maandag 29 januari 2024

Autran Dourado - Het mensenschip

 

Het pathos van een verdoemde

In vertaling van Harrie Lemmens is deze week Autran Dourado’s Het mensenschip (A barca dos homens) uit 1961 verschenen bij Uitgeverij Koppernik. Ook Dourado’s roman Ópera dos Mortos – die onder de titel Opera der doden in 1997, eveneens in vertaling van Lemmens, werd uitgegeven bij Uitgeverij Coppens & Frenks – zal dit jaar in een heruitgave bij Koppernik verschijnen.

Waldomiro Freitas Autran Dourado werd in 1926 geboren in Brazilië, schreef meerdere romans en essays en liet een respectabel oeuvre na. Ook is hij meerdere malen in de prijzen gevallen, zoals de Jabuti-prijs in 1982 en de Camões-prijs in 2000. Voor A barca dos homens werd hem de Fernando Chinaglia-prijs uitgereikt. In 2001 verscheen de op Uma Vida em Segredo gebaseerde film A hidden life.

Over Het mensenschip zei Dourado zelf dat het ‘een verhaal van jagen en vissen’ is. De chronologisch opgezette roman speelt zich af op het fictieve eiland Boa Vista aan de Braziliaanse kust. Luzia woont met haar vaderloze, volwassen zoon Fortunato – ‘zijn geest was gedoemd om niet te rijpen’ – bij het gezin van Maria en Godofredo. Ze is het kindermeisje van Maria geweest en zorgt nu voor de drie kinderen van het echtpaar. Een van Luzia’s mysterieuze beloftes aan het drietal is om een bezoek te brengen aan het Strandkerkhof: ‘toverwoord, wondermysterie aan de donkere kant van de wereld waarin ze leefden.’ Het huwelijk van de bevallige Maria en de autoritaire Godofredo is op zijn zachtst gezegd sleets geraakt. Hij krijgt op relationeel en seksueel gebied niet veel meer gedaan bij Maria, die zich op haar beurt mag verheugen op de aandacht van de afgunstige luitenant Fonseca; ‘de man van wie iedereen afhankelijk was, de man die instond voor handhaving van orde en wet’ en die er lustig op los fantaseert haar het hof te maken.

Wanneer Fortunato op strooptocht gaat in de slaapkamer van Maria en haar ladekast doorzoekt, verliest hij zich in haar lingerie. Hij wordt echter gesnapt door Godofredo, waarop hij het op een lopen zet. De heer des huizes komt tot de conclusie dat de jongen zijn Smith-Wesson .36 ontvreemd moet hebben en doet hier aangifte van; het startsein van een heksenjacht. De hermandad is in rep en roer en samen met soldaten kammen ze het eiland uit. Om de voortvluchtige niet de kans te geven te vluchten, zijn de veerboten stilgelegd. De straten zijn leeg en uit angst dat er iets gruwelijks zou kunnen gebeuren, wordt de bevolking gesommeerd binnen te blijven. Ondertussen voert Luzia haar voodoo-rituelen uit door kruiden te verbranden in de hoop haar zoon te kunnen redden.

De gedetineerde Tonho – een mislukte visser en van cachaça afhankelijke dronkaard, die door Fortunato als zijn beste vriend wordt gezien – is een van de weinigen die de jongen begrijpt en heeft een zwak voor hem. Omdat hij het eiland kent als zijn broekzak, wordt hij vrijgelaten om achter de verblijfplaats van zijn vriend te komen. ‘Ik vind hem, laat dat maar aan mij over.’

‘Fortunato was niet gek, snapte de stad dat dan niet? Alleen wat zwakbegaafd. De stad snapte het niet, de mensen snappen van niemand iets. Net zoals hij was Boa Vista bang en ging het gebukt onder de druk van de angst. Er was een gewapende gek gevlucht. Tonho weigerde aan de revolver te denken, hij geloofde niet dat Fortunato ooit zou schieten. Maar hoe moet je een hele stad ervan overtuigen dat een revolver geen vuur spuwt?’


