maandag 30 augustus 2021

Annie Ernaux - De jaren

Recensie door Roosje
Uitgeverij Atlas Contact

Je leven trekt als een film aan je voorbij, of toch niet?

Het duurde heel even voor ik doorhad wat die losse zinnen in het begin van Annie Ernaux’ boek, zonder hoofdletter en punt voorstelden: een opsomming van beelden, foto’s, krantenfoto’s, reclames op winkels en in kranten, filmjournaals, bioscoop en boeken in haar leven, het begin van haar leven.

‘… de werkelijke of gefantaseerde beelden, de beelden die je achtervolgen tot in je slaap. De beelden van een moment die baden in het licht dat alleen die beelden eigen is.

Ze zullen allemaal in één klap verdwijnen, zoals ook zijn verdwenen de miljoenen beelden achter de voorhoofden van grootouders die een halve eeuw geleden zijn overleden, van ouders die intussen ook dood zijn. Beelden waarop je als kleuter voorkwam naast andere mensen die al waren overleden voordat je geboren was, precies zoals in onze herinneringen onze jonge kinderen aanwezig zijn naast onze ouders en onze schoolvriendinnen. En eens zullen wij in de herinneringen van onze kinderen voorkomen te midden van kleinkinderen en van mensen die nog niet geboren zijn. Het geheugen stopt nooit, net zomin als de seksuele begeerte. In het geheugen vindt de koppeling plaats tussen de doden en de levenden, tussen werkelijke en gefantaseerde wezens, tussen droom en geschiedenis.’ (2021: 10-11)

Dit citaat kun je opvatten als de intentie van deze roman van Ernaux. Maar toch verduidelijkt dit citaat niet direct alles. Mijn eerste idee was dat dit boek gaat over het individu in de reeks van opeenvolgende generaties; de persoonlijke geschiedenis in relatie tot de algemene geschiedenis en de filosofische overdenkingen daarover. Een tweede gedachte was: doet Ernaux dit dan voor zichzelf; om aan het eind van haar leven een overzicht te geven en nog eenmaal langs de lijnen en beelden van haar leven te gaan, eventueel voor haar nageslacht? Ik verheugde me op beschouwingen over het verglijden van de tijd, van de ‘tijd’ als ‘ding an sich’, het ouder worden of zoiets, over de ontwikkeling in iemands leven. Maar zo’n boek is het niet geworden; het is geen heel persoonlijke autobiografie en toch is het dat in bepaalde delen wel. Dat het geen doorsnee autobiografie is geworden is natuurlijk helemaal niet erg; de lezer (en ik!, grapje, rdv) dient van tijd tot tijd op het verkeerde been gezet; dat is goed om de aandacht vast te houden en de eigen gedachten en meningen te scherpen. Het is wel een soort van autobiografische roman van Ernaux maar haar leven is onlosmakelijk verbonden met de wereldgeschiedenis en dit is de vorm waarin zij haar roman heeft gepresenteerd.

Het eerste deel van het boek vond ik, hoewel zeer afstandelijk, toch erg aantrekkelijk. Het was niet alleen Ernaux’ leven, maar ook dat van mij, al ben ik geen Française en heb ik in mijn bijna zestigste levensjaar geen dertig jaar jongere minnaar gehad.

Het tweede deel leek te opsommerig, qua gebeurtenissen en uitvindingen en qua boze en gefrustreerde gevoelens. Maar dat kan juist zo bedoeld zijn door de auteur: vorm en inhoud zijn congruent.

Het meest opmerkelijke van deze autobiografische roman is het verschijnsel dat Ernaux nergens het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ gebruikt, maar ‘jij’ of ‘wij’ of ‘zij’ (enkelvoud). Dat doet vreemd aan. Ik denk dat in het Franse origineel het persoonlijk voornaamwoord ‘on’ veel gebruikt wordt. Dat heeft voor Fransen waarschijnlijk een andere emotionele lading dan ‘wij’ of ‘je’ in het Nederlands. In het Frans is het minder afstandelijk, denk ik.

