dinsdag 28 september 2021

Maryse Condé - Tot het water stijgt


Het noodlot dat hem aankleeft

De roman Tot het water stijgt van Maryse Condé (Guadeloupe, 1937) heeft tien jaar op een Nederlandse vertaling liggen wachten. Dit voorjaar verscheen die van de hand van Martine Woudt. Condé, inmiddels 84 jaar oud, debuteerde in 1976 en schrijft hedendaagse verhalen die zich voornamelijk afspelen op de Caraïbische eilanden en in gekoloniseerde landen van Afrika. Ze heeft een behoorlijk oeuvre opgebouwd met Caraïbische literatuur en staat erom bekend, als zwarte auteur met een missie, pleitbezorger te zijn van het filosofische panafrikanisme. In 2018 kreeg ze de alternatieve Nobelprijs voor de Literatuur, toen de originele versie niet werd uitgereikt vanwege de strubbelingen in het Nobelcomité.

Marjon Nooij

In deze roman geeft Condé haar personages een eigen stem, door ze de ruimte te geven om vanuit hun eigen perceptie het verhaal over hun verleden te vertellen. Door dit vertelperspectief maakt ze de lezer deelgenoot van hun achtergrond en de tragedies ze hebben meegemaakt. Hiermee heeft ze een raamvertelling geschreven, in de ruimste zin van het woord. Ook haar eigen stem richt zich meer dan eens tot de lezer, wanneer ze je meeneemt terug in de tijd. Dit maakt het een meerdimensionaal verhaal met verschillende, diepere lagen.

Babakar Traoré – een jonge, alleenstaande arts, geboren uit een Malinese vader en een moeder uit Guadeloupe – wordt door de Haïtiaanse Movar geroepen om te assisteren bij de bevalling van een alleenstaande Haïtiaanse vluchtelinge, die bij de geboorte van haar dochter het leven laat. Eerder heeft de arts zelf zijn vrouw en ongeboren kind bij een ongeluk verloren. Omdat niemand in de mogelijkheid verkeert om voor de pasgeboren Anaïs te zorgen, besluit hij – in de vaste overtuiging dat het lot dit heeft bepaald – haar te adopteren.

'Het is bekend, het leven begint met een bloedbad. Maar dit hier was uitzonderlijk bloederig geweest. Het leek wel alsof de gestorvene had gevochten met een vijand die veel sterker was dan zij.'

In veelvuldig terugkerende nachtmerries wordt hij geplaagd door herinneringen aan zijn jeugd in Mali. Zijn moeder Thecla werd daar niet geaccepteerd door de gemeenschap in de veronderstelling dat ze een heks was; ze werd namelijk geboren met blauwe ogen. Nadat ze jong is gestorven, verschijnt zij regelmatig in zijn dromen om hem van moederlijk advies te voorzien. Dit geeft de roman een metafysische, magische toets. Het postume contact met Thecla geeft hem rust en stelt hem in staat om zijn angst en twijfels, die zijn nachtmerries hem bezorgen, te structureren. Gaandeweg wordt haar stem spottend en neemt ze afscheid van zijn dromen, met de mededeling dat ze een andere manier gevonden heeft om hem bij te staan.

Ook Movar heeft te maken met demonen uit het verleden, waarvoor hij eerder uit Haïti is gevlucht. Hij vertelt Babakar dat de moeder van Anaïs hem op het hart heeft gedrukt om – mocht er iets met haar gebeuren – met haar baby naar Haïti te gaan en haar naar haar familie te brengen. In Haïti wacht de Libanese Fouad – vriend van Movar – hen op. De drie mannen hebben gemeen dat zij ontworteld zijn en er ontstaat een hechte vriendschap die hen via diverse ervaringen zal loodsen naar het doel van de reis.

Onder de indruk van de abominabele levensstandaard in Haïti en besluit Babakar een weeshuis op te richten. Alleen wil het met de vrouwen in zijn leven niet zo vlotten en hij richt al zijn liefde op de baby.

'Babakars verdriet was grenzeloos. Estrella, de vrouw die hij maar één keer had gezien, één enkele keer maar, voegde zich in het pantheon der doden bij alle vrouwen die hij had liefgehad. Welk noodlot kleefde hem aan? Welk virus droeg hij in het geheim bij zich?'

