maandag 27 november 2023

E.M. Forster - Maurice


Een misdadige ziekte

De bildungsroman Maurice van E.M. Forster (Londen, 1897-1970) is een Britse klassieker die werd geschreven in 1913-1914. Het is misschien niet Forsters beste werk – eerder werk van zijn hand bestaat uit Where angels fear to tread, The longest journey, A room with a view en Howards end –, maar wel het meest privé. Het beschrijft de ontluikende homoseksuele geaardheid van de hoofdpersoon, de bewustwording van de eigen identiteit en zijn worsteling daarmee.

Forster heeft het bij leven nooit uit willen geven. Tijdens de jaren dat het in de kluis lag, heeft hij het nog regelmatig bewerkt en in 1960 schreef hij een nawoord. Het zou nog tot 1971 duren eer het postuum verscheen, daar Forster had aangegeven dat het boek pas uitgegeven zou mogen worden na zijn dood. In 1987 verscheen de roman op het witte doek met een hoofdrol voor Hugh Grant.

Het is te bewonderen dat Fortser deze roman heeft geschreven in een uiterst homofobe tijd, waarin homoseksualiteit werd gezien als een psychiatrisch ziektebeeld en het bij wet zelfs verboden was om een relatie aan te gaan met iemand van de eigen sekse. In 1957 werd in Groot-Brittannië het Wolfenden Report gepubliceerd met het dringende advies om homoseksualiteit tussen mannen niet meer te bestempelen als criminele activiteit of als ziekte. Het zou echter nog tot 1967 duren voor het in Engeland werd gelegaliseerd en gedecriminaliseerd. Pas op 15 dec 1973 schrapte de American Psychiatric Association homoseksualiteit uit het lijstje van psychiatrische stoornissen. Hoewel Forster zijn homoseksualiteit in zijn vriendenkring nooit onder stoelen of banken heeft gestoken, is het wel te begrijpen dat hij dit voor het grote publiek geheim hield.

Marjon Nooij

Maurice is een roman in Victoriaanse stijl, vol verlangen, vertwijfeling en zich verloren voelen, zich afspelend in de middle upper class, waarin de zoektocht naar identiteit en klassenverschil centraal staat. Leraar Ducie, die ervan op de hoogte is dat Maurice uit een vaderloos gezin komt, ziet het als zijn nobele taak om de bijna vijftienjarige ‘onwetende ziel’ in te wijden in de geheimen tussen man en vrouw, en het uit te tekenen in het zand. ‘Alles hangt met elkaar samen – alles – en de schepping zit werkelijk prachtig in elkaar. Man en vrouw! O, het is zoiets moois!’ Het is nou niet direct informatie waar de jongen warm voor loopt en het wonder der schepping lijkt ver van zijn bed.

Op Cambridge maakt Maurice kennis met medestudent Clive Durham. Ze voelen zich beiden gentleman; carrière maken, respect krijgen en aanzien hebben is belangrijk, hoewel met name Clive nogal snobistisch is en niet wars van pretenties. Ze vermaken zich met studentikoze criquetwedstrijden. Tussen hen ontstaat grote genegenheid.

Maurice is eerlijk tegen zichzelf over zijn gevoelens voor Clive, maar doet toch zijn best een meisje het hof te maken, die echter instinctief aanvoelt dat er iets niet klopt. Clive en hij stoeien wat en het begint tussen hen te broeien, waarop Clive hem zijn liefde betuigt. Maurice houdt hem echter nog op afstand. Hij is onervaren, weet niet goed wat hij met zijn verlangens aan moet en herinnert zich het proces tegen Oscar Wilde uit 1895. Hij tracht zich daardoor aan te passen aan de verwachtingen en de geldende mores. ‘[…] het is de ergst denkbare misdaad, en je mag er nooit meer over beginnen.’ Maurice kan echter niet lang meer ontkennen dat hij zijns ondanks verliefd op Clive is, maar deze wil hun relatie naar een hoger niveau wil tillen en het zuiver platonisch houden. Fysieke intimiteit zou hun relatie maar bederven. ‘Zij hadden hun leven volmaaktheid gegeven, in ieder geval voor korte tijd.’