Maar de Nederlandse vertaling doet afstandelijk aan, terwijl veel beelden juist uiterst persoonlijk zijn. Ik zou kunnen denken aan een dissociatieve persoonlijkheid (dissociatief als in het psychiatrisch ziektebeeld: jezelf opsplitsen in meerdere persoonlijkheden) - en helemaal uit te sluiten is dit niet: want blijven wij gedurende ons leven altijd dezelfde? - of is dit juist een vorm om het individu direct te koppelen aan de geschiedenis. En heeft het opgaan in de geschiedenis een troostende functie? Ik ben niet alleen op de wereld, ik ben deel daarvan. Ik ben aan het eind van mijn leven, maar de zingeving van mijn leven ligt in de samenleving. Ik leef niet alleen voor mezelf. Mijn leven is niet vergeefs geweest. Zijn het juist deze filosofische, sociologische, psychologische begrippen die Ernaux op deze wijze heeft vormgegeven? Wellicht.

Ernaux eindigt met: ‘Iets redden van de tijd waar we nooit meer zullen zijn?’ (ib.: 229) Oké denk ik dan: maar ja waarom dan? Om een boek te schrijven à la Proust? Om je leven een uiteindelijke zin te geven? Voor je kinderen en kleinkinderen? Voor je onsterfelijkheid? Of alles tegelijk?

Het eerste deel boeide me, ontroerde me en bracht me meer terug naar mijn eigen biografie. Deze roman is knap geschreven en heeft ongetwijfeld veel research gekost, maar ik heb er moeite mee die te waarderen. Ze is afstandelijk, en misschien op sommige stukken zo filosofisch dat ik er niet helemaal bij kan. Dat alles zorgt er in ieder geval voor dat het boek nog een hele tijd in mijn geheugen zal zitten.

Hier is een tweede recensie te lezen van De jaren

Titel: De jaren
Auteur: Annie Ernaux
Vertaling: Rokus Hofstede
Pagina's: 232
ISBN: 9789029540650
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: Oktober 2020

maandag 23 augustus 2021

Koen Caris - Stenen eten

Recensie door Roosje
Uitgeverij Atlas Contact


Schuld en boete

Ben woont in een dorp en doet dat jaar eindexamen. Hij zorgt ook voor zijn moeder, dat zij op tijd uit bed komt en naar haar werk gaat. Er is iets met die jongen. Er is iets met die moeder. Er is iets met dat huis. Het is een verdrietig huis.
 

Daaraan herken je een verdrietig huis: dat gaat achterlopen op de huizen eromheen. ’s Ochtends blijven de gordijnen langer dicht, en ’s avonds staat de televisie nog aan lang nadat de andere woonkamers donker zijn geworden. De kerstboom komt, als hij komt, een paar dagen voor kerst en blijft daarna staan tot eind januari, steeds kaler en bruiner. De kliko wordt minder vaak naar de hoek van de straat gerold en is, wanneer de vuilnismannen zijn langsgekomen, steevast de laatste die nog moet worden opgehaald, als het laatste kind op de opvang dat nog op zijn ouders wacht en ondertussen toekijkt hoe de begeleidster maar vast de lichten begint uit te doen.’ (2021: 35-36)


Hun zus en dochter is drie jaar daarvoor op het spoor gaan staan, ’s avonds. Hun vader en man heeft het nog proberen uit te houden, maar faalde daarin. Sindsdien zijn zoon en moeder alleen en houden zij elkaar vast en nauwelijks op de been (ja, ik weet het, dit is een zeugma, maar ik vind het hier passen).

En toen kwam Emma, een klasgenoot van Ben, die natuurlijk zijn zus, Kim, gekend had. In zo’n dorp kent iedereen elkaar. En Emma deed hetzelfde: spoor, aanstormende avondtrein, en weer een leven weg.

De rouw en het verdriet bij Ben en zijn moeder worden hierdoor extreem aangewakkerd. Het is niet zozeer dat zij hun verdriet extra gaan voelen, het zijn ook nog de schaamte en een zeer onbestemd gevoel van zich niet weten te gedragen en dus dan maar onzichtbaar willen zijn, dat hen nog verder terugwerpt op zichzelf. En na Emma volgen nog een paar kinderen.

