vrijdag 31 december 2021

Hervé Le Tellier - Anomalie

Recensie door Marjon Nooij
Xander Uitgevers

Wanneer alles wat onmogelijk lijkt toch kan gebeuren 

Met zijn roman 
Anomalie won Hervé Le Tellier vorig jaar de prestigieuze Prix Goncourt. De verwachtingen zijn dus hooggespannen. De auteur gooit lezer in het diepe met een tiental hoofdstukken, waarin hij even zovele personages van zeer diverse pluimage en verhaallijnen introduceert. Wat het verband is tussen hen is blijft vooralsnog ongewis, maar de algemene deler is dat de personages bij elkaar komen wanneer ze eind juni 2021 in dezelfde Boeing 787 van Air France met vluchtnummer 006 stappen met New York als eindbestemming.

Het toestel belandt in zwaar weer dat gepaard gaat met hagel en een flinke turbulentie. Aan boord bevinden zich ruim tweehonderd levende zielen en de luchtverkeersleiding sommeert de gezagvoerder om uit te wijken naar een andere luchthaven. Na de landing worden het toestel en alle inzittenden geïsoleerd in een hangar. Niemand begrijpt waarom ze worden vastgehouden. De CIA, FBI en defensie zijn in opperste staat van paraatheid gebracht. Protocol 42 – waarmee nog niemand ooit te maken heeft gehad en dat in werking treedt bij aangelegenheden 'met beperkte waarschijnlijkheid' – is onder het stof vandaan gehaald. Dit is het moment waarop de titel van het boek duidelijk wordt. Anomalie; een verschijnsel dat men niet kan verklaren aan de hand van bestaande wetten.

Reden van de paniek is dat het een soortgelijk toestel betreft als bij een voorval van bijna vier maanden eerder. Op zich geen alarmerend argument, ware het niet dat zowel passagiers als bemanning én de beschadigingen door het front van hagelstenen identiek zijn aan die van de vlucht van maart. Een onderzoek wordt opgestart, zowel psychologisch als wetenschappelijk, waarbij een team psychologen vraaggesprekken aangaat met alle personen, die met strikvragen worden geconfronteerd om een zo duidelijk mogelijk antwoord te krijgen op de vraag wat hun werkelijke identiteit is. Er lijkt sprake te zijn van een miraculeuze verdubbeling.

Met de verdubbeling als het centrale thema, haakt de auteur aan bij de zogenaamde snaartheorie die in de laatste decennia van de twintigste eeuw werd onderzocht. Men kwam toen tot de slotsom dat er vier krachten bestaan, in plaats van de twee – zwaartekracht en elektromagnetisme – die Albert Einstein destijds kende en heeft beschreven in zijn algemene relativiteitstheorie. Met deze snaartheorie hoopte men te kunnen verklaren hoe het heelal in elkaar steekt. Op het wereldwijde web zijn er legio sites te vinden met uitleg voor dummies. Kwantummechanica, elektromagnetisme, zwarte gaten, zwaartekracht en parallelle universa; de grote vraag blijft voorlopig hoeveel dimensies er bestaan en of het al dan niet mogelijk is om de tijd te kunnen terugdraaien.

'Veronderstel dat de ruimte zich kan dubbelvouwen zoals dit vel papier... Maar in een dimensie die voor ons niet toegankelijk is, die niet behoort tot de drie die wij kennen. Als ons heelal inderdaad wordt bepaald door de snaartheorie, dan is het een hyperruimte met tien, elf dimensies. In dat model is ieder elementair deeltje een snaartje, dat anders trilt dan de andere, in om zichzelf gerolde dimensies.'

De inzittenden van vlucht 006 krijgen de kans om 'zichzelf' te ontmoeten en wanneer ze oog in oog komen te staan met hun andere 'ik', zal het voor iedereen een andere ervaring zijn. Zo weet één persoon ongemerkt de hangar te ontvluchten om direct de confrontatie met zichzelf aan te gaan. Hij probeert zichzelf zijn wachtwoorden te ontfutselen. Een ander krijgt te maken met zijn eigen overlijden, een kind krijgt twee identieke moeders en iemand kiest ervoor om als tweeling verder door het leven te gaan. Weer een ander blijkt zwanger te zijn van haar geliefde, maar wie van hen tweeën hoort bij deze geliefde?

Hoe kun je keuzes maken waarbij je zelf de grote verliezer bent? Hoe kun je omgaan met het feit dat je precies weet wanneer je zult overlijden aan een dodelijke ziekte? Wat doe je wanneer je oog in oog komt te staan met jezelf en er ineens dingen aan je eigen gedrag opvallen? Hoe ga je om met de wetenschap dat je zelfmoord hebt gepleegd? Waar overheerst de realiteit en waar komen er andere dimensies om de hoek kijken? Grote onderwerpen en dilemma's die existentiële vragen en zelfreflectie oproepen.

En passant wordt er aangestipt dat er zich in China eenzelfde situatie heeft voorgedaan, maar dat het voorval daar door de autoriteiten strikt buiten de actualiteiten wordt gehouden. Dit gegeven blijft bij een constatering en wordt niet verder uitgewerkt.

De auteur speelt met diverse literaire stijlen die hij heeft aangepast aan de verschillende omstandigheden en personages. Waar het ene hoofdstuk een onderdeel van een thriller zou kunnen zijn, ligt bij een ander personage de nadruk meer op een psychologische roman of heeft het kenmerken van wetenschappelijke en scifi literatuur. 

Ook het implementeren van humor is niet vergeten. Zo wordt de president van Amerika neergezet als een karikatuur – hij 'vertoont een sterke gelijkenis met een dikke tandbaars met een blonde pruik' –, mokkend en zich simplistisch uitend. De auteur geeft ook Macron een rol in het geheel, dus qua tijd is één en één twee.