Wanneer Clive na een periode van ziekte voor een vakantie naar Griekenland vertrekt, lijkt hij ook op het ‘andere’ vlak genezen en schrijft zijn vriend: ‘Tegen mijn wil ben ik normaal geworden. Ik kan er niets aan doen.’ Clive trouwt – met de gedachte in het achterhoofd dat hij zijn stamboom en familielandgoed moet veiligstellen en zich moet conformeren om aan alle verwachtingen te voldoen –, maar de huwelijksnacht is meer een verplichte en technische aangelegenheid, daar de beide echtelieden niet weten wat er van ze wordt verwacht en Clive zich daar waarschijnlijk gemakkelijk achter kan verschuilen. Hij ontkomt niet aan de gedachte dat het huwelijk hem slechts ‘geestelijke vaagheid’ heeft gebracht, maar ook een respectabel aanzien.

Maurice blijft een regelmatige gast in het tanende huis van de Durhams. Het rivaliteitsgevoel is echter groot en hun vriendschap verandert totaal na Clives huwelijk. Ten einde raad bezoekt Maurice een arts – ‘[…] ook al zouden zijn lichaam en ziel geweld worden aangedaan. In deze wereld moest men trouwen of wegkwijnen.’ – hopende dat die hem kan genezen. Doch de dokter wuift alles weg als onzin; ‘zorg dat je de juiste vrouw vindt… dan zijn de moeilijkheden voorbij.’ Dan laat hij zich door Lasker Jones onder hypnose brengen. ‘Ik heb het al zolang ik mij kan heugen, en weet niet waarom. Wat is het? Ben ik ziek?’ Volgens Jones ‘kunnen frisse lucht en sport wonderen verrichten.’ Zelfhaat en suïcidegedachten dringen zich door eenzaamheid en liefdesverdriet aan de innerlijk gekwelde jongen op. Het is aangrijpend om te lezen hoe hij zich probeert te confirmeren aan de geldende waarden en normen.

Met in het achterhoofd dat homofobie, zelfs gepaard gaande met fysiek geweld, nog altijd bestaat, is Maurice nog steeds een actueel verhaal. Het is eerder al in 1977 verschenen in een vertaling van Theo Kars en Uitgeverij Nieuw Amsterdam heeft het onlangs opnieuw uitgegeven, waarbij er niet voor is gekozen om het te laten hertalen in meer hedendaagse schrijftaal. De stijl komt wat gedragen en gedateerd over, maar past wel goed bij de tijd waarin het is geschreven. Ook de destijds geldende omgangsvormen op de universiteit worden hierdoor schitterend in beeld gebracht. De erotiek is alleen tussen de regels te lezen, de auteur blijft terughoudend in zijn beschrijvingen.

Door het voorwoord te laten verzorgen door Splinter Chabot heeft de uitgever er waarschijnlijk op gegokt om ook het jongere publiek geïnteresseerd te krijgen voor de roman, vooral omdat de emoties die bij ontluikende seksuele gevoelens om de hoek komen kijken nooit zullen veranderen; laat staan de onzekerheden die opduiken wanneer je ontdekt dat je op je eigen sekse valt. Chabot noemt het een ‘sprookjesachtig liefdesverhaal’, maar het overgrote deel van de ervaringen van de hoofdpersoon zijn allesbehalve sprookjesachtig te noemen. Omdat de homoseksuele gevoelens door wetenschap, maatschappij en kerk niet serieus werden genomen, leidde dit bij Maurice en Clive tot onzekerheid, schaamte, ontkenning en zelfs walging en zelfhaat.

Op het landgoed van de Durhams ontmoet Maurice jachtopziener Alec. Ondanks het klassenverschil bloeit er een relatie op tussen de twee. Tot afschuw van Clive biecht Maurice op dat hij alles aan Alec heeft gegeven, niet alleen emotioneel, maar ook seksueel.