Onderwijl volgen er eindexamenfeesten die zo niet genoemd worden, omdat er geen blijheid en opluchting gevierd worden maar iets van een ongerichte en zelfdestructieve rouw van die kinderen.

Toch is dat zelfs nog niet alles. Ben worstelt met zijn homoseksualiteit, en niet zo’n beetje ook.

De stijl en het verhaal zijn heel beeldend. Ik zie de film al voor me. Dit romandebuut lijkt een mengeling van The Virgin Suïcides van Sofia Coppola en de Netflix-serie 13 Reasons Why. Een high school-drama van Nederlandse bodem. Een coming-of-age-verhaal van een zich schuldig voelende jongen. Een medicijn wordt beproefd, natuurlijk, in drank en drugs, seks, en een obsessie met adrenaline.

Nu er meer slachtoffer van …, nu ja, van wat eigenlijk?, zijn weten Ben en zijn moeder helemaal niet meer hoe zich te gedragen. Ze willen wel aandacht en troost van anderen maar ook weer niet. De aandacht van anderen voor hen lijkt steeds net niet van de goede soort te zijn. Bovendien wordt de dode Kim alsmaar opgevolgd door nog meer suïcidale pubers. Ben denkt cynisch:

Het is moeilijk om lang geïnteresseerd te blijven in een dode, daarvoor blijven ze net te veel dood.’ (ib: 119)

In een dorp zo klein als dit leer je van jongs af aan dat je niet tegen de groep ingaat; als zij je niet meer moeten is er geen tweede.’ (ib.: 196)


Het is zaak behoedzaam en stiekem te handelen. Feesten, je te buiten gaan aan drank en drugs, is een afleidingsmanoeuvre of misschien zelfs wel een plengoffer.

Een vreemde lijst met afvinkthema’s doet de rondte en ook foto’s van Kim en Emma. Wat er precies op de lijst staat wordt Ben niet helemaal duidelijk. In ieder geval iets met een gele panty op het hoofd dragen, een vriendje hebben, vermoedelijk ook seks hebben, jezelf verstikken met je eigen handen, en lest best het gaan staan op de spoorbaan en de trein afwachten, zoals Kim had gedaan.

Het is niet het soort verhaal waarin al deze mysteries opgelost worden. Daar gaat het in dit verhaal niet om. Het gaat om Ben en eigenlijk nog niet eens zozeer om het feit dat hij een buitenstaander is, een nerd - want hij kan goed leren -, een homo - wat hij wel verbergt, maar het is niet zijn diepste geheim. Het gaat om Ben en om zijn schuld en boete. Hij draagt zijn schuld met de vastberadenheid van een groot kind, en hij doet boete met de wanhoop van een richtingloze puber.

De vreemde titel van deze roman Stenen eten is te verklaren uit het feit dat stenen een belangrijke rol spelen in dit verhaal - ja, duh..… Het zijn letterlijk de stenen van het spoor. Op het laatst wordt duidelijk hoe dat zit; dat kan ik niet verklappen. Overal liggen stapeltjes stenen, als een grafheuvel misschien voor de omgekomen kinderen. Als de stenen op een joods graf. Als de steenmannetjes in de bergen om de juiste weg te wijzen.

Maar ook de steen en de stenen die zwaar op je maag liggen, schuldgevoel, rouw, verdriet. Ben vertelt Kim op de bewuste avond het verhaal van de krokodil die stenen eet, moet eten, om zijn eten te kunnen verteren. Overigens doen heel veel vogels dat ook, zoals kippen en duiven (rdv). Ben doet dat omdat hij niet weet wat hij tegen Kim moet zeggen en hoe hij haar nog wat langer kan laten blijven.