Wie misschien schrikt van de theoretische toevoeging van onder andere de eerder vermelde snaartheorie, hoeft niet te schromen om deze roman toch te lezen, daar het niet (expliciet) nodig is om deze wetenschappelijke kennis te hebben om te genieten van het verhaal, dat op meerdere niveaus is te lezen. 

Een kleine kanttekening is dat het concept en de personages die worden opgevoerd - in de 300 bladzijden die het boek telt - niet dieper worden uitgewerkt. Dit is de keuze van de auteur en hij vond het blijkbaar voldoende, maar het is een gemiste kans om nog meer diepgang te creëren en het literaire genre 'psychologische roman' naar een hoger niveau te tillen. Het verhaal heeft de potentie om enkele passages spannender neer te zetten. Dat het geen thriller is, is evident, er staat immers 'roman' op de cover, die daarentegen wel die indruk kan wekken. Dit verhaal laat de lezer op twee benen hinken, met het idee: heb ik belangrijke aanwijzingen gemist? Het nodigt echter uit tot herkauwen en is bij uitstek geschikt om over van gedachten te wisselen in een leesclub.

Desalniettemin is Le Tellier erin geslaagd een boeiend verhaal met een origineel en uiterst actueel plot te scheppen, voorzien van vele verwijzingen naar de wereldliteratuur en met een verbijsterend einde.

Titel: Anomalie
Auteur: Hervé Le Tellier
Vertaling: Andreas Dijkzeul
Pagina's: 304
ISBN: 9789401615891
Uitgeverij Xander
Verschenen: november 2021

donderdag 23 december 2021

Charles Dickens - Een Kerstverhaal

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Lalito

Hoe een klassiek verhaal anno 1840 nog altijd zo mooi kan zijn


Londen: Het is ongeveer 1840 en de Kerstdagen zijn in aantocht. Een tijd waar iedereen naar uitkijkt. Dagen van vreugde, liefde, samenzijn en een gezellige familiesfeer.

Ebenezer Scrooge - die alleen maar denkt aan werken en veel geld verdienen, zodat hij zoveel mogelijk kan oppotten - is een verzuurde, inhalige en gierige man. Hij gunt een ander nog minder dan niets en daardoor heeft hij geen enkele vriend. Ebenezer vindt Kerst eigenlijk maar onzin en hij baalt er enorm van dat niemand met Kerst gewoon aan het werk is.

Zijn neefje komt bij hem langs om hem uit te nodigen voor het Kerstdiner, maar Ebenezer heeft daar vanzelfsprekend geen zin in en stelt zijn neefje de vraag;

'Wat is Kerst meer voor jou dan een tijdstip om rekeningen te betalen zonder dat je geld hebt, om vast te stellen dat je een jaar ouder bent geworden en geen uur rijker; een tijd om je boeken af te sluiten en te zien dat elke post erin twaalf maanden rond volstrekt in je nadeel is.'

De Geest van Marley komt waarschuwen

Zijn zakenpartner Jacob Marley is zeven jaar geleden overleden en zijn geest komt spoken in het donkere en koude huis van Ebenezer. De Geest heeft eindelijk de kans om hem de les te lezen en hem te waarschuwen dat, wanneer hij zichzelf niet gaat veranderen, hij hetzelfde lot zal moeten ondergaan als Marley; veroordeeld zijn om over de aarde te zwerven na zijn dood.

'Hoor mij aan!' riep de Geest. 'Mijn tijd is bijna om.'
'Dat zal ik doen,' zei Scrooge. 'Maar wees niet hardvochtig voor me! Niet te bloemrijk, Jacob! Alsjeblieft!'
'Hoe het komt dat ik nu voor jou verschijn in een zichtbare vorm kan ik je niet zeggen. Ik heb vele, vele dagen onzichtbaar naast je gezeten.'
Dat was een aangenaam idee. Scrooge huiverde en wiste het zweet van zijn voorhoofd.
'Dat deel van mijn straf is niet licht te dragen,' ging de Geest verder. 'Ik ben vanavond hier om jou te waarschuwen, zodat je wellicht nog een kans en wat hoop hebt om aan mijn lot te ontkomen. Een kans en wat hoop door mijn toedoen, Ebenezer.' 
'Je bent altijd een goede vriend voor me geweest,' zei Scrooge. 'Dank je!'
'Je zult gekweld worden,' ging de Geest verder, 'door Drie Geesten.'
Scrooge's mond viel bijna even ver open als die van de Geest gedaan had.'

De drie Geesten

Wanneer Scrooge later gaat slapen komen de drie Geesten één voor één bij hem langs en laten hem drie dingen zien; de gebeurtenissen in het leven van Scrooge die hem tot deze onaangename man hebben gemaakt, de armzalige Kerstdagen van het gezin van zijn boekhouder Bob Cratchit en zijn zieke zoontje Tim, en als laatste, zijn grafsteen met de tekst: 'Hier rust een gierige en onaardige man'. Ook ziet hij dat het gezin Cratchit zonder Tim het volgende Kerstfeest zal vieren.

Langzaam maar zeker lijkt Ebenezer Scrooge toch te beseffen dat hij zijn leven moet veranderen ook voor hem wordt de Kerst een feest van saamhorigheid. In wezen is Scrooge toch ook een eenzaam man en de ontmoeting met de zieke Kleine Tim Cratchit laat zijn koude hart ontdooien. Hij gaat alsnog in op de uitnodiging van zijn neefje, geeft een flink bedrag aan de collectanten, zijn boekhouder Cratchit krijgt loonsverhoging en voor Kleine Tim, die gelukkig niet is doodgegaan, zal hij als een tweede vader zijn.

Dit verhaal is een Victoriaanse allegorie van de eenzame en zure Ebenezer Scrooge.
Ernst van Altena heeft 'The Christmas Carol' prachtig vertaald en heeft de sfeer van het verhaal niet veranderd. Het gebruik van de frisse, moderne taal maakt het minder stijf en formeel, zodat de kinderen van nu ook nog kunnen genieten van dit Klassieke Kerstverhaal.

