zaterdag 30 september 2023

Louis Spohr – Levensherinneringen. Zelfportret van ‘de Duitse Paganini’

 

Hoort echt in de betere verzameling!

Het levensverhaal van de Duitse muzikant-componist-orkestleider Louis Spohr (1784-1859) leek een veelbelovende aanwinst te zijn voor de reeks van Privé-domein bij de Arbeiderspers. En het deed ruimschoots aan de verwachtingen. Eindelijk nog eens een autobiografie waarbij ook zijdelings een schets van een bepaalde periode in de geschiedenis wordt weergegeven. Na het lezen van deze biografie heb je een goed beeld gekregen van een maatschappij die ondergedompeld werd in een sfeer van vooruitgang. Een maatschappij die herstelde van de Napoleontische oorlogen.

Eric Waut

Louis Spohr wordt in 1784 te Braunschweig geboren als oudste kind van Karl Heinrich Spohr (doctor in de geneeskunde) en Ernestine Henke. Zijn ouders waren muzikaal aangelegd en hij vergezelde hen op gelegenheidsconcerten.

‘Ik was begiftigd met een heldere sopraanstem en ik begon eerst met zingen, en op mijn vierde of vijfde jaar mocht ik al tijdens de muziekavonden met mijn moeder duetten zingen. Het was rond deze tijd dat mijn vader voor mijn verlangen zwichtte en op een jaarmarkt een viool voor me kocht, waar ik vanaf dat moment onophoudelijk op speelde.’

Hij kreeg dan ook de nodige opleiding, mede dankzij zijn beschermheer: de hertog van Braunschweig (Karel Willem Ferdinand van Brunswijk-Wolfenbüttel). Kaderend in zijn opleiding vergezelde hij als leerling een andere violist, Franz Eck (1776- ca. 1810), op een reis naar Sint-Petersburg. Bij deze reis (1803-1805) ontwikkelde hij zich verder als violist en componist. Tussen 1805 en 1812 was hij aangesteld als hofkapelmeester te Gotha bij de hertog August van Saksen-Gotha-Altenburg. Hij trad in deze periode nog op andere plaatsen op en organiseerde ook de Frankenhäuser Musikfeste.

Tussen 1813 en 1814 was hij dirigent te Wenen waar hij onder andere bevriend raakte met Ludwig von Beethoven. Vervolgens begon hij aan een grote concertreis door Duitsland, Zwitserland en Italië. In 1817 vertoefde hij als dirigent te Frankfurt. Echter, later was hij weer op rondreis (België, Londen, Parijs,..). Pas in 1822, leek hij wat tot rust te komen en werd hij hofkapelmeester aan het hof van keurvorst Willem II van Hessen-Kassel. Hij ondernam vanaf dan geen grote concertreizen meer. Hij bleef te Kassel tot aan zijn dood.

Louis Spohr huwde in 1806 met de harpiste Dorette Scheidler (1787-1834). Ze kregen drie dochters. Zijn vrouw vergezelde haar man op zijn concertreizen. Ze traden ook regelmatig samen op. Na de dood van Dorette hertrouwde Spohr in 1836 met de dochter van een vriend: Marianne Pfeiffer (1807-1892).

Van Spohr wordt beweerd dat hij de eerste was die als dirigent gebruik maakte van het bekende stokje.

Schets van het leven van een muzikant

De verdienste van deze autobiografie is het beeld dat wordt geschetst van de uitdagingen voor een succesvol muzikant-componist aan het begin van de 19de eeuw. Het is reizen van de ene plaats naar de andere in moeilijke omstandigheden. Dikwijls is het aanpassen aan plaatselijke gebruiken en moet men met de nodige diplomatie, gebruikmakend van introductiebrieven, de plaatselijke notabelen vragen of men concerten mag organiseren. Daarbij diende hij te worden bijgestaan door plaatselijke orkesten. Soms waren de leden hiervan niet zo talentvol.

Meermaals lezen we dat de kritieken aangaande concerten positief waren, doch dat hij amper iets kon overhouden na betaling van de kosten. De rondreis door Italië was bij momenten wel succesvol, met onder andere een optreden in de Scala van Milaan, doch er zijn enkele passages waar je echt medelijden krijgt met Spohr. Maar vooral met zijn vrouw en kinderen.