Een groot thema is het klimaat, getuige de veelzeggende titel en de mogelijkheid dat de Caraïben ooit zullen worden verzwolgen door het wassende water. De verwoestende aardbeving en tsunami van 12 januari 2010 hebben een allesbepalende rol in het verhaal gekregen.

Stuk voor stuk zeulen de personages een rugzak vol verdriet en verlies met zich mee, doch verliezen ze nooit de moed om het beste uit het leven te halen. De auteur doet verslag van hun wel en wee, maar laat zich er niet toe verleiden om het sentiment dik aan te zetten; vlecht geestige woordspelingen door haar verhaal en dialogen, wat de toon lichthartig houdt. Het is een meeslepende zoektocht naar identiteit geworden die de gevolgen van ontworteling, armoede, vreemdelingenhaat en corruptie toont.

--

Eerder verschenen op Tzum

Titel: Tot het water stijgt
Auteur: Maryse Condé
Vertaling: Martine Woudt
Pagina's: 364
ISBN: 9789493081901
Uitgeverij Orlando
Verschenen: april 2021 

zaterdag 18 september 2021

Willem du Gardijn - Het einde van het lied

Recensie door Eric Waut
Uitgeverij Koppernik

Het einde van het lied

Er zijn zo van die leerkrachten geschiedenis die je nooit zal vergeten. Ze kunnen je meeslepen in het avontuur van de verbeelding. Ze dagen je uit op zoek te gaan naar wat meer achtergrond van bepaalde gebeurtenissen. Kantelmomenten in je schoolperiode. De saaie lessen wiskunde en andere leerstof is bij deze meesters van de vertelkunst even niet aan de orde. Willem du Gardijn kan volgens mij niet anders dan zo’n leraar zijn.

Het einde van het lied is een roman in drie delen. In het eerste deel maken we kennis met Aimé en Adriaan wier relatie zwaar op de proef wordt gesteld. Aimé worstelt blijkbaar met een gebeurtenis. Of is het haar onvruchtbaarheid? Ze gaat zich alsmaar vreemder gedragen en verliest alle controle.

'Ze droomde, was bang. Ze voelde zich naar, raar en duizelig. Nam een extra pil met wijn. Ze kreeg een vlaag van paranoia, liep midden in de nacht de tuin in om de mannen die haar wilden aanvallen zelf aan te vallen.'

Het gedrag van Aimé ontspoort. Je voelt de noodlottige afloop aankomen en vergeet het waarom te ontdekken. Er zijn weinig sporen in het verhaal hiervan. Af en toe een hint, maar zeker ben je niet. Toch is het toch nog even schrikken wanneer ze de finale beslissing neemt.

In het tweede deel vergezellen we Adriaan die, nadat hij zijn vrouw heeft verloren, in Italië vertoeft. Hij is op zoek naar het verhaal van de laatste levensdagen van de Romeinse keizer Hadrianus, je weet wel… die van de muur, van wie men bijna zeker is dat hij in 138 te Baiae is gestorven. Hij gaat op zoek naar het verhaal dat Marguerite Yourcenar in haar boek Memoires d’Hadrien niet heeft geschreven.

We volgen de wetenschapper tijdens zijn zoektocht naar de exacte plaats waar de keizer gestorven is. Een wat nutteloos onderzoek. Toch zijn er tal van andere wetenschapslui die hem helpen tijdens deze merkwaardige zoektocht. Je gaat echt mee op onderzoek. Allerlei kleine verhalen over de Romeinen komen aan bod. Heel onderhoudend. De geschiedenisleraar vertelt. Ondertussen observeert en ontdekt hij een ander Italië. Niet dat van musea en schoolreizen. Het is tijdens deze queeste en de confrontatie met dit andere land, dat hij een antwoord zoekt op de vragen die er zijn omtrent Aimé. Niet het antwoord waarom de doodzieke keizer toch nog de reis ondernam naar het afgelegen Baiae, maar de reden van Aimé haar beslissing.

In het derde deel is de keizer aan het woord. De laatste reis. Vereerd en gevreesd. Maar menselijk. Zijn einde nadert en dat weet hij maar al te goed.