De cover is kleurrijk en fris. Het is echter wel een gemis dat er geen illustraties in het boek verwerkt zijn. Mooie plaatjes spreken kinderen juist tot de verbeelding, zodat het niet alleen een voorleesboek is, maar ook een kijkboek geweest zou zijn.

Maar, eerlijk is eerlijk, dit Klassieke Kerstverhaal is nog altijd actueel en het blijft prachtig om te lezen en voor te lezen. Een toepasselijk cadeau voor de feestdagen.

Charles John Huffam Dickens (07 februari 1812 - 09 juni 1870) was tijdens het Victoriaanse tijdperk één van de belangrijkste Engelse auteurs. Hij was de eerste literaire kroniekschrijver en hij bleef de populairste schrijver in Engeland tot na de Eerste Wereldoorlog.

De kroniek 'The Pickwick Papers' verscheen vanaf 1836 elke maand en daar verwierf hij grote bekendheid mee.
Andere werken van zijn hand zijn: 'Oliver Twist', 'Nicholas Nickleby', 'The Old Curiosity Shop' en 'Barnaby Rudge'. 
In 1849 verscheen het, deels autobiografische, 'David Copperfield', 'Great Expectations', en 'A tale of two cities'. 

Zijn verhalen zijn doorspekt met humor en cartooneske karakters. Dickens haalde in zijn verhalen vaak sociale misstanden aan.

Titel: Een Kerstverhaal
Auteur: Charles Dickens
Vertaling: Ernst van Altena
Illustratie omslag: Maayke Kleinbussink
Pagina's: 92
ISBN: 9789491982354
Uitgeverij Lalito Klassiek
Verschenen: september 2017

dinsdag 21 december 2021

Godfried Bomans - In alle ernst

Recensie door Bas Aghina
Uitgeverij Meulenhoff


Humor is overwonnen droefheid

Soms weet je na het lezen van een hoofdstuk of zelfs al de openingszin, zoals deze bundel In alle ernst, dat er iemand bezig is die de moeite van het luisteren waard is. Ja, luisteren, want een goed schrijver of schrijfster vertelt een verhaal, terwijl hij of zij naast of tegenover je zit, als een familielid of goede vriend. De toon, woordkeus, beschrijvingen, wendingen, een subtiele balans tussen vrolijkheid, enthousiasme, melancholie en humoristisch/ironische afstand; ze vormen een talig verhaal dat ‘strak’ als een ‘huid’ om de begrippen en dingen heen zit. Om geboeid door te blijven lezen, blijkt het onderwerp er dan soms verrassend weinig toe te doen. Godfried Bomans, die 21 december 50 jaar geleden overleed.

Als columnist en verhalenverteller van De avonturen van Pa PinkelmanErik of het kleine insectenboek en Sprookjes – voor volwassenen, wel te verstaan – was Bomans ook een oer BN-er. Waarschijnlijk kenden de meesten hem van zijn mediaoptredens, waaronder de roemruchte uitreiking van de Edison aan Marlène Dietrich. Tegelijkertijd zei collega Simon Carmiggelt ooit: 'Bomans is een groot schrijver. Je mag het alleen niet zéggen.' Hij kreeg nimmer reguliere literaire erkenning.

Joost Prinsen, acteur, zanger en Bomansliefhebber, selecteerde uit 6.000 (!) pagina´s van Bomans’ verzameld werk een kleine 40 essays, die nu nog de moeite van het lezen waard zijn en die bovendien een goed beeld van zijn oeuvre geven. Thematische bundels had Prinsen kunnen samenstellen met Bomans´ essays over het politieke leven in naoorlogse jaren, het rijke Roomse leven, Haarlem, Bomans’ buitenlandse reizen – hij was een veelgevraagd spreker voor Nederlandse expats – Charles Dickens, Nicolaas Beets, maar gelukkig heeft Prinsen zich aan zijn opdracht gehouden. Met een duidelijke knipoog naar de volksschrijver besluit hij zijn inleiding met: 'Als u deze bundel had samengesteld, waren er grosso modo dezelfde stukken in opgenomen, denk ik. Ik heb alleen uw huiswerk gedaan, daar komt het eigenlijk op neer.'

En wat lezen we dan zoal in deze columns en essays voor bladen zoals Elseviers Weekblad, Volkskrant – toen nog katholiek – en gelegenheidsstukken, zoals toespraken? Prikkelende recensies van bijvoorbeeld Reves De Avonden in 1947. Of van Dickens’ Christmas Carol, over Scrooge, die we allemaal zijn 'voortdurend bezocht door geesten en voortdurend twijfelend', die vooral uit geldnood blijkt te zijn geschreven – Bomans spaart zijn helden soms niet. Poëtische bespiegelingen over bijvoorbeeld het nut van de eerste maanlanding in 1969:


'Ik begrijp nooit goed de argumenten voor of tegen deze gigantische onderneming en het klinkt mij allemaal als de stem van iemand, die het nut van een bloem bewijzen wil. Ook die bloem bewijst zichzelf.'


Maar ook maakt Bomans scherpe analyses van de verwerking van de oorlog of van gebruik van stereotypen over landen en volkeren in Het gevaar van het etiket (1968) over de statisticus die, ondanks – of juist dankzij? – zijn berekening van de gemiddelde diepte van een rivier bij het doorwaden verdronk. Ronduit geestig en helaas nog steeds actueel is Een vacature bij de reiniging (1966) waarin Bomans het ambtelijk taalgebruik van overheidswege fileert, zoals van de belastingdienst (!) en een opensollicitatiebrief schrijft aan de regering om van het gebezigde taalgebruik goed ‘die stal eens uit te mesten’.