Koen Caris (1988) is schrijver, schrijfdocent en vertaler. Hij studeerde in 2011 met lof af aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU. Sindsdien schreef hij theaterstukken en hoorspelen voor onder andere BNNVARA, de VPRO, Bellevue Lunchtheater, De Hoorspelfabriek, Korthals Stuurman en Festival Over het IJ. Daarnaast was hij 8 jaar lang huisschrijver van het Utrechtse theatergezelschap Als de Beren Komen.

Zijn werk won prijzen op het Café Theater Festival (2012) en het Amsterdam Fringe Festival (2015), en werd genomineerd voor o.a. de ITs Playwriting Award (2011), de Zilveren Reissmicrofoon (2015) en de Prix Europa (2015, 2017). In 2017 ontving hij het TheaterTekstTalent Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Koens werk kenmerkt zich door een combinatie van poëzie en geroep, van harde tekst en zachte bedoelingen. Hij schrijft verrassende well-made plays vol scherpe dialogen en licht-magische elementen. Talige maar toegankelijke tragikomedies over kleine mensen die zich maar net staande houden in een wereld die te groot voor ze is.

Koen werkt daarnaast als vertaler, redacteur en copywriter voor o.a. de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, HKU Lectoraat en de AHK. (Bron: https://www.koencaris.nl/)

Titel: Stenen eten
Auteur: Koen Caris
Pagina’s: 253
ISBN: 9789025454876
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: juli 2021

vrijdag 13 augustus 2021

Jac. P. Thijsse - Nu ga ik er eens op uit

Recensie door Eric Waut 
Uitgeverij Van Oorschot

De natuurliefhebber aan het werk

"Wer dir, ja dir Natur, sein ganzes Sein ergeben,
Der ühlt das herbe Weh der armen Erde kaum;
Du lebst in ihm, er lebt in dir ein selges Leben,
Und diese Seligkeit ist mehr als flüchtiger Traum"  


Met deze strofe uit een gedicht van Ludwig Bechstein (1801-1860) An die Natur, opent Jac. P. Thijsse Nu ga ik er eens op uit; zijn natuurdagboeken.

Jacobus Pieter Thijsse werd geboren in 1865 te Middelburg. Zijn vader was beroepsmilitair en later als burger actief in militaire sfeer. Hij bracht zijn jeugd door in Grave, Woerden en Amsterdam. Thijsse volgde een opleiding als onderwijzer maar was vooral gefascineerd door de natuur. Hij had duidelijk ambitie om over zijn observaties in de natuur te gaan schrijven. Hij huwde in 1891 met Helena Christina Petronella Bosch. Het gezin heeft een tijdje gewoond te Texel alwaar hij hoofd van de Franse school was. Ze zijn echter teruggekeerd naar Amsterdam. Later is het gezin Thijsse gaan wonen te Bloemendaal. Thijsse raakte bevriend met een andere natuurliefhebber, Eli Heimans (1861-1914). Samen leverden ze een belangrijke bijdrage aan de popularisering van de natuurstudie en stonden ze aan de basis van de natuurbescherming in Nederland. In 1922 kreeg Thijsse een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Thijsse overleed in 1945.

Jac. P. Thijsse is ook bekend voor de zogenaamde Verkade-albums die verschenen vanaf het begin van de vorige eeuw. De koekjesfabrikant Verkade voegde plaatjes bij zijn producten. Deze konden worden verzameld en in speciaal daarvoor gemaakte albums worden ingeplakt. Hierbij beschreef Thijsse de Nederlandse flora en fauna op boeiende wijze. Bekend zijn de jaargetijdealbums (Lente, Zomer, Herfst en Winter) en albums over biotopen en natuurgebieden, zoals het Naardermeer. (1) Ze blijken tweedehands nog behoorlijk gezocht en van enige waarde. Daarnaast is Thijsse ook gekend voor een reeks andere uitgaven zoals: Het Vogeljaar en talloze artikelen voor De Levende Natuur

Het is momenteel een hype aan het worden. Terwijl er vrij onheilspellende berichten zijn hoe slecht het gesteld is met onze aarde komt een deel van de bevolking naar buiten. Wandelaars en hikers lopen elkaar voor de voeten.