‘’s Nachts was er sneeuw gevallen, dus bij het vertrek de volgende ochtend was het bitterkoud. Daarom stuurde ik drie paarden terug en liet Dorette en de kinderen ook maar lopend verdergaan [...].’

 

Vergezeld van vrouw en kinderen heeft hij op de terugreis uit Italië op gegeven moment totaal geen inkomsten meer en dient hij geld te lenen van een kennis. Men kan zich de vraag stellen of dit wel verantwoord was tegenover zijn gezin. Maar dat was blijkbaar de manier hoe men aan de bak kwam.

Eens hij op een bepaalde plaats vertoeft komen kandidaat-leerlingen zich aanbieden, wat dus zorgde voor extra inkomsten. Dan diende hij nog de tijd te vinden om te componeren, blijkbaar dikwijls op bestelling van plaatselijke notabelen. Het is dan ook opmerkelijk dat we daarbij ook nog dikwijls verslag krijgen van uitstapjes, wandelingen, beklimmingen van bergen en bezoek aan musea. Waar haalde hij de energie?

Schets van een maatschappij

Het bijzondere van deze autobiografie is het verhaal dat zijdelings aan bod komt van een maatschappij die op sociologisch en politiek vlak enorm aan het wijzigen is. We zien bijvoorbeeld hoe Louis Spohr durft in te gaan tegen bepaalde conventies. Hij lijkt als het ware symbool voor de burger die in opstand durft komen tegen de gezagsdragers.

Knap is het verhaal van een voorval te Engeland waar hij op gegeven moment uitgenodigd werd voor een muziekavond bij een lid van de koninklijke familie. Hij gaat daarbij in tegen het gebruik dat muzikanten niet mochten aanwezig zijn tussen de gasten. Hun taak was voor muziek te zorgen en voor de rest konden ze in een afzonderlijke plaats wachten tot ze aan de beurt kwamen. Spohr weigerde dit resoluut; met succes. Later krijgt hij het ook aan de stok met zijn broodheer te Kassel, wanneer een toestemming voor een kleine concertreis er maar niet komt. Hij vertrekt dan maar zonder toestemming.

We zijn tevens getuige van een kantelmoment te Kassel waar de hertog zich verplicht zag een Grondwet aan te nemen (1831). Periode van de revoluties. Louis Spohr is zeer gedetailleerd in zijn biografie over deze gebeurtenissen. De kleine verhaaltjes, roddels, van het hofleven komen daarbij uitgebreid aan bod.

Opvallend is dat Spohr heel wat te vertellen heeft over de plaatsen die hij bezocht. Bij sommige passages had ik de indruk dat ik reisbrochures aan het lezen was. Zijn we getuige van het ontstaan van het moderne toerisme? We krijgen van Spohr zelfs tips over de beste strategie voor een bezoek aan het Uffizi te Firenze.

‘Op de eerste dag dat ik de galerie bezocht bekeek ik alle kunstwerken van de vaste collectie lang en aandachtig, voordat de kamers geopend werden waarin de geselecteerde kunstwerken staan.’

 

Bij een volgende reis naar Italië zal dit boek een ideale reisgids zijn. Spohr weet ons hier prima te onderhouden en sommige plaatsen zijn intussen toegevoegd aan mijn 'bucketlist'.

In de marge

Gaandeweg begint men toch de persoon Louis Spohr te doorgronden. Het is uiteraard niet evident, daar zelfkritiek niet zijn beste kant is. Ik stel mij bijvoorbeeld de vraag hoe het moet geweest zijn voor zijn gezin; al dat reizen. Dikwijls in niet al te beste omstandigheden.

Opvallend zijn de passages waar hij gedetailleerd verslag brengt van lovende kritieken aangaande concerten en composities. Je zou kunnen vermoeden dat hij toch een beetje ijdel was. Verder lijkt hij zeer negatief voor gevestigde namen zoals Beethoven en Paganini. Je zou kunnen stellen dat hij een koele bewonderaar is met vooral veel aandacht voor hun mindere eigenschappen. Jaloers?

Ook kunnen we regelmatig lezen hoe Spohr best autoritair kan zijn voor de leden van zijn orkest. Soms neemt hij bewust wat afstand, ten einde zijn gezag te kunnen bewaren. Maar hij lijkt wel een neus voor talent te hebben en overtuigt zijn werkgevers hen aan te werven.