Naarmate Bomans persoonlijker wordt, groeit de impact van zijn woorden, bijvoorbeeld als hij zijn herinnering terughaalt van het zien binnentrekken van de Duitsers, mei 1940 in Nijmegen: 'Ik wantrouw de man, die zegt dat hij met gebalde vuisten het binnentrekken der Duitsers gadesloeg; hij vult een leeg glas met de ondervindingen van later.' Of, minder (zelf)kritisch en beladen, maar des te ontroerender, in zijn schoolherinneringen, waarin de ergernis en soms angst voor de bijna dogmatisch-sektarische priester voor de klas afgewisseld worden met scheuten gelukzaligheid:

'Alles bemin ik en niets apart. Ik bemin de met fijnheid doorgloeide oorschelpen van een meisje, haar griffeldoosje, haar sponsje en het tedere dons, dat kroezelt in haar nek, juist op het plekje waar haar twee vlechtjes zich scheiden gaan. Ik bemin dit alles niet afzonderlijk, met de liefde der begerigheid en van het bezit, maar met een alles omhelzende genegenheid, omdat het deel is van het dompige samen, dat wij zijn. Geluk is het en ik heb het gekend.'


In dit soort stukken en passages is Bomans op zijn best en vergeet je compleet dat dit een column uit 1956 is die gaat over een ervaring van nu ruim 80 jaar geleden. Het is bij dit soort passages en na Bomans’ laatste column De man met de das (1971) over een vroege herinnering aan zijn vader, dat je onwillekeurig begint te mijmeren: hoe zou Bomans’ roman eruit hebben gezien als hij deze geschreven zou hebben? Soms krijg je ronduit on-Nederlandse associaties met de wendingen die Bomans maakt in zijn essays, zoals in Een nutteloos levenswerk (1952) over het zoeken naar het enige woordenboek van een uitgestorven Patagonische taal in de ‘readers-room’ van het Brits museum: 'Rond hem heen, in een kleine kring, zit een aantal mannen, ook gebrild en vermoeid, die vragen beantwoorden. Zij weten bijna alles. Zóveel weten zij, dat het slechts eenmaal in een aantal jaren voorkomt, dat zij het niet weten. Dan buigen zij achterwaarts en fluisteren de vraag naar de kleine, grijze man in hun midden. Dit is in 1938 voorgekomen en in 1947 geschiedde het weer. Het is ook gisteren gebeurd. En wel door een vraag van mij.' Alsof dezelfde geest rondgaat die Borges inspireerde, ook zo’n auteur die net als Bomans nimmer gepaste literaire waardering.

Bomans is lang in de 19e eeuw gebleven met zijn voorkeur voor Dickens en Bilderdijk en, aldus Prinsen in zijn inleiding, bereikte pas laat de 20ste eeuw. De hamvraag is natuurlijk: kunnen wij in de 21ste eeuw nog zo van Bomans genieten, zoals hijzelf kon genieten van 19e-eeuwse literatuur? Een aantal columns over bijvoorbeeld (studenten)literatuur rond Piet Paaltjens en Nicolaas Beets zijn soms voer voor liefhebbers van de betere Engelse Victoriaanse drama’s. Maar ook – of misschien wel juist? – in die stukken blinkt Bomans vaak uit in stijl en compositie, waardoor hij ons in onderwerpen meesleurt waar we niet snel uit onszelf iets over zouden googelen. Een mooi voorbeeld hiervan is het essay over de rivaliteit tussen de wereldberoemde Charles Dickens en diens redelijk onbekend gebleven collega en generatiegenoot Thomas Thackerey, dat zich als een bijna Shakespeareaanse drama ontvouwt. Zonder veel moeite laat het zich lezen als een eigentijds verhaal over onze socialmediaperikelen, vol ijdelheden, gekrenkte ego’s en de bitterzoete cocktail van bewondering en jalousie de commerce. Door eigenzinnige onderwerpkeuzes en zijn stijl, waarin hij achter de anekdote op zoek gaat naar een glimp van inzicht in de condition humaine, verdient Bomans een plaats in de top 25 van de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Al met al, zou de bundel In alle ernst als ondertitel kunnen hebben: hoe schrijf je columns die de tand des tijds glansrijk doorstaan?

En misschien hebben wij juist in deze opnieuw hijgerige pandemische tijd Bomans’ regels nodig voor relativering, verwondering, ontroering. En ja, ook voor die o zo nodige glimlach. Immers, 'Humor is overwonnen droefheid.'

Titel: In alle ernst
Auteur: Godfried Bomans
Samengesteld door Joost Prinsen
Pagina's: 260
ISBN: 9789029094849
Uitgeverij J.M. Meulenhoff
Verschenen: november 2021

vrijdag 10 december 2021

Frits Bosch - De tromslager

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij De Brouwerij


Boeiende reconstructie van het leven van een voorvader

Tijdens genealogisch onderzoek in archieven naar de stamboom van zijn familie, stuitte Frits Bosch op zijn Zwitserse voorvader die als huursoldaat heeft gediend in het Staatse leger tegen de Fransen en later in het Bataafse leger onder Napoleon. 

Hij bezocht zijn geboortedorp, kreeg inzage in kerkboeken en verzamelde informatie uit archieven van de burgerlijke stand, doopregisters, militaire archieven, krantenberichten en dagboekaantekeningen van soldaten en legerleiding. Zo werd het idee geboren om De Tromslager te schrijven; een historische roman, over het leven van Adam Bösch (1762-1824), gebaseerd op waargebeurde feiten. De familienaam werd in de loop der jaren verbasterd tot het huidige Bosch.

Bosch (1952) studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en vestigde zich als eerstelijnspsycholoog. Vanuit zijn ervaring met de veranderingen binnen de GGZ schreef hij in 2019 Help, de psycholoog verzuipt!