'Zelfs het leven van een keizer was als een druppel die terugvloeide in de oceaan om daarin onnaspeurbaar op te lossen. Misschien dat mijn daden herinnerd zouden worden.'

Maar ook hier is de geschiedenisleraar aan het woord. Allerlei kleine verhalen over de keizer komen aan bod. Echt prachtig opgenomen in dit verhaal.

Het levenslied eindigt met de dood van de keizer. Waarom een leven eindigt is niet belangrijk, het zijn de herinneringen en wat we ons proberen voor te stellen. Wat de omgeving ervaart en nog kan terugvinden van deze persoon. Voor Adriaan zijn dit ook de nagelaten dagboeken van Aimé. Voor de geschiedkundigen zijn dit de geschriften, beeldhouwwerken, triomfbogen,… Wie op zoek gaat naar het verhaal krijgt daarom nog geen antwoord op de vele vragen, maar kan zich even laten opnemen in het verleden.

Dit is een zeer mooi geschreven boek. Een gids voor het aanvaarden van het onaanvaardbare.

We eindigen deze bespreking met een aan keizer Hadrianus toegeschreven gedicht.
(Vertaling Patrick Lateur)
 
'Mijn zieltje lief, mijn vlinderding,
gast en gezel van lijf en leden,
welk oord betreed je nu beneden?
Kleurloos en kaal, een kille kring,
je dartel spel wordt daar verleden.'


Willem du Gardijn (1964) debuteerde in 2008 met de roman Monografie van de mond, waarmee hij werd genomineerd voor de Academia Literatuur Prijs. In 2011 verscheen de verhalenbundel Negen raven en in 2016 de roman Bevrijding. Zijn verhalenbundel Het grote vakantiepark, die in 2018 verscheen, stond op de longlist van de BookSpot Literatuurprijs.
(Bron: boekomslag)

Titel: Het einde van het lied
Auteur: Willem du Gardijn
Pagina's: 229
ISBN: 9789083089836
Uitgeverij Koppernik
Verschenen: september 2021

maandag 13 september 2021

Lotte Dondorp - Zonder ons is er geen muziek

Recensie door Roosje 
Uitgeverij Atlas Contact

Zonder ons zijn er geen verhalen*

Altijd heb ik moeite met het beginnen in of aan een volgend boek. Met grote aandacht begin ik: situatie verkennen, personages leren kennen, de thema’s en het verloop van het verhaal opsporen; me vertrouwd gaan voelen in dat nieuwe boek. Dat kost me een tijdje en soms kost dat meer dan een tijdje en word ik ongeduldig: wanneer beginnen het verhaal, de personages, de situaties me te pakken en te boeien? In een verhalenbundel, zoals deze van Lotte Dondorp, Zonder ons is er geen muziek, is deze ‘wanneer-pakt-het-verhaal-me-situatie’ er constant. Net ben ik als lezer ingewijd of het verhaal is alweer afgelopen. Een verhaal - hoe korter des te dwingerder - moet je met grote aandacht lezen.

Deze bundel bevat achttien korte verhalen, tamelijk kort, in een totaal van 175 bladzijdes, dus nog geen 10 pagina’s per verhaal. Bij mij is ook altijd de vrees aanwezig dat ik de pointe van het verhaal niet snap, dat waar het in essentie omgaat. De meeste korte verhalen hebben een pointe, een min of meer plotselinge omslag aan het einde van het verhaal, waardoor het verhaal begrepen gaat worden. Soms word je als lezer op het verkeerde been gezet, zoals ik me herinner van veel verhalen van Roald Dahl. En evenzo ijverig zoek ik naar het gemeenschappelijk thema in die verhalen.