Maar het beeld dat ik van Spohr heb gekregen is dat van een harde werker. Ambitieus, gedreven en met zin voor avontuur.

Tenslotte

Niet elke uitgave in de reeks Privé-domein kan ons bekoren. Echter, deze is een aanrader. De vertalers, Casper Bleumers en Frits Wagenvoorde, hebben prima werk geleverd. Het voorwoord van Maarten ’t Hart is de ideale introductie.

Hoort echt in de betere verzameling!

--

Titel: Levensherinneringen. Zelfportret van “de Duitse Paganini”
Auteur: Louis Spohr
Vertaling: Casper Bleumers en Frits Wagenvoorde
Pagina's: 611
ISBN: 9789029547925
Uitgeverij Arbeiderspers
Verschenen: augustus 2023

Pieter Bierhaus - Rotzak


Knock-out

Het boek Rotzak stond al een tijd lang te schreeuwen in de huiskamer om gelezen te worden. De knalgele omslag met de opmerkelijke vette typografie had zich al lag en breed in mijn onderbewustzijn genesteld. Er was geen ontkomen aan. Afijn, na het lezen van de 415 pagina's zit ik nu versuft bij te komen van de hoeveelheid bier, geweld, gevechten, boksscholen, (natuurlijk) de voetbalwedstrijden van Vitesse, het leven in Ernum en de talrijke kletspartijen. Wat een boek. Een eerlijk en bewogen levensverhaal van een tijdgenoot.

Philipp van Ekeren

De schrijfstijl van Peter Bierhaus is kaal, krachtig en recht voor z’n raap. Geheel vanuit de eerste persoon enkelvoud verteld in de taal van een doorsnee burger uit Arnhem. Geen bijvoeglijk naamwoord te vinden, geen metafoor te bekennen, geen taalverfraaiing of poëtische omschrijving. Alleen doorspekt met Arnhem's dialect dat steevast Ernums wordt genoemd. Van Vitesse afgekort tot ‘Vites’ tot ‘Kiek je een bietje uut’ of de kleuren van Vitesse 'geelswert'. Niets ontziend beschrijft het hoofdpersonage Robbie zijn leven. Alles wat hij denkt en voelt, wordt opgeschreven. Je gaat zijn onmacht voelen, zijn keuzes en opportuniteit begrijpen. Tot zijn woede aan toe. ‘Hard worden’ is zijn devies om te overleven. In staccato geschreven, zodat het ook bij de lezer extra hard aankomt. Geen woord is overbodig. Maar het maakt wel indruk. Heftig soms, erg heftig. Als een bokswedstrijd:


‘De Finale. Vijf rondes. We rossen elkaar helemaal af, We zijn even sterk. Hij valt aan, ik neem over. Ik val aan, hij neemt over. Het gaat op en neer. Ik moet steeds goed uitkijken, want hij komt soms fel en hard door. 'Blijven bewegen!' schreeuwt ome jan. Dat doe ik. Maar hij ook.’


Vanuit een jeugd in Presikhaaf, een nieuwbouwwijk van na de oorlog in Arnhem, tot Amsterdam-Noord, London, Parijs en tenslotte weer terug in Arnhem. Een vader die op een harteloze wijze zijn zoon onderwijst in het leven. Gelukkig daarentegen ook een gelovige moeder die veel liefde kan geven. Twee zusters die zo snel mogelijk het ouderlijk huis ontvluchten. In Robbie's leven is de liefde voor Vitesse een constante factor. Ook al heb je zelf misschien niets met voetballen, Peter Bierhaus geeft op een geweldige manier het clubgevoel weer. Om zich te harden in zijn jeugd gaat Robbie op boksen. De puberteit slaat in alle hevigheid toe en daarmee ook de belangstelling in seks. Op een dag belandt hij zelfs tussen de lakens bij zijn buurvrouw Marjan. School maakt hij niet af en door zijn houding, uitstraling en bravoure komt hij bij toeval terecht bij de Arnhemse Courant als leerling-journalist. Vervolgens neemt het weekblad Panorama hem in dienst en belandt hij in de hoofdstad. Mooi wordt het verschil tussen Arnhemmers en Amsterdammers uitgelicht. Na de plotselinge dood van zijn vader, sluit zijn moeder zich aan bij een extreem gelovige sekte in Zwitserland. Ook beide zusters gaan hun eigen weg.