Adam wordt als oudste zoon van het gezin van Paulus en Maria Barbara Bösch geboren in het Zwitserse dorpje Stein. Hij leert lezen en schrijven, maar de kosten van school zijn te hoog voor het gezin en er wordt van hem verwacht dat hij taken verricht op de boerderij. Er worden na Adam nog tien kinderen geboren, maar daarvan zijn er zeven doodgeboren of al op jonge leeftijd overleden. Het dagelijks leven is hard door armoede, kindersterfte, oorlogsdreiging en epidemieën. Paulus is – net als zijn vader en grootvader – , werkzaam als dagloner in het graafschap Toggenburg en ook Adam zal zich moeten laten inhuren om zijn aandeel te leveren aan de financiën van het gezin. Hij wil echter zelf ook sparen voor een eigen huis en ambieert een ander leven. Het idee dat zijn oom opperde om naar Holland te reizen en zich aan te sluiten bij het Zwitserse regiment, spreekt hem wel aan. Als tromslager welteverstaan, want hij wil onder geen beding schieten en vechten.

'Omdat het belangrijk is dat de soldaten in de pas blijven lopen, geef jij met je trommel het loopritme aan en tijdens gevechten geef je de bevelen van de generaal door met trommelslagen. De infanteristen weten dan precies, wanneer ze moeten laden en schieten. Je speelt ook samen met pijpers: dat zijn trompetters en fluitisten die de melodie spelen.'


Met zijn doopbewijs op zak vertrekt hij in het voorjaar van 1789 naar de Zuidelijke Nederlanden, in de hoop er een betere toekomst op te kunnen bouwen en een gezin te stichten. De lange tocht leidt hem te voet naar Basel, waar hij zijn weg zal vervolgen langs de Rijn. Bij Keulen moet hij de weg nemen naar Breda. In ruil voor het doen van klusjes, kan hij onderweg altijd wel ergens een slaapplaats bemachtigen en kan hij vanaf Basel op een rijnvlot meevaren naar Dordrecht, waarna hij te voet de laatste 30 kilometer naar Breda aflegt.

De auteur heeft veel informatie kunnen achterhalen en verweeft deze interessante feiten in zijn romandebuut. Zo beschrijft hij Adams' toetreding in 1790 – als tromslager voor vijf stuivers per dag – tot het Staatse leger van Holland, dat na de Bataafse omwenteling in 1795, onder Franse leiding verder gaat. In de strijd tegen de Engelsen en de Russen loopt hij een geestelijk trauma op en raakt hij levensgevaarlijk gewond, waardoor hij in het Sint Elisabeth Gasthuis van Haarlem belandt. Als klap op de vuurpijl deserteert hij, na tien jaar te hebben gediend, uit het leger van Napoleon. In Haarlem blijkt hij de buurman te zijn van koning Lodewijk Napoleon en leert hij Keetje Hodshon kennen, die een pikante verhouding heeft met de vorst.

Wanneer hij de liefde van zijn leven vindt, wordt ook zijn wens om een gezin te stichten vervuld. Het gezin verhuist naar Huisduinen, gelegen aan de Noord-Hollandse kust, waar Adam voor 26 tot 48 stuivers per week aan het werk kan als aardwerker bij de bouw van de fortificaties nabij Fort Lasalle. In oktober 1811 reist Napoleon naar de Nederlandse kust om de bouw van de fortificaties te inspecteren en komt Adam alsnog letterlijk oog in oog met de keizer te staan.

Als snel weet hij het tot uitvoerder te schoppen en een ploeg aardwerkers aan te sturen. Wanneer dit werk hem te zwaar wordt, grijpt hij de kans om dienaar van politie te worden met beide handen aan. Het gezin verhuist naar Den Helder en krijgt er een huis aangeboden; droog, ruim en veel comfortabeler dan hun woonruimte in Huisduinen. Hun oudste dochter Cornelia zal dit huis blijven bewonen tot haar dood in 1862.

Het zijn bittere tijden voor de burgerlijke bevolking en ook de leden van de familie Bösch krijgen hun portie verdriet en armoede te verwerken. Daarbij blijft het geheim van zijn desertie een zware ballast, waardoor hij zich meer dan eens in lastige bochten zal moeten wringen om dit geheim niet prijs te geven. Op 2 november 1824 overlijdt Adam op de leeftijd van zesenvijftig jaar, een groot geheim meenemend in zijn graf.

'De tweeden dag in de maand november van ’t jaar 1824 ten elf ure voor de middag. Acte van overlijden van Adam Bösch, overleden den dag van heden. ‘Zesenvijftig jaren, wonende en overleden in Den Helder, van beroep Dienaar der politie geboren te Sint Gallen in Zwitserland, echtgenoot van Grietje Gode, nalatende vier kinderen.'

Niet alleen is deze roman gebaseerd op de levensloop van Adam, Bosch heeft ook onderzoek gedaan naar zijn bloedverwanten en de personen die een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens zijn leven. De meeste personages in het boek hebben dan ook echt geleefd en waren belangrijk in het leven van Adam.
Concreet historisch feitenmateriaal dat Bosch heeft gevonden en verzameld, is gebruikt als raamwerk voor het verhaal. Om dit alles tot een prettig leesbare roman te creëren, heeft de auteur gebruik gemaakt van fictieve elementen.

Frits Bosch ging terug naar de achttiende eeuw en is daarmee op invoelende wijze in het bewogen leven van zijn voorvader Adam gedoken. De keuzes die Adam destijds tegen wil en dank heeft moeten maken, zijn door de auteur op boeiende wijze in De Tromslager gereconstrueerd.

Titel: De Tromslager
Auteur: Frits Bosch
Pagina's: 200
Uitgeverij De Brouwerij
ISBN: 978908314545
Verschenen: november 2021

woensdag 8 december 2021

David Foenkinos - De familie Martin

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts      


Het had nog doller gekund, maar de dosering is prima

Stel je voor dat je als auteur totaal geen inspiratie hebt voor je nieuwe roman, wat doe je dan? Nou ja, dan ga je de straat op en spreek je de eerste de beste aan als potentieel personage voor je nieuwe boek. Zo vergaat het de verteller in David Foenkinos’ laatste roman De familie Martin, of dat een mooi verhaal kan opleveren zal blijken. Wie eerder werk van de auteur las zal wellicht wat van de thema’s herkennen, maar dit concept is totaal anders dan zijn eerdere boeken. Hij debuteerde in 2002 met Inversion de l'idiotie: de l'influence de deux Polonais (dit tweetal zal in zijn latere oeuvre nog regelmatig terugkeren). Veel eer kwam hem toe met Charlotte, een ode aan een Joodse kunstenares die onsterfelijk werd door haar leven in schilderijen achter te laten. Voor dit boek ontving hij onder andere de Prix Goncourt des Lycéens.

