dinsdag 30 november 2021

Iris Wolff - De onscherpte van de wereld

Recensie door Roosje
Uitgeverij Signatuur


Of je nu door de kat of de hond gebeten wordt

Veel weet ik niet van Roemenië, het land waarin een groot deel van deze roman van Iris Wolff zich afspeelt. Het is niet toevallig dat ik zo nu en dan aan de romans van Herta Müller moet denken, een Roemeens auteur die in het Duits schrijft. De min of meer verhuld beklemmende sfeer hebben de romans gemeen.

In het kort gezegd gaat deze roman over het leven onder het communisme en over het leven na het communisme. De plaatsen zijn het Banaat, de uiterste westhoek van Roemenië waar een veelheid aan culturen en talen elkaar ontmoeten: men spreekt er Duits, Slowaaks, Hongaars, Roemeens, Tsjechisch, Joods, Servisch en het eigen Banaatse dialect. Verder pikken we een beetje Duitsland en een heel klein beetje Hongarije mee.

Onder het communisme met narigheid als hongersnood, de genadeloze anti-abortuswet, ondervraging door de Securitate, de Roemeense geheime dienst (lees hiervoor ook Herta Müller) en ontsnappingspogingen naar het vrije Westen was het leven niet makkelijk. In het vrije Westen is het leven evenmin altijd prettig. Misschien is het ook zo dat beklemming en tegenspoed in wat voor een vorm ook deel uitmaken van een mensenleven.

De opbouw van de roman is bijzonder. Het eerste hoofdstuk, waarin moeder Florentine en zoontje Samuel centraal staan vind ik het mooiste. In dit hoofdstuk komen bijna alle mensen voor die in de volgende verhalen een rol spelen. De hoofdstukken hebben een losse samenhang. Ze volgen niet op en niet uit elkaar (een milde vorm van zeugma vermoed ik; niet op letten en gewoon doorlezen). De verschillende verhalen hangen onvast aan elkaar, zelfs zodanig onvast dat ik op enig moment dacht meer met een verhalenbundel te maken te hebben, maar toch is de samenhang wel zodanig hecht dat je van een roman kunt spreken.

In het eerste hoofdstuk maken we kennis met Florentine, die zwanger is; ze heeft sproeten en is mager; ze draagt een broek met wijde pijpen en een jak met borduursel (type hippiemeisje, denk ik). Ze is opgegroeid in de stad maar is haar man, die predikant is, gevolgd naar het Bataat, een landelijk gebied. Haar man heeft een baard en lang haar; behoorlijk ongewoon in dat plattelandsgebied dat meer gedomineerd wordt door schapen, een heilig dier in Roemenië, zegt de auteur, natuurlijk niet zonder ironie, maar evenmin gespeend van liefde. De dorpelingen is dit stel niet op voorhand goedgezind. Er gebeuren een paar zeer droevige zaken, maar ook heel mooie en lieve dingen. De sfeer is dromerig, poëtisch maar ook verhuld beklemmend. Niet overal wordt die beklemming heel erg expliciet gemaakt, maar zij is meer dan voelbaar.

In de volgende hoofdstukken komen onder anderen voor het voetlicht: Florentines man Hannes, die misschien wel liever voetballer was geworden dan dominee en die graag gitaar speelt. En dan is er Hannes’ moeder Karline; Florentines zoon Samuel, die eigenlijk herder wil worden (schapen spelen op meerdere plekken een grote rol); Samuels vriendinnetje Sana; Samuels vriend Oz (Oswald) en de draak; Bene (Benedict), die in het eerste hoofdstuk komt aanwaaien bij Florentine en Hannes, en die Samuel vele jaren later opnieuw ontmoet.

Een mooie anekdote is hoe de Zwarte Zee, waarnaar Bene en zijn vriend Lothar op weg zijn, aan zijn naam komt: De Perzen gaven de windrichtingen de naam van een kleur. Het Westen is wit; het Oosten is groen; het Zuiden is rood en het Noorden is zwart.

De werkelijkheid is bizar en weerbarstig. Als Florentine na een helse tocht op een slee met vaten gezouten vis in het ziekenhuis van de stad komt - treinen rijden er door dichte sneeuwval niet meer -, verdenkt de dienstdoende arts haar van een mislukte abortus. Florentine heeft al eerder een kind verloren en hoopt innig dat dit kind voor haar behouden blijft. De arts is zo gefocust op vrouwen die een abortus willen plegen dat hij alle vrouwen met zwangerschapsproblemen als potentiële misdadigers beschouwt. Gruwelijk is wat zij ziet als zij naar de wc moet. (Dat verklap ik niet natuurlijk….)