De personages van Dondorp zijn vrouwen en mannen - gek genoeg vond ik dat opvallend; blijkbaar ga ik ervanuit dat een vrouwelijk auteur vaak een over vrouwelijk hoofdpersonage schrijft; hmmm, nu val ik aardig door de mand; wat een vooroordeel! -. Soms zijn de figuren een ik-personage, soms een hij/zij, soms een volwassene en soms een kind. Soms krijgen ze een naam, maar niet altijd. Wat hen bindt in dit debuut, is hun zeer particuliere ongemakkelijkheid in het leven. De personages worden getroffen door een scheiding, of dood, of verlies, of ouder worden, of een existentiële crisis of iets dergelijks. Erg expliciet wordt hun situatie meestal niet - maar het snijdt hen in ieder geval wel af van hun omgeving - en dat is meteen het mooie van deze bundel: dat het allemaal niet te expliciet wordt. Ik merk dat ik dat ‘mooi’ vind en dat het me stoort als het soms wel een beetje explicieter wordt, zoals - naar mijn gevoel - in ‘De bruiloft’. (Zelf lezen dan maar, dan kom je er wel achter wat ik bedoel.)

Dondorp schrijft heel ‘sferisch’, de buitenwereld reflecteert vaak de situatie van het personage, zoals het roodborstje in de winter, in de sneeuw uit ‘En er is niets veranderd’. Houd het vogeltje in de gaten, dan krijg je een vermoeden wat er met het personage gebeurt. Van oudsher heet zo’n literaire vorm de ‘Natureingang’. Ik houd erg van de natuur, dus een dergelijke beschrijving is erg aan mij besteed. Maar evenzo heerst de Natureingang in ‘Van de aarde vallen’, dat zich afspeelt aan de uiterste westkust van Ierland, al ligt het hier misschien een beetje te veel voor de hand.

Hoe bespreek je dan een verhalenbundel? Lastig is dat. Tijdens het lezen probeer ik me zoveel mogelijk de verschillende verhalen in te prenten, maar ze allemaal gaan bespreken is natuurlijk gekkenwerk. Dan maar proberen de algemene noemer te bepalen. Iets heb ik er al over gezegd. Dondorp schrijft sferisch, en zuinig, geen overbodige woorden, weinig bespiegelingen, en het einde is wat je gerust kunt aanduiden met ‘een open einde’. Dat wordt niet door iedereen gewaardeerd. Je moet je als lezer gaan afvragen welke mogelijkheden er zijn, en omdat er veel niet benoemd wordt, moet je aanwijzingen gaan zoeken in de omstandigheden. Zoals het einde van ‘De zeemeermin’, misschien mijn favoriet uit de bundel. Er is sprake van wankelen vanuit een hoog punt - oei, dat is niet goed! - en daarna alleen maar de vlag aan de stok die ‘bleef bollen in de eindeloze kleuren van de zomer.’ (2021: 111)

Het overkomt mij herhaaldelijk dat ik nog eens terug moet lezen, want dan heb ik blijkbaar toch iets gemist. Of ik begin een verhaal overnieuw als ik het uit heb. Dat doen auteurs wel vaker, dat soort van ‘omgekeerd’ vertellen: het einde eerst, maar dat heb je als lezer niet meteen door, want jij begint voor je gevoel aan het begin. De auteur zet je op een verkeerd been - en hoeveel benen heeft een mens? -.

Heerlijk in ‘Met de wind mee’ is dat oma aan zee kwijt raakt; een omgekeerde situatie. Toen ik klein was lette mijn oma op mij en wist dat ik, totaal in beslag genomen door mijn spel met zand en water, met de wind in de rug langs het strand zou lopen. Daarom raakte ik niet kwijt.

De vrouw in ‘En er is niets veranderd’ spreekt tegen het roodborstje: ‘’We voelen een groot verdriet, we zijn iets verloren wat we helemaal niet hadden willen verliezen, maar we wachten gewoon tot het verdwijnt. Tot we vergeten hoe belangrijk we het vonden. Zonder dat er iets hoeft te gebeuren of te veranderen.’’ (ib.: 150).

Een erg sterk debuut zijn deze gebundelde verhalen van Dondorp. Ik ben blij verrast. Niet elke debuut levert een groot leesgenot.

* Ik kan het het niet laten om een beetje te spelen met de titel van mijn stukje. De titel van deze debuutbundel is Zonder ons is er geen muziek. Zo heet een van de verhalen: het gaat over een vader, een boswachter, die in het bos - weer een Natureingang trouwens - met zijn kinderen muziek maakt. Een familie-orkestje. Hun moeder, zijn vrouw, houdt het in het bos niet uit en gaat terug naar de stad. Weg is het fijne familie-orkestje. Zo ook gaat het met dit debuut: de lezers brengen de verhalen tot leven. Zonder lezers is er geen levend boek. En ik voel me een echte lezer; ik heb geen schrijversambitie. Dus de titel is een ode aan de lezers.