Wandelen is stilaan ook een literair thema aan het worden. Uitgeverijen zullen dit ook reeds hebben opgemerkt. Natuurdagboeken van bepaalde auteurs worden (her)ontdekt. Het was dan toch wel even afwachten hoe het zou aflopen met de uitgave van deze dagboeken (I: periode 1884-1887 en II: periode 1894-1898) van Jac. P. Thijsse. Een eerste vaststelling is namelijk dat Thijsse in deze dagboeken weinig of geen persoonlijke beschouwingen prijsgeeft. Verder dan een: 'Geen dag is verloren die ons in aanraking brengt met het leven der natuur' komt hij niet. Zelfs als hij op stap is met de bekende auteur Frederik van Eeden (1860-1932) blijft hij de zakelijke bioloog die observeert en noteert. Het is hier zeker geen natuurdagboek zoals dat van Nescio. Thijsse was geen mysticus. Wat maakt dit boek dan zo bijzonder?

Vooreerst is het zo dat deze uitgave zeer rijk geïllustreerd is met Thijsses eigen tekeningen, en met het prachtige beeldmateriaal uit de Verkadealbums en andere boeken van Thijsse. Werkelijk fascinerend en verhalend. Zeker als Thijsse een beschrijving geeft van wat hij ziet. Een andere reden is toch wel de vaststelling dat iets meer dan honderd jaar geleden het echt beter gesteld was met de biodiversiteit. Zo nemen we kennis in een artikel uit 1897 van een observatie van heel wat grutto’s die komen aanvliegen. Zelf nooit gezien.

Thijsse was een natuuractivist die (soms) in actie schoot toen bepaalde prachtige stukken natuur een andere bestemming zouden krijgen. Toch is hij af en toe een pragmaticus. Hij zocht zijn 'kleine' overwinningen. Bekend, en mooi omschreven in dit boek, is zijn actie in verband met het Naardermeer. Dit gebied was omstreeks 1900 ontdekt als vogelrijk gebied. Er waren echter plannen om hiervan een vuilstortplaats te maken. Hiertegen kwam er protest waarbij Thijsse het voortouw nam. Een en ander resulteerde in de oprichting van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland.

Een andere reden is de selectie van artikelen van Thijsse die in deze uitgave zijn opgenomen. Hier zien we de natuurliefhebber aan het werk. Mooie omschrijvingen en zin voor detail. Zelfs een beetje avontuurlijk. Moeilijk wel om te volgen wanneer je geen bioloog van opleiding bent. Toch is er af en toe enige duiding en zijn al de vertalingen van de Latijnse namen keurig opgenomen in een register.

Het is wel even schrikken als we kennis nemen dat er af en toe in opdracht en om wetenschappelijke redenen een vogel en nestje diende te sneuvelen. Het is echter minder schrikken dan wat te lezen is in andere negentiende-eeuwse boeken op het gebied van de natuurlijke historie. Ik herinner mij het werk van Alfred Russel Wallace, Het Maleise eilandenrijk, in dat verband nog als een prachtig werk, met uitzondering van de passages waar de auteur beschrijft hoe hij op jacht gaat. Het zijn de tijden toen er nog geen camera’s konden meereizen met krachtige lenzen. Opgezette dieren in een museum waren het equivalent van de natuurdocumentaires van nu. Zo denk ik maar.

De echte meerwaarde van dit boek is de wijze hoe de samensteller, Marga Coesèl, is te werk gegaan. Mooie verzameling van beeldmateriaal, verklarende voetnoten en verduidelijkingen. Ogenschijnlijk de juiste keuzes gemaakt. Vakwerk! Marga Coesèl is biologe en als gastonderzoeker verbonden aan de Artis Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en jarenlang actief in de Heimans en Thijsse Stichting. (2)

Deze prachtige uitgave van Van Oorschot hoort in de betere boekenverzameling.