‘Je had het grijs van de lucht.
De rivier en de weilanden.
De uitgestrekte vlakte en de eenzaamheid.
Je had de rand en het midden.
Het ja en het nee.
De onzekerheid.
En toch, dacht Florentine, laat dit landschap je zoals je bent.’ (2021: 37)


In dit alles, tussen mensen, hun arbeid, de dieren (schapen) en het land (fruitbomen, akkers), de lucht (vliegtuigjes, draken) speelt het water (vissen) een fundamentele rol: het vruchtwater, de sneeuw, de beken waarin de kinderen zwemmen, de rivieren en als toppunt de zeeën: de Zwarte Zee en de Oostzee. Het water geeft en het water neemt.

Een indrukwekkende, beklemmende en poëtische roman.

Iris Wolff (1977) werd geboren in Hermannstadt (Duitstalig Roemenië) en is onder andere opgegroeid in het Banaat, de uiterste westelijke hoek van Roemenië. In de jaren tachtig verhuisde haar familie naar Duitsland. Ze studeerde taal- en letterkunde, religie en kunst. Zij publiceerde hiervoor al drie romans. Zij oogstte daarmee veel lof en won een aantal literaire prijzen.

Titel: De onscherpte van de wereld
Auteur: Iris Wolff
Vertaling: Chiara Tissen
Pagina's: 214
ISBN: 9789056726874
Uitgeverij Signatuur
Verschenen: september 2021

maandag 8 november 2021

Peter Sloterdijk - Theopoëzie. De hemel tot spreken brengen

Recensie door Erik Waut
Uitgeverij Boom

Een filosofisch detectiveverhaal


In zijn recent verschenen boek,
Theopoëzie, dat
zeker niet te omschrijven is als ‘geestelijke amusementsliteratuur’, lijkt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk religie als een soort letterkundig verschijnsel (theopoëtische constructies die zich willen onderscheiden van mythen, culten en ficties van andere culturen) te willen aanduiden. Hij introduceert hierbij het begrip theopoëzie.

Het werk bestaat uit twee delen en begint bij de Griekse antieke cultuur waar de ‘Olympische kliek’ door Homerus als sprekende goden worden voorgesteld. Dit concept werd ook gebruikt in de Griekse theatercultuur waar de goden door een ‘theologeion’ worden geïntroduceerd (techniek om personages van boven af met een kraan te doen verschijnen). Het concept van de toespraak van de goden komt later in diverse vormen terug, denk maar aan de preek vanaf de kansel. Plato (ca. 427 v. Chr. – 347 v. Chr.) slaagde er in fictie en waarheid los te koppelen. Dit effende later het pad voor Augustinus (354-430) met zijn concept van ‘vera religio’, de ‘ware religie’. Een ‘modus vivendi’ waarbij de christelijke grondbeginselen tot hun recht komen. Na een kort intermezzo over het Oud-Egyptisch model om toenadering tot de goden te zoeken – waarbij de farao vanuit zijn paleisvormige ‘theologeion’ signalen de wereld instuurde – gaat hij dieper in op de gevolgen van de tussenkomst van Plato.

Sloterdijk komt halverwege het eerste deel met een belangrijke tussenconclusie, meer bepaald dat men religie dient te zien als de resultante van verbeelding, gebundelde fabels. Zo zal hij verder Dante zijn De Goddelijke komedie aanduiden als theologisch bewerkte dichtkunst. Goddelijke dingen worden vanaf nu toegeschreven aan de zogenaamde “openbaring”.

Vervolgens bespreekt Sloterdijk de doctrine van de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968). Religies worden door deze gezien als kuiperijen van mensen in het belang van hun zelfzekerheid en zelfverheffing. Hij behoort tot de zogenaamde dialectische theologie die benadrukt dat er een tegenstelling bestaat tussen God en de mens. Dit deel van het boek is niet gemakkelijk te doorgronden.