Robbie heeft vanaf het begin last van woede-uitbarstingen. 'Een donkere wolk in zijn hoofd'. Het boksen is daarom een uitlaatklep. Maar niet voor alles. Vanwege zijn keiharde instelling bij het boksen, maakt hij ook kennis met de onderwereld. Daar verdient hij enorm veel geld naast zijn journalistieke werk. Toch voelt Robbie zich leeg, kan hij nergens aarden en voelt zich nergens thuis. De 'donkere wolk' brengt hem vaak in problemen, totdat het op een keer helemaal misgaat. Met zware consequenties. Dan gaat zijn leven rücksichtslos bergafwaarts. 'Nog harder worden' is nu zijn devies. De leegte wordt zonder resultaat bestreden door bier, heel veel bier. Of door boksen en kickboksen.

Geluk bij een ongeluk heeft Robbie echte trouwe vrienden en weer contact met zijn lieve zuster Ineke. Zij leven verandert radicaal als hij zijn oude buurvrouw Marjan weer tegenkomt en er plotseling een onbekende jonge vrouw voor zijn deur staat. Het geluk wordt in één klap vernietigd en de leegte slaat weer spijkerhard toe. Alleen nog het kampioenschap van Vites (Vitesse) kan nog blijdschap geven. Als zestigjarige beseft ook Robbie dat de oude vertrouwde wereld, dus ook Arnhem, is veranderd. In het laatste gedeelte van zijn leven leert hij een Afghaanse taxichauffeur Amar kennen. Deze voormalige vluchteling die terdege beseft hoe waardevol vrijheid is, maar is verbijsterd over de Nederlandse mentaliteit en politiek. Robbie biedt deze taxichauffeur zijn eigen woning aan tegen de wil van zijn familie. Ja, de Rotzak heeft toch een goed hart. Zijn 'donkere wolk' is inmiddels een 'heldere wolk' geworden met af en toe toch nog wat blikseminslag.


‘Eén keer per week ga ik eten bij Amar, z'n vrouw Fariha, die net als Amar afgestudeerd ingenieur is, z'n gymnasiumzoon Abdel en dochter Samira. Fariha stond erop dat ik dat zou doen toen ze introkken in mijn pand aan de Boulevard Heuvelink.'


Zoals Robbie ben ik ook geboren in 1956. Dus hebben we alle muziek en belangrijke gebeurtenissen op hetzelfde moment meegemaakt. Ik kan mij nog goed herinneren dat op mijn middelbare school in Amsterdam-Noord de Arnhemse rockband Long Tall Ernie en de Shakers in de gymzaal optraden die na de pauze waren getransformeerd in de popgroep Moans. Zelfs die komen langs in het verhaal. Ook de rellen tijdens de kroning van Beatrix, de krakersrellen rond de Nieuwmarkt, bekende Amsterdamse kroegen, het poppodium Paradiso en de opkomst van de Punkbeweging. Dit alles en vooral de herkenbare muziek uit die tijd brengen ook mijn jeugd weer boven. Van Deep Purple, de Ramones tot John Lee Hooker. Maar ook veel wereldgebeurtenissen worden aangestipt. De Molukse gijzeling, de aanslag op de Twin Towers, Aids en de kortgeleden Covid-uitbraak. Dat laatste maakt het boek actueel, maar het zal daardoor ook snel gedateerd zijn.

Ook al heb ik niets met boksen, voetballen of Arnhem, toch spreekt dit boek mij aan. Juist omdat het mij zo goed kennis laat maken met een wereld die ik mij nauwelijks kon voorstellen. Door dit persoonlijke en bewogen levensverhaal laat Peter Bierhaus ons een volslagen ander leven ervaren. En dat komt keihard binnen. Dat wel.

--

Titel: Rotzak
Auteur: Pieter Bauhaus
Pagina’s: 416
ISBN: 9789493183148
Afdh Uitgevers
Verschenen: november 2022 

dinsdag 26 september 2023

Martijn Couwenhoven - Het gebed van Jonathan Simmers


Hoe kan iemand je missen wanneer hij nooit heeft geprobeerd je te raken?