Voetnoten:

(2) https://www.heimansenthijssestichting.nl

--

Titel: Nu ga ik er eens op uit. Wandeldagboeken 1884-1898
Auteur: Jac. P. Thijsse (bezorgd door Marga Coesèl)
Pagina’s: 240
ISBN: 9789028220010
Uitgeverij Van Oorschot
Verschenen: juli 2021

maandag 9 augustus 2021

Annie Ernaux - De jaren


Herinneringen zullen verdwijnen als we ze niet documenteren

Al in 2008 verscheen in Frankrijk Les Années van Annie Ernaux (1940). Een historiographie extraordinaire; een autosociobiografie, zoals ze het zelf noemt. Het duurde nog 12 jaar voor het in een sublieme vertaling van Rokus Hofstede in het Nederlands verscheen. Waarschijnlijk is er lang getwijfeld of de Nederlandse lezer er wel warm voor zou lopen, omdat de literaire vorm zo experimenteel is en een unieke stijl heeft. Dat De jaren hier uiteindelijk in coronatijd is verschenen is gedurfd, maar dit opmerkelijke boek is niet onopgemerkt gebleven.

Ernaux schreef met De jaren – dat wordt gezien als haar magnum opus – een chronologisch opgebouwde existentiële ontwikkelingsroman zonder plot, waarin ze de tijd als het ware opvoert als de protagonist. Ze neemt in een lange monologue intérieur de lezer mee door pakweg de eerste 65 jaar van haar leven; het collectieve geheugen waarin leeftijdsgenoten punten van herkenning zullen vinden, ondanks dat het politiek en cultureel gezien heel Frans is. Ze heeft als het ware allemaal kleine lapjes gebreid die ze tot een kleurrijke lappendeken heeft samengevoegd. Door middel van deze fragmentarische synthese brengt ze de gebeurtenissen van haar tijd tot leven; een geschiedenisles die als een film van foto's aan de lezer voorbij flitst. Dit doet ze zowel op micro (haar eigen leven) als op macro (landelijk) niveau.

Marjon Nooij

Haar leven begint in Normandië, waar ze in een onbemiddeld milieu opgroeit, in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, terwijl Frankrijk haar wonden likt. Haar familie is niet verschoond gebleven van wreedheden van de oorlog. Ernaux ontworstelt zich aan het milieu en gaat romanistiek studeren, waarna ze als docent werkt op een middelbare school. In 1983 verschijnt haar roman La place/De plek die haar in één klap beroemd maakt. Hierin portretteert ze op openhartige wijze haar overleden vader, zoals hij was en hoe hij zich van boerenknecht heeft opgewerkt tot kleine kruidenier, maar niet hoger op de maatschappelijke ladder wist te klimmen en er zijn hoop op had gevestigd dat het zijn dochter wel zou lukken.
 

'Je had tijd genoeg om naar dingen te verlangen, het plastic schooletui, schoenen met crêpezolen, het gouden horloge. Het bezit ervan was geen ontgoocheling. Je liet ze door anderen bewonderen. Het mysterie en de magie waarvan ze vervuld waren, raakten niet uitgeput als ze werden bekeken en betast. Wanneer je ze door je handen liet gaan, bleef je van die spullen iets ondefinieerbaars verwachten, ook nadat je ze had gekregen.'


Jarenlang heeft ze aantekeningen gemaakt en gedubd over de structuur van het boek dat ze voor ogen had. In het begin lijken haar herinneringen flarden, zonder interpunctie, maar gaandeweg verandert haar stijl, die – zonder metaforen en beeldspraak – toch enigszins kaal blijft. Ze beschrijft hoe de veranderingen in de loop der tijd van invloed zijn geweest op het leven, de kansen en het welbevinden van de vrouw in het algemeen. Ze vertelt haar verhalen '[…] door de lens van het geheugen, van tegenwoordige en herinnerde indrukken, culturele gewoonten, taal, foto’s, boeken, liedjes, radio, televisie, reclame en krantenkoppen.' Hierbij weet ze zo over foto's te vertellen en beelden op te roepen, dat visualiseren haast vanzelf gaat.