In zijn nawoord schrijft Forster dat Maurice is ontstaan door een ontmoeting met Edward Carpenter die diepe indruk bij hem heeft achtergelaten door een aanraking. In één jaar tijd schreef hij het manuscript dat hij heeft opgedragen ‘aan een gelukkiger jaar’, met geluk als leidmotief. Zelfs Forster zegt in 1960 dat zijn verhaal van vóór de twee wereldoorlogen ontegenzeglijk gedateerd is, met name door de atmosfeer en diverse anachronismen die erin voorkomen. De vroeg 20e-eeuwse mores staat natuurlijk ver van onze moderne realiteit af. Dit neemt niet weg dat we het heden ten dage als een klassieker kunnen lezen, waarin vooral Maurice de lezer het meest zal raken met zijn tragiek en onschuldige onbevangenheid. Pas wanneer hij zijn homoseksuele gevoelens erkent, verzet hij zich tot groot ongenoegen van zijn moeder tegen de Heilige Drie-eenheid.

Van William di Canzio verscheen in 2021 zijn debuutroman Alec, waarmee hij het vervolg schreef op Maurice vanuit het perspectief van Alec Scudder aan de vooravond van en tijdens de Grote Oorlog.

Maurice is een diep ontroerende roman over emotionele worstelingen, de zoektocht naar de eigen identiteit en begrip.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Maurice
Auteur: E.M. Forster
Vertaling: Theo Kars
Pagina's: 302
ISBN: 9789046831090
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
Verschenen: september 2023

dinsdag 21 november 2023

Şaban Ol – De laatste voorstelling


Wanneer men een clown zijn circus afpakt

Je hebt eindelijk een dag voor jezelf om in alle rust te gaan schrijven aan een nieuw toneelstuk; geen afspraken in de agenda, maar je vergeet helaas de stekker van de voordeurbel uit het stopcontact te halen. En ja, dan gaat de bel. Dit overkomt ik-figuur Erhan Aksoy die al geruime tijd op de planken staat met het epische Turkse theaterstuk Droefheid der dingen. Voor de deur staat ‘een zeiknatte man met in zijn hand een bos anjers’ die zich voorstelt als Ender Soylu. ‘Is het toevallig dat mijn dag verstoord wordt door iemand wiens naam ‘zeldzaam’ betekent?’ Tot grote ergernis van Erhan stelt Ender zich wat al te voorkomend en bescheiden op, wanneer hij vertelt dat hij de voorstelling al 157 maal heeft gezien en bekent er zeer door te worden geraakt. ‘Ender heeft een liefde ontwikkeld door Droefheid der dingen. De spanning tussen Ender en mij verdwijnt.’

De nieuwsgierigheid van de ik-figuur naar de motieven van zijn uiterst trouwe bezoeker, nopen hem zijn fan binnen te nodigen. Ender steekt direct van wal met goede raad: meer visuele elementen, de pauze overslaan ten behoeve van het ritme van de voorstelling en derhalve de changementen op het toneel laten plaatsvinden, minder interactie met het publiek en vooral letten op dissonante intonaties. Gaandeweg worden zijn bemoeienissen dwingender. Ender Soylu lijkt het hele stuk naar zijn hand te willen zetten en hij ontpopt zich tot een heuse stalker.

Marjon Nooij

Şaban Ol (Aksaray, Turkije, 1962) groeit vanaf zijn zesde op in Bursa in een gezin met zes kinderen en een afwezige vader die als arbeidsmigrant in Nederland verbleef. Vanwege gezinshereniging verhuist het gezin naar Alkmaar, waarna Ol op zijn zestiende volgt. Hij raakt daar gefascineerd door Filmtheater Provadja en besluit een regisseursopleiding te volgen. In 2000 is hij één van de oprichters van de interculturele theatergroep Theater RAST – het huisgezelschap van Podium Mozaïek in Amsterdam West –, waarvan hij de artistiek leider is. Hij vertaalt toneelstukken van het Nederlands naar het Turks. Eerder schreef hij in het Turks twee dichtbundels, nu gevolgd door zijn, eveneens in het Turks geschreven, debuutroman De laatste voorstelling die zich afspeelt in Beyoğlu (vroeger Pera), een kosmopolitische wijk in Istanbul. Erhan Gürer heeft de roman vertaald naar een zeer levendig Nederlands. De hoofdpersoon van De laatste voorstelling is geïnspireerd op bestaande Turkse theatermaker Ferhan Şensoy (1951-2021).