De eerste persoon die aangesproken wordt is ene Madeleine Tricot, een dame op leeftijd die vroeger werkte voor Karl Lagerveld, een van de grapjes waarmee Foenkinos zijn verhaal verlucht. Soms legt hij ze uit, soms niet, wat zo zijn voordelen heeft. Madeleine hapt toe en vertelt openhartig over haar leven. In fragmentarische zeer korte hoofdstukjes krijgen we, bijna filmisch, een beeld van Madeleines dochter Valerie en haar gezin. Deze familie heet Martin en dat vindt de verteller een bijzonder geschikte, want veel voorkomende, naam. Geen kans op achteraf gedoe van lezers die zich aangesproken of benadeeld voelen.

Vrijwel meteen zit er vaart in de ontwikkeling van de roman. Onze verteller heeft natuurlijk zelf ook een leven, zijn verhaal mag geen belangrijke rol spelen, maar doet het toch. De gesprekken lenen zich voor het uitwisselen van gegevens en daarbij past geen eenrichtingsverkeer. Hoewel hij probeert de focus te houden op de personages komt de spot regelmatig op zijn eigen leven te staan. Dat kan zijn omdat Valerie oprecht geïnteresseerd is in het wel en wee van de schrijver, maar vaker nog roept de familie Martin vragen op over zijn eigen leven. Een abrupte beëindiging van zijn relatie met Marie houdt hem nog steeds bezig en loopt als een rode draad door de hoofdstukjes. Het liefst blijft hij stil omdat hij ‘zichzelf het beste kent’ en is geobsedeerd door schrijven:

'[…] dat blijft nu eenmaal de beste manier om ver weg van jezelf te reizen. En ik probeer mezelf liever te ontvluchten dan te begrijpen.’ (pag.45)


Het intensieve contact met de familie verloopt niet altijd even vlekkeloos, de ene keer krijgt hij totaal geen medewerking van de twee tieners of Patrick de echtgenoot, een andere keer wordt hij gevraagd als huiswerk begeleider of mag hij bemiddelen in een precaire liefdes kwestie van dochterlief. De vraag is of de personages hun gedrag aanpassen aan hun nieuwe status, want ze komen wel in een boek! Er zijn nogal wat verhaallijnen, niet dat het er teveel zijn, maar als lezer ben je wel benieuwd hoe die lijnen zich ontwikkelen. Alles oplossen is niet nodig in een roman, een aantal draadjes mag los blijven om de fantasie over de afloop te prikkelen. Hetzelfde geldt voor het verwachtingspatroon, het pleit voor de auteur wanneer hij weet te verrassen. En dat doet Foenkinos! Behalve dat hij met dit boek laat zien dat mensen met een ogenschijnlijk ‘onspannend’ leven wel degelijk in een stroomversnelling kunnen komen waarmee een kettingreactie ontketend wordt overdrijft hij deze mogelijkheid niet. Het had nog doller gekund, maar de dosering is prima.

Wat betreft de herkenbaarheid van de thema’s en stijl valt op dat in dit boek weer een oudere dame ten tonele verschijnt, een lieve dame met een sterk karakter, net zoals hij in Herinneringen zijn oma beschrijft. Ook zijn schrijverschap komt voor in zowel De familie Martin en Herinneringen. Verder zijn de speelse voetnootjes een soort signatuur van Foenkinos, deze keer levert hij op deze manier commentaar zoals je op tv soms ziet wanneer de acteur zich richt tot de kijker. Erg leuk om zo deelgenoot te worden van het hoe en waarom van bepaalde keuzes. Als intermezzo’s komen er het en der samenvattingen wat er tot nu toe verzameld is aan ‘materiaal’.

Tot slot levert Foenkinos nog wat kritiek op de maatschappij. Dat doet hij onder meer door het leiderschap van Patricks manager op de korrel te nemen. Het wordt bijna een slapstick, maar het uitvergroten geeft aan hoe machtsverhoudingen kunnen ontsporen en mensen tot marionetten gemaakt worden. De manager is een Zwitser, zou er tussen Frankrijk en Zwitserland een rivaliteit bestaan? Het is een van de vragen die opkomen bij dit onderhoudende boek. Vergeleken bij Charlotte en Herinneringen is dit boek wat luchtiger van toon, misschien ligt het iets dichter bij Delicatesse, een prachtig boek (verfilmd) waarin de liefde een thema is, maar ook hier heerst een heftige bedrijfscultuur waarin de machocultuur een tegenstelling vormt met de menselijke maat. Wie graag wil weten hoe het Madeleine vergaat, haar leven kreeg in haar jonge jaren een traumatische wending, zal het boek zelf moeten lezen en dat is zeker geen opgave. Het zou een prachtige kennismaking zijn met deze veelzijdige auteur!

Titel: De familie Martin
Auteur: David Foenkinos
Vertaling: Sanne van der Meij
Pagina's: 220
Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts
ISBN: 9789463934268
Verschenen: september 2021

dinsdag 7 december 2021

Jos van Daanen - Liefde is een onwoord

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij In de Knipscheer  


Ik heb 't gedaan, mama. Kom je snel terug?

Jos van Daanen (1959) studeerde Nederlands en Algemene Literatuurwetenschap. Zijn schrijverscarrière begon hij met het schrijven van maatschappelijk geëngageerde poëzie. Hij bracht twee dichtbundels en een novelle uit. Met Liefde is een onwoord heeft hij zijn romandebuut geschreven. Hierin trapt hij af met een moeder die het woord richt tot haar ongeboren kind; een relaas dat nogal onbehaaglijk aanvoelt en een opmaat is naar de spanningsboog die continu aanwezig blijft.