In het eerste deel van deze caleidoscopische roman wisselt het perspectief voortdurend tussen de verschillende personages. De besloten gemeenschap is bevooroordeeld, mede omdat Fortunato een kleurling is. De auteur laat de lezer kennismaken met hun existentiële angsten, bedenkingen en standpunten. Zo is er onder andere de met zijn geloof worstelende pater Miguel (‘De ergste zonde was niet die van het vlees, zoals leken en naïevelingen dachten, maar de bekoring van de geest. […] Ze moesten eens weten wat er met hem gebeurde. Een heilige, zeiden ze. […] Als ze de waarheid wisten zouden ze hun gezicht waarschijnlijk van hem afkeren of hem stenigen, dacht hij.’), de vertier biedende prostituees, de medegevangenen van Tonho, de masculiene, door machtswellust gedreven leden van politie en de soldaten. Allemaal hebben ze een eigen visie op Fortunato en de gebeurtenissen. Dourado weet dit op meesterlijke wijze psychologisch uit te werken en de diverse karakters een eigen stem te geven door zijn woordkeuze en verteltrant steeds weer aan te passen.

In het tweede deel is de onfortuinlijke Fortunato meer in beeld. Door middel van interne monologen die de passages over de besognes en standpunten van de overige eilandbewoners geregeld onderbreken, maakt hij ons deelgenoot van zijn angsten, twijfels en zijn koortsachtige, meanderende gedachtestroom. Zijn grote zorg is dat hij onder geen beding terug wil naar het gesticht. Dat verklaart zijn haast dierlijke reactie om op de vlucht te slaan en zich schuil te houden. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij met zijn vriend Tonho op diens boot Madalena mee mocht ‘om op volle zee te kijken naar het glinsterend oppervlak van de zee, als schubben in het schelle daglicht’ en hoopt dat zijn vriend hem uit zijn benarde positie zal halen. Fortunato personifieert Madalena door de boot als mens te zien. ‘’s Avonds, als de boot met de kiel omhoog in het zand lag, was hij net een vrouw die lag te slapen met haar buik vol kinderen.’

‘[…] hijzelf zou naar de diepten van de hel gaan, zoals ze zeiden, dona Maria probeerde hem al die dingen bij te brengen uit het boek met het prentje van Jezus erop, doorboord met de lansen van de soldaten, ze zaten achter hem aan, zojuist nog had hij het schot in de nacht gehoord, het zware lood, nee, niet van lood maar van staal met lood erin, op de trap voor het stadhuis wreef de soldaat met poetskatoen de loop van zijn geweer op, toen had hij fluitend de kogels weggepakt, Tonho had ze hem afgepakt, want hij had ze aan Tonho gegeven, Tonho had altijd schone ogen als hij het vergeten was, hij vergat het altijd, de enige die het vergat, zijn vadertje, als hij dronken was droeg hij hem op zijn rug naar de Madalena, zijn hele leven had hij een vader gezocht, hij had hem gevonden, [...]’


Het mensenschip is een barokke roman die zich kenmerkt zich door de vele tegenstellingen, paradoxen en herhalingen. Autran Dourado is, bijna onopvallend, uiterst zuinig met interpuncties en bewijst met deze roman één van de grootste schrijvers te zijn van de vorige eeuw.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Het mensenschip
Auteur: Autran Dourado
Vertaling: Harrie Lemmens
Pagina’s: 300
Uitgeverij Koppernik
ISBN: 9789083347103
Verschenen: januari 2024

zondag 7 januari 2024

Emmelien Kramer – Woestijnpassages

 

Worstelen met verlangens en lessen in blind zijn

Op het moment dat er in de Biblioteca Jaume Fuster te Barcelona een cursus Vedische Astrologie wordt gehouden, wordt deze bestormd, waarbij agenten van de Guàrdia Civil het gebouw omsingelen. Àngel en Rodrigo proberen zich in de veroorzaakte paniek het vege lijf te redden door te vluchten, terwijl ‘de Guàrdia Civil op hun laarzen rondslopen, zachtjes om de boeken niet wakker te maken, geruisloos om de teksten niet te wekken.’ De fills de puta weten Àngel te pakken te krijgen en voeren hem af; voor Rodrigo – ‘zijn haar [...] leek te bloeden, het bloed van anderen, van degenen die al jaren vochten voor hun onafhankelijkheid, om te kunnen doen wat ze wilden, het bloed dat uit wanhoop was gaan dichten’ – het moment om zich te bezinnen op een plan om Àngel terug te halen.