Wanneer Erhan de suggesties van Ender ten uitvoer brengt, stuit dat op ongenoegen van Cafer, de uitbater van het theatercafé, die zijn omzet van de drankverkoop ziet dalen en vreest dat hij zijn gezin niet meer kan onderhouden. Cafer oppert om de versnaperingen te verkopen tijdens de changementen. ‘Het zou een perfect Verfremdungseffekt opleveren’ ten behoeve van de nostalgie. Dat Cafer uiteindelijk de traditionele Turkse koffie en bieren inruilt voor commerciële, westerse eenheidsworst-merken is Erhan, net als de goedbedoelde tips van Ender, een doorn in het oog.

‘Jullie hebben een figurant van me gemaakt op mijn eigen podium. Mijn stuk verkracht, verdomme. Rot op! Ga van mijn podium af!’

In Beyoğlu, waar het wemelt van de louche en onfrisse nachtclubs, belandt Erhan in de Moulin Rouge om zich te verpozen. Ook Ender duikt daar plotsklaps op. Aan het eind van de avond krijgt Erhan een exorbitante, maar dubieuze rekening voorgeschoteld, waartegen hij protesteert. Dit resulteert in het krijgen van klappen en trappen, en hij belandt in een cel met 15 andere mannen, met tegenover hen een cel met transseksuelen. Wanneer hij hoort dat er aangifte tegen hem is gedaan, is dat het begin van een reeks kafkaëske ervaringen die steeds beklemmender gaan aanvoelen. Zo krijgt hij ineens een brief van het Ministerie van Cultuur, waaruit blijkt dat de censuurcommissie ook zíjn theaterstuk in de smiezen heeft:

‘We hebben geconstateerd dat u in uw stukken bovenmatig gebruikmaakt van slang en scheldwoorden. Dat druist in tegen onze nationale en morele waarden, zeden en tradities en heeft een slechte invloed op de jeugd. We hopen dat u begrip zult hebben voor de situatie en het nodige zult aanpassen. […]. Als u niet gehoorzaamt, kunnen we u een boete opleggen en kan uw theater worden gesloten.’


Wat Erhan echter grote zorgen baart, is dat Ender – zijn trouwste fan – van de aardbodem lijkt te zijn verdwenen. Tot zijn opluchting staat zijn vriend na verloop van tijd ineens voor zijn deur en vertelt hij zíjn kant van het verhaal.

Ol heeft een aantal autobiografische elementen verwerkt in zijn roman, maar schroomt ook niet om maatschappijkritisch te zijn. Zo haalt hij de censuur in Turkije aan, de corruptie, het verbod op transseksualiteit, de gevaarlijke en rechteloze positie van de lhbti’ers en het oppakken van mensen die toevallig op de verkeerde plek waren, zoals hem zelf ook is overkomen toen er een bom ontploft was bij een synagoge. Ook in zijn moederland zal zijn roman verschijnen en hij zegt goede hoop te hebben dat zijn tekst niet gecensureerd zal worden.

In verband met zijn Poolse tournee belandt Erhan voor een festival in Krakau, waarna het gezelschap doorreist naar Amsterdam, waar hem het trieste nieuws bereikt dat de bevriende transseksueel Tutku onder verdachte omstandigheden dood is gevonden. Bij terugkeer in Istanbul wacht hem een onaangename verrassing. ‘Ze hebben de clown zijn circus afgepakt.’ Het maakt duidelijk dat het ook de artistiekelingen niet gemakkelijk wordt gemaakt om hun creativiteit op hun eigen manier tot uiting te brengen.