Hans slijt zijn dagen in een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn kamer is sober, zijn deur op slot. Het verschil tussen goed en fout is voor hem niet altijd even gemakkelijk te begrijpen. Hij leert vooral te doen wat er van hem wordt verwacht, al uit zich dat voornamelijk in gewenst gedrag. 'Een verbetering noemen ze dat hier.'

Op regelmatige tijden 'kijken de ogen door een luikje mijn kamer in', draait de sleutel in het slot en wordt Hans naar Bril gebracht, die met hem in gesprek gaat over zijn herinneringen en de moeilijkheden in zijn leven. De volwassen Hans kan zich soms nogal aandoenlijk uitten, is zeker niet dom, maar zijn kinderlijke logica zorgt voor grappige toetsen.

Wekelijks komt zijn zus Merle op bezoek. Zij zorgt ervoor dat er een familiecommode op zijn kamer wordt gezet. Tussen de spullen vindt Hans een dagboek dat van zijn moeder blijkt te zijn. De ontboezemingen daarin staan haaks op zijn herinneringen aan haar. Het is op zijn zachtst gezegd verwarrend voor Hans om te lezen dat haar zwangerschap van hem als gif in haar lichaam woekerde en dat ze het hem nog 'betaald zou zetten'. Minutieus staat erin beschreven hoe ze de vleugeltjes uittrekt bij een gewonde koolmees. Dan vertelt zijn zus hem dat hijzelf ooit de kop van zijn kat heeft getrokken. Hij knikt plichtmatig, maar eigenlijk kan hij zich dat voorval niet meer goed herinneren.

Hans denkt vaak terug aan de verwarrende tijd toen hij zeven was. Zijn moeder belandde – door een verlamming van haar ademhalingsspieren – in een ijzeren long, waar ze de rest van haar leven in door zou moeten brengen; ergo, een uitzichtloos bestaan.
Hij had niets verkeerd gedaan, daarvan was hij overtuigd. 'Een daad van liefde, zo had hij het lang geleden in een helder moment genoemd.' Omdat hij precies had gedaan wat zijn moeder hem had gevraagd, kón het niet anders dan een goede daad zijn, want ze wilde zo graag slapen.

'Maar mama had me een keer uitgelegd dat het einde niet bestond omdat het woordje 'einde' automatisch een nieuw begin inluidde. Zonder begin had einde geen betekenis. Ze noemde 'einde' daarom een onwoord, zoals er meer van die onwoorden waren waarin ze zich gevangen voelde. Liefde bijvoorbeeld, dat niet zonder haat kon bestaan, goed niet zonder kwaad, een streling die we enkel betekenis wisten te geven omdat we wisten hoe een klap voelde. Nadat ik haar gezegd dat dat ik dat allemaal niet begreep, glimlachte ze en aaide me teder over mijn wang. We hebben een gevangenis gemaakt van verzonnen woorden, zei ze nog. En ik kon alleen maar fantaseren over de oneindige wijsheid waarover ze moest beschikken.'


Zijn verblijf in de kliniek bestaat voornamelijk uit ledigheid, het trouw innemen van zijn medicatie, de gesprekken met zijn psych en het ombuigen van en inzicht krijgen in zijn gedrag, zodat er uiteindelijk kan worden toegewerkt naar de mogelijkheid om op weekendverlof te gaan; de bitterzoete kers op zijn taart waar hij zonder scrupules naar uitkijkt.

De personages Hans, Merle en hun vader Henk, – die ons ook ná zijn overlijden nog deelgenoot maakt van zijn hersenspinsels – komen als 'vertellende' of 'belevende ik' aan het woord. Een alwetende verteller doet het verleden van hun moeder uit de doeken en ook de sombere Bril kan zijn persoonlijke geschiedenis vertellen. Op die manier meanderen er meerdere verhaallijnen door elkaar en wordt het geleidelijk steeds duidelijker dat alle personages, ieder op zijn eigen manier, worstelen met hun demonen. Door het spelen met de verschillende verhaallijnen en de chronologie, komt er steeds een stukje informatie los vanuit een ander perspectief. Het is niet meteen duidelijk wie er geloofwaardig is, waardoor de spanning richting de climax listig wordt opgebouwd.

Een aandachtspuntje is dat Van Daanen zich op zeker moment (bladzijde 46/47) even verslikt in de vertelstructuur. In dat hoofdstuk ligt het ik-perspectief overduidelijk bij Hans, maar gaat het ineens over naar Merle, vervolgens verder als alwetende verteller en wordt dit hoofdstuk beëindigd vanuit het gezichtspunt van Merle.

Ondanks de diverse draadjes heeft de auteur het verhaal compact gehouden en heeft zich niet laten verleiden tot het toevoegen en uitkauwen van allerlei onnodige zijwegen. Hij weet de aandacht vast te houden en de lezer verscheidene keren op het verkeerde been te zetten. De broeierige spanning wordt goed gedoseerd opgebouwd richting een gruwelijke apotheose.

De hamvraag die gonst door het boek is: Wie heeft er nou eigenlijk een kronkel in de kop?

Titel: Liefde is een onwoord
Auteur: Jos van Daanen
Pagina's: 218
ISBN: 9789493214408
Uitgeverij In de Knipscheer
Verschenen: september 2021

zaterdag 4 december 2021

Bodo Kirchhoff - Wedervaring

Recensie door Philipp van Ekeren
Uitgeverij Lebowski


De ervaring van een spontane autorit

Wedervaring is de onvertaalbare Nederlandse titel van het boek dat in 2016 de Deutscher Buchpreis heeft gewonnen. De vertaling van de originele Duitse titel geeft het woord 'incident'. Maar ook dit geeft geen uitsluitsel over de betekenis. Pas op de website van de uitgeverij vinden we een uitleg: een boek waar het niet zozeer gaat om wat er gebeurt (om het wedervaren, zogezegd), maar om de ervaring.