Lotte Dondorp (1987) studeerde literatuurwetenschap en filosofie. In 2019 rondde zij de vierjarige opleiding af aan de Schrijversvakschool Amsterdam. Haar verhalen verschenen op Revisor.nl, in Hollands Maandblad en Tirade. De verhalenbundel Zonder ons is er geen muziek is haar debuut en verschijnt in augustus 2021. (Bron: https://www.atlascontact.nl/auteur/lotte-dondorp/)

Titel: Zonder ons is er geen muziek
Auteur: Lotte Dondorp
Pagina's: 175
ISBN: 9789025459598
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: augustus 2021

donderdag 9 september 2021

Niels Roelen - Zwarte vogel

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Volt 

De afgesneden randen van het tableau van onze vriendschap

Het zal niemand zijn ontgaan dat in Afghanistan de Taliban met veel geweld de ruimte inneemt die de VN en NAVO achter zich hebben gelaten. Niels Roelen heeft de Koninklijke Militaire Academie (KMA) doorlopen en werd destijds diverse keren als majoor in het Nederlandse leger naar deze brandhaard uitgezonden.

Het schrijven is Roelen niet vreemd; over de missie in Uruzgan hield hij voor defensie een weblog bij, werkte mee aan een aantal verhalenbundels en schreef artikelen voor diverse kranten en tijdschriften. Na vijfentwintig jaar gediend te hebben, is hij fulltime schrijver geworden. Daarnaast geeft hij trainingen en lezingen op het gebied van Leiderschap. Over zijn ervaringen schreef hij eerder Soldaat in Uruzgan en Leven na Uruzgan, waarin hij op rauwe en indringende wijze verslag doet van de trainingen, voorbereidingen en doelstelling van de missies, de lamgeslagen, desolate bevolking, het werken onder continue dreiging en extreme druk, en in het bijzonder over de psychische belasting van de militairen. Met zijn romandebuut Zwarte vogel slaat Roelen een andere 'schrijversweg' in, door de overstap te maken naar fictie.

Olav van Bergen en Immo van der Kammen leren elkaar kennen op de KMA, waar ze beiden fanatiek lid worden van de roeivereniging. Tot het moment dat ze allebei uitgezonden worden, trekken de vrienden dagelijks met elkaar op. Een zeer verschillende missie valt het hen ten deel. Olav is een jaar bezig met de voorbereiding op het vertrek van een VN-missie naar Cyprus.

'Mijn VN-toelage maakt die zes maanden vooral tot een riant betaalde vakantie. In feite zijn we kinderjuffen die voorkomen dat de Turken en de Grieken elkaar in de haren vliegen. In de weekenden barbecueën we met de Argentijnen en gaan de soldaten die geen dienst hebben naar het strand om te surfen of te zeilen. Een aantal haalt vandaag zelfs zijn duikbrevet.'


Wanneer de NAVO begin 1999 een luchtoffensief opent in Kosovo, staat de eenheid van Immo wekenlang in opperste paraatheid en wacht op het moment van uitzending. Zijn ervaringen aldaar zijn echter van een geheel andere orde, maar er is te weinig tijd om zijn hart te luchten en volgens de berichten vergaat het hem goed.

'Hij heeft het niet over de regelmatige afrekeningen onder de bevolking, over het besluit van de NAVO om vijf of minder mensen die in een gat bij elkaar liggen niet te zien als een massagraf, maar gewoon als doorsnee criminaliteit. Het zijn geen onderwerpen die je aankaart als je maximaal twee minuten per week naar huis mag bellen met een bakelieten telefoon achter in een oude varkensschuur.'