‘Na afloop is er een staande ovatie en nodigt Demir ons en de andere festivaldeelnemers uit voor een diner in het Turkse restaurant Beyoğlu. Ik heb mijn hele leven in Beyoğlu doorgebracht, het staat centraal in Droefheid der dingen, dus ik weet niet of ik een surrogaat kan verdragen.’


De laatste voorstelling is een strak gecomponeerde roman, met een compacte plot, maar door de gelaagdheid toch een volle roman. Het staat bol van absurdistisch symbolisme, waarbij het Turkse systeem op gitzwarte, maar humoristische wijze op de hak wordt genomen. Door de geraffineerde en stapsgewijze opbouw wordt langzaam maar zeker steeds duidelijker in welk wespennest de ik-figuur zich bevindt. De spetterende dialogen maken deze debuutroman tot een feest om te lezen.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: De laatste voorstelling
Auteur: Şaban Ol
Vertaling: Ender Gürer
Pagina's: 160
ISBN: 9789083210896
Uitgeverij Jurgen Maas
Verschenen: augustus 2023

zondag 12 november 2023

Arjen van Meijgaard - Pretpark Paradijs en andere verhalen


Suggestieve, onorthodoxe verhalen, met soms een macaber tintje en een sterke pointe

‘De zwemmer zwemt niet meer.’ Met deze sterke en suggestieve zin begint Van Meijgaard het eerste verhaal in deze bundel. De voyeuristische dame bespiedt de man dagelijks, genietend van zijn jonge lichaam, maar ook ietwat gegeneerd. ‘Op het moment dat hij zijn zwembroek uitdoet, draait ze discreet de verrekijker de andere kant op.’ De grote vraag is of zíj zich eigenlijk wel onbespied mag wanen.

Arjen van Meijgaard (Den Haag, 1973) is docent Nederlands op de School voor Jong Talent, onderdeel van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 2017 debuteerde hij met de roman We hebben alles bij ons, in 2022 gevolgd door De laatste klanken van Icarus. Onlangs verscheen bij Uitgeverij kleine Uil de verhalenbundel Pretpark Paradijs, met daarin een twintigtal zeer uiteenlopende korte verhalen die eerder zijn gepubliceerd in diverse literaire tijdschriften. Een deel daarvan werd ook genomineerd voor literaire prijzen.

Marjon Nooij

Het schrijven van een bespreking van een verhalenbundel kost soms wat hoofdbrekens, omdat er meerdere kleine plots te lezen zijn en je nooit aan alles aandacht kunt besteden. De verhalen zijn zeer divers van opzet, setting, onderwerp, perspectief en sfeer; soms geestig, dan weer absurdistisch. Subtiele aanwijzingen vallen bij overdenken of herlezing goed op zijn plaats. Er wordt mooi gebruik gemaakt van de techniek show, don’t tell. Het gebruik hiervan is geen wet van meden en perzen – soms móet je gewoon iets vertellen ter verduidelijking –, maar het geeft duidelijk meer kracht aan het verhaal.

Een verrukkelijk schurend verhaal is ‘Mannen’, waarin Lucas opgroeit zonder vader. Hij hoort zijn moeder tegen iedereen vertellen dat hij is overleden, maar Lucas weet donders goed wie het is en hij volgt hem soms. Bij Lucas thuis komen er regelmatig mannen over de vloer, soms eenmalig, soms frequenter, maar meestal ontwijkt hij de heren door uren door de stad te slenteren. Geleidelijk ontstaat er in zijn kinderlijke logica een vertederend plannetje om zijn moeder in bescherming te nemen tegen de lange rij vreemde bezoekers.