Emmelien Kramer (1980) debuteerde in 2015 met De koortstuinen gevolgd door De dagen met Fortunat (2020). Met Woestijnpassages neemt de auteur de lezer wederom mee naar Spanje en beschrijft ze de handel en wandel van de Catalaanse dichter en onafhankelijkheidsstrijder Àngel Or en de Latijns-Amerikaanse journalist Rodrigo Torres. De setting is de Catalaanse hoofdstad Barcelona, ten tijde van de onafhankelijkheidsstrijd eind vorige eeuw; een reeks van maatschappelijke en politieke opstanden die moest leiden tot de zelfstandige Catalaanse Republiek, een eigen identiteit en absolute vrijheid voor de Spaanse autonome gemeenschap Catalonië. Kramer woonde zelf ook een aantal jaar in Barcelona en las voor het onderzoek en ter voorbereiding getuigenverklaringen van slachtoffers van de martelingen. Ze draagt het boek op aan alle slachtoffers van de martelingen tijdens Operación Garzón in de zomer van 1992, aan alle slachtoffers van de martelingen in Via Laietana 43, aan alle slachtoffers van alle martelingen. 

Marjon Nooij

Na de dood van zijn uit Spanje gevluchte ouders, is Rodrigo vanuit Zuid-Amerika teruggekeerd naar zijn geboortehuis in Barcelona, waar hij zich onderdompelt in Catalaanse poëzie en ‘zijn fascinatie voor het wegglippen van de tijd’ ontstaat. Groot is zijn verbazing wanneer een brandende kaars niet lijkt op te branden. Kramer gebruikt dit gegeven ingenieus als metafoor van eeuwigheid en onsterfelijkheid versus vergankelijkheid.

‘Na twee weken was het hem duidelijk dat de kaars zich in een soort tijdsvacuüm moest bevinden, waar vacuüm niet het gebrek aan materie betekende, maar het stilstaan, het ontbreken van het verloop van de tijd, en omdat hij wilde weten hoe ver dit vacuüm zich om de kaars heen uitstrekte, begon hij te experimenteren.’


Flor de Mel, de redactrice van de krant, komt hem opzoeken met de vraag waar zijn briljante reportages blijven, maar hij zegt haar dat hij niet terugkomt en besluit de cursus Vedische Astrologie te volgen waar hij Àngel met ‘zijn diamantvormige gebruinde gezicht’ ontmoet. Àngel zegt dichter te zijn en te schrijven over de onafhankelijkheid van Catalonië, ‘op zoek naar een dekmantel om zijn soevereine poëzie te kunnen voeden‘. Hij vertelt Rodrigo dat hij zijn politieke gedichten heeft ingemetseld in een muur – ‘geelrood geschilderd als de woestijn’ – totdat ze nodig mochten zijn, omdat ze niemand onder ogen mogen komen. De auteur heeft de held iets etherisch gegeven. Hij zit met zijn waarheden in zijn eigen cocon.

Àngel was een lief en bedachtzaam kind. Hij huilde nooit, sprak als tweejarige al hele volzinnen. Hij bekeek alles om zich heen heel bedachtzaam en met een starende blik. ‘Het komt erop neer dat het voor dat kind op de een of andere manier compleet onmogelijk was om schoonheid te kunnen zien.’ Alles wat hij zag was vergankelijkheid, zelfs als iets niet lelijk was. ‘En naarmate zijn leeftijd vorderde, werd de wereld in zijn ogen alleen maar lelijker.’ Op zijn dertiende kreeg hij het verlangen om blind te zijn en hij vroeg de Blinde van Lesseps of die hem wilde leren wat het is om blind te zijn en te ‘kijken zonder te zien’. Om de lelijkheid te doen stoppen sloot Àngel zijn ogen af met plakjes klei en een blinddoek. Hierdoor hoorde en voelde hij ook de mooie dingen om zich heen en leerde hij hoe hij zijn andere zintuigen kon ontwikkelen en erop te vertrouwen. Zelfs het oversteken van een drukke straat werd een peulenschil.