Al met al is het lezen van dit boek een ervaring op zich omdat de schrijfstijl je dwingt om heel zorgvuldig te lezen. Vanuit de derde persoonsvorm wordt de hoofdpersoon Reither beschreven zonder afstand. Al zijn observaties, gedachten, overpeinzingen en herinneringen komen langs en vermengen zich met de dialogen. Dat is wennen. Maar als de lezer hieraan gewend is resulteert het wel dat de lezer dicht op de huid van Reither komt te zitten. Je voelt de twijfels en je ervaart wat er in hem omgaat. Dat maakt het verhaal sterk.

En het verhaal op zich is ook uniek te noemen. Een spontane road novel van twee Duitse pensionado's zou ik het noemen. Het begint in hun appartementencomplex. De uitgever en vooral corrector Julius Reither ontdekt in de gezamenlijke openhaardkamer een boek zonder titel dat zijn aandacht trekt. Het blijkt te zijn geschreven door Leonie Palm die ook in het complex woont. Maar daar komen we later pas achter. Het zijn twee ouderen die na een werkzaam leven en hun sociale leven zich hebben teruggetrokken uit het leven. Reither heeft in ieder geval zijn leven opgegeven. Alleen wijn en sigaretten zijn nog belangrijk. In het hele verhaal worden de hoofdpersonen aangegeven door hun achternaam. Bij hun ontmoeting wordt Palm in een lange zin minutieus beschreven:

"Want hij keek in het soort gezicht dat de vraag opriep hoe het in de vroegere jaren moest zijn geweest, verbluffend knap, gewoon omdat het nog steeds iets verbluffends had, met ogen van blauwachtig grijs, losjes opgestoken haar in de tint van pistacheschillen, een stevige neus, niettemin met tere vleugels, en bleke, volle lippen, vol doordat ze bleek waren; ze was jonger dan hij, maar niet schrikbarend."


Reither heeft zijn uitgeverij verkocht omdat er bijna geen vraag meer is naar verfijnde literatuur en de dame in kwestie is failliet gegaan met haar hoedenzaak omdat praktisch niemand meer een hoofddeksel draag. Het verhaal begint dat zij voor zijn deur staat met de vraag of hij, als deskundige, lid wil worden van haar leesclub. Vanaf het begin is er een spanning tussen deze twee. Zeker van zijn kant. Hij komt letterlijk en figuurlijk tot leven en is gefascineerd door Palm. Hij heeft moeite om te bekennen dat hij verliefd is geworden. Zelfs vriendschap is een grote stap. Ze besluiten in een opwelling om 's nachts met de auto naar de Achensee te rijden om daar de zonsopgang te aanschouwen. En zo begint deze hedendaagse en bijzondere autoreis. Uiteindelijk rijden ze verder tot aan Sicilië. Spraakzaam zijn ze niet. Toch leren we door kleine flarden van persoonlijke informatie de hoofdpersonen kennen. Het verlies hun zaak, hun wederhelft, hun kind.

"… - wie zijn kind verliest, Leonie, die is door de goden verlaten! Het scheelde maar een haar of hij had ook dat nog tegen haar gezegd, maar in plaats daarvan zei hij iets anders, zachtjes weer en naar haar toegebogen…"


In Sicilië worden ze direct in alle hevigheid geconfronteerd met de Europese migratiecrisis. Vooral Palm neemt het initiatief om hier iets aan te doen. En dat gaat helemaal mis. Door samenloop van omstandigheden beland Reither flink gewond tijdens de terugvaart en verdwijnt Palm uit zicht. Aangekomen op het vaste land wordt hij tot zijn geluk gered door een immigrant. Bij toeval kruizen de wegen van Reither en Palm elkaar. Pas aan het eind van het verhaal komt de lezer erachter waarom Leonie Palm besluit om alleen verder te reizen. Reither keert terug naar huis en neemt de immigrantenfamilie mee naar het beloofde land.

Wat dit verhaal zo leuk maakt, is de beroepsdeformatie van Reither. Zijn hele leven heeft hij manuscripten doorgelezen en, naar eigen inzicht, het verhaal verbeterd, gecorrigeerd of gewoon teksten verwijderd omdat deze niet voldeden aan zijn kwaliteitseisen. Alle gesprekken uit het dagelijks leven weegt hij alsof ze uit een manuscript komen. Zijn rode potlood altijd paraat. Maar steeds meer komt hij erachter dat clichés toch echt van toepassing zijn in het echte leven.

" … alleen was het leven geen nieuwe uitgave van uitgeverij Reither, zeker nu die niet meer bestond."

"Vreemd, dat was een nietszeggend woord waar hij altijd een kringeltje onder had gezet."

"Alleen het gesteun en gekreun bij bedscènes was erger, behalve in je eigen herinnering, daar hoor het ook thuis."


Wedervaring
is een opmerkelijk boek. Een boek dat je niet snel zal vergeten. Een bijzonder inkijkje van twee wildvreemden die op de bonnefooi een avontuur aangaan, elkaar aftasten, leren kennen en weer kwijtraken. En dat in een schrijfstijl die, als je er eenmaal als lezer aan gewend bent, de onverwachte opbloei van Reither laat meemaken. Van voorzichtige genegenheid en liefde tot het ontfermen over ontheemden. Mooie en lange zinnen uit een reisverslag tot aan de rand van Europa. Een uithoek waar zich nog steeds een humanitaire ramp afspeelt. Een bijzonder decor van deze terechte prijswinnaar.

Titel: Wedervaring
Auteur: Bodo Kirchhoff
Vertaling: Josephine Rijnaarts
Pagina's: 176
ISBN: 9789048838578
Uitgeverij Lebowsky
Verschenen: oktober 2018