‘Wie zijn vader is, is hem bekend, maar daar blijft het ook bij. Het is de man die drie straten verder woont en getrouwd is met een vrouw met één arm. Lang heeft Lucas gedacht dat zijn vader bij die vrouw bleef, omdat hij medelijden met haar had, maar als hij zijn moeder mag geloven, is het een ongevoelige man die alleen aan zichzelf denkt. Bij de eenarmige vrouw heeft zijn vader een tweeling. Twee meisjes die drie jaar jonger zijn dan Lucas. Hij groet de meisjes als hij ze op straat tegenkomt en weet dat zij niet weten wie hij is. Hij is er trots op hun halfbroer te zijn, ook al zal hij dat nooit zeggen.’


In het morbide, maar humoristische verhaal ‘De barbier’ hoopt Willem zichtbaar op te knappen van een goedgeknipte coupe. De klassieke eenmanszaak lijkt een weldaad van rust en oprechte aandacht, maar een kopje koffie weigeren lijkt uit den boze. De kapper gaat er prat op om het hele hoofd onder handen te nemen en het vandaag helemaal af te maken: oor- en neusharen, wenkbrauwen, snor én baard. En ook dat kan Willem niet weigeren…

Het titelverhaal ‘Pretpark Paradijs’ vertelt over iemand die een aantal weken opgesloten zal worden. Waarom dat is, wordt heel langzaam duidelijk. Maar niet voor de ik-figuur. ‘Omdat ik geen grens zie tussen werkelijkheid en fictie. Nooit gezien heb. Dat is tenminste wat ze denken.’

Het motto dat uit Kroniek uit een leven dat voorbijgaat van Fernando Pessoa komt, geeft eigenlijk al aan dat er in deze bundel sprake is van een varia van verhalen met een wat onorthodox karakter. 

‘Spring niet te lichtvoetig om met alles wat er maar aan trivialiteit en banaliteit in het leven moge zijn, met wat tragisch is en triest, met wat blijdschap brengt of onbeduidend lijkt.’


Het verhaal ‘Expositie’ is een knipoog naar het hoofdpersonage uit Van Meijgaard’s laatste roman De laatste klanken van Icarus. De ik-figuur wordt door een passante opgemerkt, wanneer hij als straatmuzikant bij de ingang van een museum viool staat te spelen. Tegen een riante vergoeding wordt hij ingehuurd om op een expositie voor de muziek te zorgen. ‘Misschien klinkt het af en toe te melancholisch, maar trieste vrolijkheid bestaat ook.’ Wanneer ze hem na afloop nog even thuis uitnodigt voor een afzakkertje, ziet hij nogal macabere schilderijen hangen met bloederige taferelen. Door dit gegeven als een spiegelplot in zijn korte verhaal te verwerken, rondt de auteur het verhaal af met de illusie van een femme fatale.

Van Meijgaard weet de lezer stante pede zijn verhalen in te trekken door met een sterke zin af te trappen en zich te beperken in het weggeven van hints. Het verhaal wordt binnen de kaders getoond, maar door spanningsvelden te creëren en spaarzaam te zijn in het beschrijven van details, wordt de lezer uitgenodigd om out-of-the-box te gluren.

Het overgrote deel van de verhalen eindigt met een sterke pointe, die verrassend is en soms zelfs een spannende toets of een plottwist aan het verhaal geeft. De auteur weet in een relatief beperkt aantal bladzijden een krachtig verhaal neer te zetten.

Een verhalenbundel leent zich over het algemeen niet voor binge-reading, daar elk verhaal het verdient om er nog even op te kauwen. Ondanks dat we net één verhaal tekort komen om er de adventsdagen mee te vullen, lenen de verhalen zich bij uitstek om in de donkere dagen te lezen of te worden voorgelezen. 