Het is tien jaar na het overlijden van zijn moeder. Sinds de crematie heeft Jonathan – inmiddels de veertigjarige leeftijd bereikt – zijn vader niet meer gezien, en nu staat deze op neutraal terrein op de komst van zijn zoon te wachten met in een plastic zak de urn met de as; of Jonathan daar zorg voor wil dragen, nu de grafrust inmiddels is verstreken. Ze hebben elkaar voor het laatst gezien op de crematie. ‘Mijn vader is de oudere versie van wie ik ben geweest.’ Eerder had zijn vader hem gebeld en gezegd dat hij hun contact weer nieuw leven in wil blazen. Hij nodigt zijn zoon uit om zijn vijfenzeventigste verjaardag te komen vieren, maar die voelt zich overweldigd door dit verzoek. ‘Armoedig, had mijn vader gezegd, armoedig hoe we langs elkaar heen leven.’ 

Marjon Nooij

‘Het was ergens gedurende de dagen na het telefoongesprek dat ik spontaan een gebedje deed, of een gebedje, ik weet niet of je het zo mag noemen, ik stelde een vraag, en niet aan God of een god, maar aan mijn moeder, en wat nieuw is de afgelopen dagen, sinds ik vragen stel, is dat het licht boven de eettafel soms knippert, niet dat ik daar iets achter zoek, het licht heeft waarschijnlijk altijd zo nu en dan geknipperd, maar nu valt het me pas op, of ineens een lichtflits, een vuurvliegje in mijn ooghoek dat altijd weg is als ik kijk [...]’


Zo trapt Martijn Couwenhoven (1972) – auteur, redacteur, kunstenaar en uitgever bij Uitgeverij Oevers – af met zijn bij Thomas Rap uitgebrachte debuutroman Het gebed van Jonathan Simmers. Eerder bracht hij onder zijn eigen naam in 2015 De schatkaart van Monet uit. Dit was het startsein om een eigen uitgeverij te beginnen en zelf dit kinderboek uit te brengen. In 2018 verscheen van zijn hand de novelle kLEINE HELLEN die hij schreef onder het pseudoniem Anne Moon Disko. Het met subsidie van Schwob uitgeven van hervertalingen van de klassiekers van Maurice Leblanc over Arsène Lupin, de gentleman-inbreker, bleek een goede zet om in de boekhandels te belanden. In zeven jaar tijd is zijn fonds geëxpandeerd tot respectabele omvang. Couwenhoven brengt boeken uit met het thema schilderkunst, Frankrijk, Italië en Scandinavië, en de laatste jaren tevens werk van Nederlandse auteurs. Ook schuwt hij het uitgeven van dichtbundels en non-fictie niet. De naam Oevers verwijst naar de columns die hij vroeger schreef voor het Noordhollands Weekblad.

In Het gebed van Jonathan Simmers loodst de auteur de lezer door de week die volgt op het telefoontje van de vader aan zijn zoon. Dit contact brengt herinneringen naar boven waar Jonathan mee worstelt en hij onderzoekt of hij het verleden wil oprakelen, banden wil aanhalen, of dat hij liever met rust gelaten wil worden. Zijn ouders zijn gescheiden toen hij een puber was en met zijn moeder woonde hij daarna in het huis van zijn oma. Het is hem nog altijd een vraagteken of de dood van zijn moeder een bewuste daad is geweest of domweg een onopzettelijke, maar fatale combinatie van antidepressiva en slaappillen. Zijn vader hertrouwde met de beduidend jongere Karin, waarna Jona’s halfzusje Lieke werd geboren. 

‘En tegelijkertijd vraag ik me af of ik dat wil, hem beter leren kennen. Een punt achter het verleden zetten en nieuwe herinneringen maken. Is hij misschien ziek? Is het einde in zicht? Heeft hij door de naderbij kruipende dood beseft dat hij een afwezige vader is geweest, of, nog erger, afzijdig tijdens zijn aanwezigheid?‘