Bij thuiskomst blijken de verschillen tussen hen onverenigbaar groot te zijn. Olav heeft zijn zaakjes op orde, trouwt en krijgt een zoon, doch Immo blijft malen over die vermaledijde oorlog, blijkt niet bestand te zijn tegen de traumatische ervaringen. Sinds zijn terugkeer zit zijn hoofd vol 'met rook uit Kosovo. Die oorlogssmog vertroebelt zijn kijk op de wereld. Hij wil het er niet over hebben en toch komt het af en toe in gilles-de-la-touretteflarden naar buiten.' Zijn onvermogen om de gebeurtenissen te bolwerken leidt tot PTSS en psychoses. Desondanks mijdt hij ostentatief de geboden zorg, is niet medicatietrouw en vertoont ontremd gedrag. Uiteindelijk wordt hij opgenomen op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, om vervolgens weer te ontsnappen.

Een aantal gewelddadige voorvallen leiden ertoe dat hij met justitie te maken krijgt en ten langen leste een gevangenisstraf uit moet zitten. Hierdoor komt hun vriendschap behoorlijk op scherp te staan en wordt de afstand tussen hen letterlijk en figuurlijk groter. Beiden moeten werken aan hun eigen catharsis en elkaar hun kwetsbare wang toe te keren.

Het centrale thema is de vraag of een jarenlange, onvoorwaardelijke kameraadschap met wederzijds vertrouwen, bestand is tegen deze druk en of die nog wel hersteld kan worden. Met name Olav zit gevoelsmatig danig in een spagaat en zal vanuit die positie moeten onderzoeken of hij over zijn eigen schaduw heen kan springen. Hoe loyaal kan men aan de ander blijven in dergelijke ontwrichtende omstandigheden? Waar de vriendschap hen eerst in de weg zit, zou diezelfde vriendschap uiteindelijk ook de redding voor Immo kunnen zijn. 'De afgesneden randen van het tableau van onze vriendschap schuif ik ook nu vakkundig onder het tapijt.'

Roelen heeft het rustig opgebouwde verhaal diverse lagen gegeven; speelt creatief met de chronologie, waardoor het verhaal vanuit het heden en verschillende flashbacks wordt opgebouwd.
Vanuit het perspectief van Olav leidt de auteur de lezer door het verhaal; zijn gedachten, boosheid, verdriet en wanhoop. Een intens en zeer geloofwaardig verhaal waarin Roelen, zonder het te verknoeien met macho taalgebruik en alfagedrag, het gedrag en de misstappen van van een getraumatiseerd man met mededogen en empathie beschrijft. Toch houden de nuchtere toon en de humor het licht genoeg en, ondanks het navrante onderwerp, blijft sentimentaliteit gelukkig achterwege.

--

Eerder verschenen op Tzum

Titel: Zwarte vogel
Auteur: Niels Roelen
Pagina's: 240
ISBN: 9789021423746
Uitgeverij Volt
Verschenen: juni 2021

vrijdag 3 september 2021

Albert Cossery - De trotse bedelaars

Recensie door Philipp van Ekeren
Uitgeverij Jurgen Maas
Schwob zomeractie 2021

Daar waar niets is, woedt de storm tevergeefs

Bij een kennismaking in Amerika wordt al vrij snel gevraagd hoeveel men verdient. Als je daar zegt dat je niet werkt oogt dat mateloos respect. Het betekent dat je genoeg geld hebt vergaard om nooit meer te hoeven werken. Daar moest ik aan denken bij het lezen van De trotse bedelaars van Albert Cossery.

Drie van de vier hoofdpersonen werken niet en leven een rijk en aardig zorgeloos leven. Want als je niets hebt en geen wensen najaagt hoef je je ook nergens zorgen om te maken. En als je ook nog amper eet en slaapt is een minimale levensbehoefte ruim voldoende.

'Hij kende armoede geen enkele waarde toe, het bleef voor hem een abstract gegeven.'

Ook al staan deze bedelaars op een laag maatschappelijk niveau, hun eruditie daarentegen is hoog.

Cossery schildert in zijn roman de vier mannen zo sterk en genuanceerd dat de lezer een nauwgezet beeld krijgt van de verschillende personages. In al zijn romans neemt hij trouwens ruim de tijd om de hoofdpersonen tegen het licht aan te houden. Dit verhaal wordt gelardeerd met de gedachtes van de protagonisten. Hun denkwijze, levenshouding, visie op de wereld komen uitgebreid aan bod en worden inzichtelijk voor de lezer. En af en toe sijpelt er iets door uit het verleden.