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Pretpark Paradijs en andere verhalen
Auteur: Arjen van Meijgaard
Pagina's: 156
Uitgeverij kleine Uil
ISBN: 9789493323100
Verschenen: november 2023


zondag 5 november 2023

Alexander Reeuwijk - Oog in oog met de goden


Uitzonderlijk gelaagd boek over de dansende Shiva en zijn makers

In 2013 loopt Alexander Reeuwijk in Amsterdam het Aziatisch Paviljoen van het Rijksmuseum binnen en kijkt hij ‘recht in de ogen van de Nataraja, de dansende Shiva, een grote bronzen sculptuur die op een sokkel midden in de zaal stond opgesteld. Ik kon er letterlijk en figuurlijk niet omheen en werd gevangen in zijn blik.’ Hij kijkt en beschrijft de god met het androgyne uiterlijk minutieus, waarbij er tal van vragen oprijzen naar de betekenis van de vele symbolen, de tegenstellingen – onder andere schepper en vernietiger – die de god vertegenwoordigt, de herkomst en gebruiken.

Die ontmoeting met het anderhalve meter hoge beeld resulteerde onlangs in het verschijnen van zijn boek Oog in oog met de goden, met als ondertitel: Een zoektocht naar Indiase bronzen en hun makers. De dansende vierarmige hindoegod Shiva, is in de hoedanigheid van Nataraja een van de meest aanbeden goden in voornamelijk het zuiden van India en maakte grote indruk op hem, hoewel hij op dat moment nog niet wist waar het beeld uit die andere cultuur voor staat.

Marjon Nooij

Alexander Reeuwijk (1975) studeerde fysiotherapie, maar na zijn afstuderen kreeg het reisvirus hem in zijn greep. Hij schreef over landen als Indonesië (o.a. Reizen tussen de lijnen en Varanen, orang-oetans en paradijsvogels) en Iran (Achter de sluier het land), en schreef hij over de geschiedenis van de evolutieleer in Darwin, Wallace en de anderen. Tevens is hij regelmatige gast in het radioprogramma Vroege vogels waar hij de mooiste en opvallendste internationale natuurboeken bespreekt en schrijft hij voor het literaire vogelaarstijdschrift De scharrelaar.

Zijn fascinatie voor de Shiva in de verschijningsvorm van Nataraja – de koning van de dans – en het plan om er onderzoek naar te doen, leidt hem naar India, waar hij zich jarenlang onderdompelt in zijn zoektocht. Een bezoek aan Vasanth, een bronzen beeldenmaker (stapathi) in het Zuid-Indiase dorp Bommayapalayam, in de deelstaat Tamil Nadu, resulteert in een hechte vriendschap met de familie die hem zelfs een appartement aanbiedt op de bovenste etage van hun huis. Gedurende de laatste zeven jaar bezoekt Reeuwijk het land met grote regelmaat en woont hij bij elkaar drieënhalf jaar bij de familie, waarbij hij alle perioden van het jaar van nabij meemaakt en ook de familie van binnenuit goed leert kennen. Heel bijzonder is hun vertrouwen in hem en dat de familieleden hem toestemming geven om ook over hen te schrijven. Dit resulteert in een dagelijks terugkerend ritueel; lunch met Vasanth.

Tijdens hun gesprekken leert hij de gebruiken en de geheimen kennen van het metier van de bronzen beeldenmakers, hoort hij niet alleen over Indiase tradities – hij laat bijna zijn haar afscheren tijdens een ritueel waarbij kinderen worden geschoren –, religieuze festivals en hun symbolisme, het gebruik van de zandtekeningen, de betekenis van de beelden en het leven op het platteland, maar tevens over de voortschrijdende modernisering, tegenslagen en politieke aangelegenheden. Waardevol en interessant is de openheid van Vasanth die intieme details met Reeuwijk deelt; zoals familieperikelen, zijn toekomstvisie, het despotisme van de pater familias, uithuwelijking versus liefdeshuwelijken en hoe hij aankijkt tegen rituelen en tradities, en daar een modernere visie op heeft. Over zijn kinderen zegt hij:

‘‘Het enige wat ik hoop is dat ze gelukkig worden. Van mij hoeven ze helemaal niets en mogen ze doen wat ze willen. Ik zal ze nergens om veroordelen. Ze mogen studeren wat ze willen en mogen later zelf hun partner zoeken, maar als ze liever willen dat ik het doe, zal ik het met liefde voor ze doen. Kanaga en ik proberen ze zo goed mogelijk voor te bereiden op de toekomst, voor zover we dat kunnen uiteraard. Het enige wat ik belangrijk vind, is dat ze weten waar de familie vandaan komt. Ja echt, het allerbelangrijkste in het leven zijn mijn kinderen, Yazhini en Dhiya.’’