Bij het einde van het eerste deel komt, met toch een ironisch toontje, de zogenaamde Enchiridion symbolorum, definitionum et declarationum de rebus fidei et morum” aan bod. Dit is een soort van compendium van geloofsbelijdenissen en kerkelijke uitspraken. Ze werden opgetekend, initieel vanaf ca. 1854, door de theoloog Heinrich Joseph Dominicus Denzinger (1819 - 1883) en later aangevuld. Diverse standpunten worden weergegeven die inmiddels achterhaald zijn of op zijn minst als opmerkelijk kunnen worden aangeduid. Voorbeeld is het bericht van het Heilig Officie op verzoek van de aartsbisschop van Tarragona dat men het natuurlijk alcoholgehalte van de miswijn mocht verhogen door er ‘geestwijn’ (spiritus) aan toe te voegen, zolang het alcoholgehalte niet hoger werd dan 17 tot 18 procent. Heilige zelfcitaten vanwege de theologeion van de Heilige Stoel.

In het tweede deel keert Sloterdijk terug naar zijn uitgangspunt: de innerlijke relatie tussen godsdienst en poëzie. Hij ziet deze als het ware als middel om de gemeenschap, de sociale cohesie, te versterken. Later heeft volgens Sloterdijk het christendom zijn plaats gekregen in het Romeinse rijk omdat Constantijn de Grote (ca. 280-337) dit als raamwerk zag voor zijn imperium.

Hoogtepunt van dit werk, dat evenwel bij momenten gaat verglijden in filosofische anekdotiek, is toch wel het zeventiende hoofdstuk: “Poëzie van de overdrijving: de religievirtuozen en hun excessen”. Zo zijn er onder andere de boetedoeningen, vertraagde executies en kluizenaarschap. Religie bleef opmerkelijk zolang ze in staat was – via betoveringen die ver afstaan van de rede, door bizarre rituelen en goed gedoseerde absurditeiten – de aandacht te trekken.

Sloterdijk onderzoekt aan het einde van zijn werk de zogenaamde religieuze propaganda. Diverse religieuze systemen gaan in de hedendaagse maatschappij aan de slag alsof een product moeten worden verkocht. Hij komt finaal vrij triomfantelijk met de bedenking dat religie voor een groot deel aan belang heeft ingeboet. Na de verlichting was het initieel voor de mens namelijk onmogelijk om ongelovig te zijn. Zelfs tijdens de Franse revolutie werd er kunstmatig één of andere religie in elkaar geknutseld. Maar religie, en dit is zowat een eindconclusie (of deze terecht is, durf ik te betwijfelen), is stilaan zijn greep op de maatschappij aan het verliezen. Illustratief is volgende observatie:

In de onvoltooide verlichting moet de ‘religie’ zich beperken tot een terrein waarvan ze kan beweren dat het haar specialisme is. Ze heeft echter geen volmacht te bepalen waar de grens van dit terrein loopt, (..). Vallen er Duitse soldaten in Afghanistan, dan zal een staatsminister de ereceremonie leiden, eventueel bijgestaan door een vertegenwoordiger van deze of gene geloofsgemeenschap. Breekt er een pandemie uit, dan worden kerken, synagogen en moskeeën gesloten en interpreteren ministers van gezondheid en virologen de situatie.”


De auteur lijkt zijn standpunten absoluut te willen verbergen achter een parade van wat aangedikt taalgebruik. Allerlei termen worden geïntroduceerd (wat dacht je van: dithyrambisch opgewonden) waarbij de bedenking overheerst of hij nu aarzelt om standpunten in te nemen of gewoon probeert indruk te maken. Eens je door de mistbanken van het taalkundig bochtenwerk raakt, valt alles wel best mee…. soms. Je staat versteld over de kennis van deze filosoof, over de hoeveelheid historische en filosofische weetjes die hij op je loslaat. Erudiet, maar waar zijn de grote ideeën?

Maar, ik heb niet altijd behoefte aan de grote dogma’s, het waren gewoon leuke verhalen. Filosofische toogpraat die mij allerlei nieuwe werken heeft leren ontdekken (voorheen nooit gehoord van Karl Barth en een paar gedichten van Friedrich Hölderlin (1770-1843) zal ik toch eens grondig bestuderen). Dat is mij best. Zo leerde ik bijvoorbeeld via dit werk het prachtige kortverhaal Prometheus van Franz Kafka kennen dat op het eind van dit boek aan bod komt. Dit citaat van Kafka is opmerkelijk:

(..) De sage probeert het onverklaarbare te verklaren. Daar zij uit een grond van waarheid is ontstaan, moet zij weer in het onverklaarbare eindigen.”