Degene waar het allemaal om draait en waar het verhaal mee begint is Gohar, een voormalige docent op de Universiteit, die op gegeven ogenblik expliciet voor het bedelaarschap heeft gekozen. Hij weet zijn bestaan te bekostigen door het uitvoeren van een eenvoudige boekhouding voor een hoerenhuis en het schrijven van brieven voor ongeletterden. Daardoor kan hij zich een aftandse kamer veroorloven met daarin een enkele stoel en wat kranten op de vloer. Hij voelt zich rijk, gelukkig en is zeer tevreden. Door een kleine onbalans in zijn leven begaat hij iets verschrikkelijks. Deze rimpel wordt echter al snel weer rechtgetrokken.

De twee andere heren bedelaars horen bij zijn entourage. De eerste is een oerlelijke crimineel, een kleine hasjdealer, die nog steeds onder de juk van zijn dominante moeder zit. Doordat hij welbespraakt is weet hij vrijwel elke gesprek naar zijn hand te zetten. Of het nu wildvreemde vrouwen betreft of politieambtenaren. Duidelijk is dat Gohar zijn meester. Hij hangt aan zijn lippen en wil werkelijk alles voor hem doen.

'Hij had kunnen weten dat een aap in de ogen van zijn moeder de gratie heeft van een gazelle.'

De tweede is een anarchistische dromer met een baan op het ministerie waar hij geen bal uitvoert. Ook hij is welbespraakt en zijn obsessie betreft het redden van een tbc-hoertje. Ook hij legt een levensgroot respect aan de dag voor Gohar.

'De politie zou strijd moeten leveren met een levende vijand, en wel een van de ergste soort: een optimist.'

De laatste heer die ten tonele verschijnt is een rechercheur. Hij vertegenwoordigt de onderdrukkende klasse. Een wereld die haaks staat op die van de trotse bedelaars. Daar heeft de rechercheur steeds meer moeite mee. Ook omdat hij in zijn functie en privéleven aardig ongelukkig is. De bedelaars komen door hun mensenkennis snel achter een zijn geheim. Hierdoor is de rechercheur gelijk geen bedreiging meer. Zijn gesprekken met de ongrijpbare en onbereikbare bedelaars blijken verhelderend.

Cossery heeft een unieke manier van schrijven. Door de innerlijke stem door het verhaal te vlechten krijgen de spelers diepte, komen tot leven en worden hun motieven en beweegredenen voelbaar. Alle superieure zinnen staan als een huis. Alle woorden zijn secuur gewogen en gekozen. Geen woord is overbodig. Maar het is zeker geen droge kost. Naast sprankelende dialogen wisselen humor en cynisme elkaar af.

'Ze zwegen en zonder van hun plaats te komen luisterden ze met verbazing naar de kreten van genot die in de kamer naast hen weerklonken. Na enige tijd hoorden ze het gerinkel van een ijzeren voorwerp: het was de waskom die de vrouw van de man zonder armen en benen gebruikte om zich te wassen nadat ze de liefde hadden bedreven.'


Daardoor is dit proza een genot voor elke taalliefhebber. Ik ben niet in staat om dit boek in de originele Franse uitgave te lezen maar, omdat de Nederlandse vertaling qua taal zo geweldig overeind blijft, wil ik hier een groot compliment maken voor de vertaler Rosalie Siblesz. 

Het mooie van literatuur is dat je kennismaakt met andere werelden, met andere denkbeelden, met totaal andere levens. Juist in onze huidige hyperkapitalistische maatschappij waar, voor veel mensen, alles draait om bezit is en de afstandelijke manier waarop we met elkaar omgaan is De trotse bedelaars voor mij een vermakelijke verademing. Een spiegel die aan het denken zet, zoals ook de rechercheur in deze klucht.


Lees hier de recensie van Marjon Nooij

Titel: De trotse bedelaars
Auteur: Albert Cossery
Vertaling: Rosalie Siblesz
Pagina's: 284
ISBN: 9789491921872
Verschenen: april 2021