het eind van het boek geeft
hij aan Eva Eldersma toe dat hij
niet zonder vrouw kan
en dat hij altijd zeer verliefd was op de vrouwen in zijn leven - ik tel er
vier -. Hij doet zich beter voor dan Leonie, maar dat is hij niet.
Het is
natuurlijk Leonie die de zondigheid in deze roman bij uitstek draagt en
vormgeeft. Niet alleen doet ze het met haar stiefzoon, toch een vorm van
incest, maar ze doet het met twee mannen tegelijk. De creool Addy de Luce is de lieveling van alle
vrouwen in die streek en ook de minnaar van bijna allen en wordt door Leonie
als uitvlucht voor hun liaison gekoppeld aan Van Oudijcks dochter Doddy.
Er spelen drie
groepen mensen een rol in deze roman: de oorspronkelijke bewoners, Javanen, moslims - vandaar de ‘witte hadji’,
die Doddy steeds ziet wanneer zij bijna te ver gaat met Addy. De Hollanders uit
Europa, zoals Eva Eldersma. Deze groep heeft de grootste afstand tot de
Javaanse cultuur.
De derde groep
zijn de creolen: de Hollanders en Europeanen, die in Indië geboren zijn en er
blijven. Deze groep is beter aangepast aan het tropenklimaat en de Javaanse
cultuur.
Eva Eldersma
bijvoorbeeld komt rechtstreeks uit Den Haag en zij mist het rijke culturele
klimaat, haar ouders en kennissenkring. Daarom lijkt zij de aangewezen persoon
om allerlei culturele opvoeringen en feesten te organiseren. Leonie heeft er in
ieder geval totaal geen zin in. Eva voelt zich tegelijk aangetrokken tot een
collega van haar man, of hij tot haar, maar het komt niet tot werkelijk
minnekozen. Later vervalt Eva tot ‘spleen’, een depressie zouden we nu zeggen.
Maar ook de mannen kennen een vorm van melancholie. Van Oudijck wil het liefst
op zijn plek blijven in Laboewangi; hij wil geen promotie in Batavia ,
hij haat de stad; al helemaal niet wil hij terug naar het kille Nederland . Leonie is
graag in Batavia en in Parijs, waar zij mooie
kleren kan
kopen en waar de mannen om haar heen zwieren. Mogelijk, zo denk ik, zal Parijs
haar best wel een beetje kunnen tegenvallen.
Ook de
Hollanders doen aan bovennatuurlijke zaken: het ‘tafelspel’. Geesten worden
opgeroepen en die voorspellen het noodlot van de Van Oudijcks.
Omdat de
tv-serie De stille kracht met Pleunie
Touw in de rol van Leonie van Oudijck me nog zo voor de geest staat, heb ik dit
boek van Couperus lang niet willen lezen. Dat was ten onrechte. Het is een
spannende en goede roman over de relaties tussen mensen in een kolonie. Beide
partijen, oorspronkelijke bewoners en kolonisatoren, worden niet gespaard. Beide
groepen maken fouten, beide culturen hebben hun deugden.
‘Zij (Van Oudijck en Eva Eldersma, rdv) voelden het beiden, het onuitzegbare: dat
wat schuilt in de grond, wat sist onder de vulkanen,wat aandonst met de verre
winden mee, wat aanruist met de regen, wat aandavert met de zwaar rollende
donder, wat aanzweeft van wijduit de horizon over de eindeloze zee, dat wat
blikt uit het zwarte geheimoog van de zielgeslotene inboorling, wat neerkruipt
in zijn hart en neerhurkt in zijn nederige hormat, dat wat knaagt als een gift
en een vijandschap aan lichaam, ziel, leven van de Europeaan, wat stil
bestrijdt de overwinnaar en hem sloopt en laat kwijnen en versterven, heel
langzaam sloopt, jaren laat kwijnen, en hem ten laatste doet versterven, zo nog
niet dadelijk tragisch doodgaan: zij voelden het beiden, het Onzegbare...’ (voorlaatste
alinea boek)
Auteur
Louis Marie
Anne Couperus (Den Haag, 10 juni 1863 – De Steeg, 16 juli 1923) was een
Nederlandse schrijver en een van de eerste Nederlandse vertegenwoordigers van
het literaire naturalisme.
Couperus' werk
omvat allerlei uiteenlopende literaire genres. Hij debuteerde met poëzie, maar
legde zich vervolgens al snel toe op psychologische romans, waarmee hij de
meeste bekendheid verwierf. Hij schreef daarnaast cultuursprookjes, historische
romans en veel reisverslagen en columns. In het algemeen wordt hij gezien als
een van de belangrijkste schrijvers uit de canon van de Nederlandse literatuur.
Auteur: Louis
Couperus
Titel:De stille kracht
Pagina's: 158
ISBN: 9789491982217
Categorieën:
Literaire roman
Uitgeverij
Lalito
Verschenen:
november 2015