D
aarnaast knoopt Reeuwijk op zijn zwerftochten gesprekken aan met allerhande mensen die de religie en gebruiken kennen of beleven, bezoekt hij musea en duikt hij veelvuldig in de archieven op zoek naar gebeurtenissen uit het koloniale verleden en naar de geschiedenis van de Chola-periode, waarin veel bronzen zijn vervaardigd. Een zoektocht naar handelaars in aziatica leidt hem naar Parijs, waar hij behoorlijk vasthoudend moest zijn om informatie te verkrijgen over de omstreden praktijken van de handelaars Gabriel Jouveau-Dubreuil en de Chinese C.T. Loo.

De ooit in tijden van gevaar begraven beelden worden nog dagelijks gevonden bij werkzaamheden. Veel beelden zijn in de koloniale periode geroofd, de grenzen over gesmokkeld en verhandeld. In 1972 ontstond er een wet die bepaalde dat het Indiase cultureel erfgoed beschermd dient worden. Hierdoor wordt er wereldwijd driftig gezocht en teruggehaald wat is opgespoord. Helaas verdwijnen de teruggekeerde bronzen in een Indiaas depot. Hoe controversieel het misschien ook is – of niet – dat er zich een bronzen Shiva in Amsterdam bevindt, maar menig lezer zal het met eigen ogen willen aanschouwen in ‘Het Rijks’.

Oog in oog met de goden is een uitzonderlijk gelaagd boek; het resultaat van een jarenlang onderzoek en de innige vriendschap met de familie van zijn vriend. Hij beschrijft het proces dat bij het beeldenmaken komt kijken, het fluweelzachte zand van de oevers van de rivier de Kaveri dat bij uitstek geschikt is om de kleinste details te verkrijgen, en het kastensysteem van de stapathi’s. Hij bezoekt in tempels het heilige der heiligen en festivals waarbij Nataraja, ritueel gewassen, aangekleed en behangen met bloemenkransen, in een processie aan touwen door de straten wordt getrokken.

‘Ik stap uit de haag van toeschouwers en loop naar het touw. Maar vlak voordat ik me tussen de trekkers heb gewurmd, het touw kan vastpakken en mee wil gaan trekken, wijst Kannan me op mijn slippers. ‘Die moeten uit, Alex!’ gilt hij boven de muziek, het gegil en gejoel uit. ‘Je trekt de wagen op blote voeten, uit eerbied voor de goden!’
Uiteindelijk help ik ruim twee uur mee met het trekken, tot we het platform bereiken waar de processie vanochtend om acht uur begon. Het is inmiddels donker geworden. Onder luid gegil en applaus en onder begeleiding van trommels, schellen en toeters wordt de praalwagen aan de aanlegplaats geparkeerd, na een paar minuten gevolgd door de tweede praalwagen met Sivakami. De rondgang heeft in totaal bijna negen uur geduurd. Sommigen hebben al die uren getrokken – terwijl mijn handen na een luttele twee uur al branden door het ruwe touw, mijn voeten zeer doen van het asfalt en ik mijn shirt kan uitwringen. Toch voelt het als een louterende ervaring.’

 

Reeuwijks schrijfstijl is zeer verzorgd en meeslepend, waarbij hij zijn eigen handelen af en toe humorvol op de hak neemt. Maar de verbondenheid met de familie en het zich openstellen voor alles wat het land hem biedt, doen ook iets interessants met hem en laten hem uiteindelijk ‘keel-dichtsnoerend’ reflecteren op zijn eigen handelen.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Oog in oog met de goden
Auteur: Alexander Reeuwijk
Pagina's: 400
Uitgeverij Querido
ISBN: 9789021468518
Verschenen: augustus 2023