‘Het was niet Mozes die de rode zee in tweeën splitste, nee, het was Àngel Or die wist welke auto’s hij moest ontwijken, die kon kijken zonder iets te kunnen zien, die zich tussen de voertuigen manoeuvreerde omdat hij precies wist wat hij deed, omdat hij nu eindelijk blind was.’


Het wordt antiheld Rodrigo al snel duidelijk dat er door de geheime dienst op Àngel gejaagd wordt en dat hij wel eens kan worden gezien als terrorist. Dit zet hem danig aan het twijfelen en hij kan Àngels vluchtige gedragingen maar met moeite volgen. Zijns ondanks gaat hij na de verdwijning toch op zoek naar zijn vriend en hij gaat te rade bij Flor de Mel – separatiste in hart en nieren en die, net als Àngel, rond Plaça de Lesseps heeft gewoond. Rodrigo besluit een stuk te schrijven over de onafhankelijkheidsstrijd van Catalonië, gaat de gevangenissen langs en volgt ondertussen de sporen van Àngels leven in het labyrint van Barcelona. Op zoek naar aanknopingspunten bezoekt hij verschillende bekenden van zijn vriend, hoort hun individuele verhalen aan en zelfs de noodkreet om vooral te stoppen met zoeken. ‘[…] ga niet op zoek naar Àngel, je zult hem niet vinden, wij leefden met hem, en vonden hem nooit.’

Ondertussen wordt Àngel blootgesteld aan sadistische martelingen door de Guàrdia Civil. Ze blinddoeken hem – wat hem natuurlijk niet vreemd is –, slaan hem op zijn voetzolen en rug, delen stroomschokken uit, trekken een plastic zak over zijn hoofd waarin ze rook blazen en onthouden hem van voedsel en slaap, terwijl ze hem aan ondervragingen onderwerpen. ‘[…] een onschuldige die op het punt stond schuldig te worden bevonden door deze schertsvertoning van een geheime dienst.’ Maar Àngel was door de Blinde van Lesseps op dit moment voorbereid, ‘[…] om het meest lelijke en afschuwelijke te zien zonder te kijken, zonder met zijn ogen te knipperen en het te begrijpen, het te nemen voor wat het was.’ Na een aantal dagen gooien ze hem vanuit de hel op straat; ‘[…] zijn lichaam was gesloopt, maar zijn ziel was perfect intact.’

Woestijnpassages is een beeldschone en caleidoscopische roman die het dik verdient om opgemerkt te worden in boekenland. Het onderwerp doet heel on-Nederlands aan, door de Spaanse setting en de aangrijpende beelden die het verhaal uit de tijd van de bloedige onafhankelijkheidsstrijd oproepen. Een intelligent verhaal over een harde confrontatie, dat ondanks de zware lading, evenzogoed ook iets dromerigs en ontroerends heeft meegekregen, door de Spaanse – en vertaalde – gedichten die hier en daar in de tekst zijn verweven, en door gebruik te maken van ravissante motieven als vlinders en bijen.

‘Wat de mensen hier zeggen is dat de bijen slapen in de bloemen van Lesseps, de weinige bloemen, want er zijn er niet veel, een enkele clematis, een enkele bloesem van de jacaranda, waar bijen rusten, begraven in de nectar, een deken van stuifmeel.’


De auteur heeft kans gezien om ook melancholie en surrealistische aspecten te verweven in de samengestelde zinnen die het verhaal doorspekken. Het vertelt over een raadselachtige zoektocht met verscheidene invalshoeken, naar de beweegredenen van een mijmerende, idealistische, maar volhardende onafhankelijkheidsstrijder; een martelaar die zich jarenlang bewust blind heeft gehouden om zich te behoeden voor lelijkheid en vergankelijkheid. De lezer krijgt door de gesprekken van Rodrigo met de mensen die iets over de ondoorgrondelijke Àngel vertellen, steeds meer kennis van het leven, de verlangens en beweegredenen van de verdwenen dichter, aangezien de draadjes uiteindelijk ontwarren en samenkomen. Met het verhaal van Àngel Or heeft Kramer een gezamenlijke stem willen geven aan alle slachtoffers van martelingen.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Woestijnpassages
Auteur: Emmelien Kramer
Pagina’s: 166
ISBN: 9789493290594 
Uitgeverij Oevers
Verschenen: september 2023