Kortom, een mooi maar vrij moeilijk te lezen tussendoortje dat ik vrijpostig als een filosofisch detectiveverhaal zou willen omschrijven.

Over Peter Sloterdijk

Peter Sloterdijk (1947) wordt beschouwd als één van de tenoren van de hedendaagse Duitse filosofie. Hij is een controversiële denker en auteur van diverse filosofische bestsellers. Hij werd geboren te Karlsruhe en studeerde wijsbegeerte, geschiedenis en germanistiek aan de universiteiten van München en Hamburg. Bekende werken zijn: Kritiek van de cynische rede, Sferen en Globen.

Over de vertaling

De zeer degelijke Nederlandse vertaling is van Mark Wildschut. Af en toe zorgt hij in een eigen voetnoot voor enige verduidelijking. Hij vertaalde eerder reeds andere werken uit het Duits. Bekendste is toch Zijn en tijd van Martin Heidegger.

Titel: Theopoëzie. De hemel tot spreken brengen (vertaling uit het Duits: Den Himmel zum Sprechen bringen. Über Theopoesie
Auteur: Peter Sloterdijk
Vertaling: Mark Wildschut
Pagina’s: 320
ISBN: 9789024433360
Uitgeverij Boom
Verschenen: oktober 2021

dinsdag 2 november 2021

Arnold Jansen op de Haar - Schurft

Recensie door Mireille Bregman
Holland Park Press


Heleboel vragen over één boek


Schurft is een boek dat niet direct makkelijk leest, maar wel gespreksstof biedt. In dagboekachtige stijl, wat ik pas snapte toen ik doorkreeg dat elk hoofdstukje op een nieuwe pagina begon, wat een late constatering lijkt, maar te rechtvaardigen is door het ontbreken van tijdsaanduidingen, zet Arnold Jansen op de Haar zijn gedachten op papier. Dat gaat soms in zinnen met gedachtesprongetjes. En soms ook in best korte zinnen. In het begin kwam ik er niet doorheen, het duurde tot pagina 70 voor ik de cadans van het boek had en erin mee kon gaan. Waarom toch doorlezen? Ik kreeg het van iemand toegespeeld en de auteur zet interessante vragen op de achterflap die ik eigenlijk wilde beantwoorden. Soort experiment dus waarbij ik niet wilde opgeven.

Is het een liefdesverklaring of verraad van de verteller? Geheimen bewaren of vertellen? Is het boek feit of fictie? Want ondanks dat er roman op het omslag staat, wordt de schijn van werkelijkheid gewekt. "Je moet altijd oppassen met waargebeurde dingen." en "Ik luisterde, ben vertrouwenwekkend, mensen vertellen mij alles. Als ze mijn boeken goed zouden lezen, zouden ze dat niet doen." De auteur vertelt dat zijn debuut 'De koning van Tuzla', waarin legerervaringen verwerkt zijn, aan een kolonel de kop gekost heeft (als ik het goed onthouden heb). En zo meer van die dingen.

Waar gaat Schurft nu eigenlijk verder over? Over de relatie van de hoofdpersoon/auteur met ene Lizzy, die in Nijmegen woont. Hij reist regelmatig op en neer vanuit Malmesbury naar Nederland of andersom. Zij blijkt er echter meerdere losse relaties op na te houden, waaronder met die-asielzoeker-van-tegenover, die hem indirect schurft bezorgd heeft. In het verhaal komt ook de relatie met de andere belangrijke vrouw in zijn leven voor: zijn zus. Met haar deelt hij een huis en een uitgeverij, maar niet de badkamer. Verder wordt er veel geschreven over bezigheden (inclusief alle gedachtesprongetjes) en andere mensen, die niet bepaald altijd goed van de pagina's spatten. Als dit bestaande personen zijn, zijn ze te herkennen voor wie in de kring van de schrijver verkeert. (Mag je mensen zo portretteren? Of spreekt hier een groot wantrouwen in de mensheid?)

Hoop vragen, weinig antwoorden. Schurft schuurt (om de achterflap, maar eens te herhalen) in zowel schrijfstijl als vragen die het oproept. En toch had ik het niet willen missen. Onbewust heb ik dit stukje in dezelfde stijl als het boek geschreven. Tja, waar je mee omgaat, word je mee besmet... (ahum)