De zwaarmoedige Lieke is een zorgenkind die de meeste tijd bij haar broer woont, waar ze zich rustiger voelt. Thuis, zegt ze, is 'geen goede plek voor haar'. Zij is de verbindende factor tussen hem en zijn vader. Lieke vindt de wereld ‘bespottelijk’, ervaart weinig veiligheid en neemt het haar moeder en hun vader kwalijk dat ze haar op de wereld hebben gezet. Ja, ze hebben dezelfde vader, maar kennen in hem een andere man; een man met twee vrouwen in wie ze beiden een andere moeder zien. In Jona’s ogen had Karin alles overgenomen; zijn vader, het huis en de moestuin van zijn moeder. Zelfs na achtentwintig jaar weet hij nog niets over Karin. ‘[…] ze kwam in de plaats van mijn moeder en dat was dat […]’. Jona wordt zijns ondanks terug gekatapulteerd naar zijn herinneringen aan de tijd dat hij alleen met zijn moeder woonde. ‘[…] ik heb nooit de moeite genomen haar werkelijk te leren kennen, haar tegemoet te komen in haar eenzaamheid. […] steeds besef ik dat ik niet veel meer dan haar schaduw heb gekend.’

Met Meindert, zijn teken- en schilderleraar aan de kunstacademie, heeft hij altijd een warm contact gehouden. Een vriend met wie ‘zware gewichten’ kon verplaatsen; iets wat hem met zijn vader nooit is gelukt. Dan bereikt hem het bericht dat Meindert onverwacht is overleden. Het afscheid van zijn vriend brengt hem echter, even onverwacht, ook
vreugde.

‘[...] ik probeer te zoeken naar de dans van de vuurvliegjes, zoals Pasolini het noemde, naar het moment van gratie dat weerstand biedt aan een wereld vol terreur, het is daarom dat ik schilder, met verf op zoek naar gratie, schilderen als meditatie [...]’


Hoewel Jonathan het anker is van zijn tienerzusje en daarin zijn verantwoordelijkheden neemt, is hij sinds het uiteenvallen van het gezin op zichzelf teruggeworpen en zit hij nu in een spagaat tussen zijn herinneringen en de gevoelens van miskenning. In het gezin was vaak ruzie en er werd weinig echt gepraat. De cruciale vraag waar Jona mee worstelt, is of hij wel de behoefte voelt om de banden met zijn vader aan te halen en hoe hij dat dan gestalte zou willen geven. Hij heeft zijn buik vol van de teleurstellingen die op zijn pad zijn gekomen, hoewel hij wel oog heeft voor het onvermogen van zijn vader. Het lezen van De elegieën van Duino van Rainer Maria Rilke geeft hem steun en biedt inzichten. ‘[…] Rilke en ik, wij verstaan elkaar [...]’, hoewel elke keer in ‘een ander woord’. 

Jonathan Simmers vertelt zijn verhaal vanuit het ik-perspectief. Couwenhoven weet dit perspectief af en toe heel geraffineerd te verschuiven naar de tweede en derde persoon enkelvoud, wanneer Jona teruggeworpen wordt op het verleden en niet alleen de rol van anderen, maar juist ook zijn eigen handelen in helicopterview waarneemt of overdenkt. In zijn gebedjes aan zijn moeder probeert Jona, buiten antwoorden en houvast, ook sturing te vinden voor Lieke.

De lange en samengestelde zinnen vol komma’s  – buiten de punt geen andere interpuncties – doen Proustiaans aan en zitten vol weemoedige reflecties en vertwijfeling, maar ook gloort er hoop. Parallel aan de chronologische opbouw van het verhaal neemt Couwenhoven de lezer kriskras mee door de tijd en de herinneringen van zijn hoofdpersonage. Hij maakt gebruik van flash backs en flash forwards, waarbij hij soms speelt met de tijd door te melden dat een voorval eigenlijk nog moet gebeuren.

Het gebed van Jonathan Simmers is een ontroerende roman over levensvragen die velen niet onbekend zullen zijn; vragen over het leven voor en na de dood van geliefden, nagedachtenis en herinnering, hoe alles met elkaar samen te brengen en je eigen amor fati te creëren. 

De laatste pagina’s zetten je aan het denken en laten je er nog uitgebreid op kauwen. Hoe de auteur het bedoeld heeft, is aan de lezer om te interpreteren, want alles is mogelijk. 

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Het gebed van Jonathan Simmers
Auteur: Martijn Couwenhoven
Pagina's: 208
Uitgeverij Thomas Rap
ISBN: 9789400410374
Verschenen: september 2023