Ook haar eigen geschiedenis en studententijd passeren de revue, evenals de gebeurtenissen in de wereld: op het politieke vlak, de technologische sprongen vooruit, klassenverschillen en het onvermijdelijke botsen van generaties, 9/11, de emancipatie en seksuele revolutie, aids, het seksperimenteren en de angst voor ongewenste zwangerschap in zestiger jaren, waardoor de vrouwen steeds met de thermometers in de weer waren. Het biedt een herkenbaar tijdbeeld dat ze op subtiele wijze aan de hand van foto's beschrijft. Ze reflecteert, leidt je door de tijd en neemt geen blad voor de mond, maakt niets mooier dan het was. De foto's zijn echter niet in het boek afgedrukt, zodat de lezer onbevooroordeeld is en de ruimte krijgt om zelf beelden te vormen.

'[…] alle schemerige beelden uit de vroegste kinderjaren, met de plassen licht van een zomerzondag, de droombeelden waarin overleden verwanten uit de dood opstaan, waarin je over ondefinieerbare wegen loopt [...]'


Door zichzelf steevast in de derde persoon enkelvoud te zetten en gebruik te maken van de helikopterview, maakt ze haar eigen verhaal onpersoonlijker, anonimiseert en objectiveert ze zichzelf, houdt distantie. Ze schroomt niet zichzelf meedogenloos te beschrijven, zoals haar uiterlijk. Belangrijke thema's zijn het feminisme en haar linksgeoriënteerde gedachtegoed. Haar bewondering voor Simone de Beauvour steekt ze niet onder stoelen of banken en zegt dat de echte revolutie van de vrouw nog niet beslecht is.

Vanuit twee perspectieven beschrijft Ernaux de geschiedenis: de vertellende 'ik' – ze heeft alles immers al eens meegemaakt – en anderzijds de belevende 'ik', hoewel ze het woordje 'ik' geen enkele keer gebruikt. Hierbij heeft ze zichzelf een oulipiaanse beperking  opgelegd; die, net als het opsommen en de minutieuze beschrijvingen, één van de kenmerken is waaruit blijkt dat ze schatplichtig is aan Georges Perec. Ook komt na verloop van tijd Proust met zijn Verloren tijd in beeld, wordt haar vorm Proustiaans en klinkt urgentie door van het gevoel dat het eind der tijden nabij is.
 

'De zoektocht naar de verloren tijd liep via het web. Archiefdocumenten en allerlei dingen van vroeger die we nooit ofte nimmer hadden gedacht terug te zullen vinden, kwamen onverwijld tot ons. Het geheugen was onuitputtelijk geworden, maar de diepte van de tijd was weg – het gevoel dat je kreeg bij de geur van vergeeld papier, bij ezelsoren in boeken, bij een door een onbekende hand onderstreepte alinea. We bevonden ons in een eindeloos heden.'


De jaren is een magnifieke caleidoscopische collage waarmee Ernaux vanuit haar eigen gezichtspunt verscheidene historische gebeurtenissen en persoonlijke ervaringen op schrift heeft gesteld. Ze heeft haar eigen leven gedocumenteerd, waarbij ze aangeeft te beseffen dat haar geheugen niet onfeilbaar is. Het vlieten van de tijd, de vergankelijkheid, veranderingen in de mores van generatie op generatie en allerlei zintuiglijke ervaringen worden invoelbaar gemaakt, met een flinke dosis melancholie.

De plotloze, gefragmenteerde structuur die Ernaux hanteert is even wennen, maar de openhartige en soms zelfs intieme ontboezemingen grijpen je al snel bij de lurven en weten te ontroeren. Mooi komt naar voren dat Ernaux met het ouder worden, ook milder wordt.

Met dit rijke werk heeft Ernaux iets willen redden van de geschiedenis van het gewone leven en de tijd die nooit meer terug zal komen. Ondanks dat overduidelijk de Franse mores wordt beschreven, is het toch op veel punten herkenbaar voor de Nederlandse lezer. Het werkt als katalysator en laat laadjes in je herinnering openspringen.

--

Eerder verschenen op Tzum 


Titel: De jaren
Auteur: Annie Ernaux
Vertaling: Rokus Hofstede
Pagina's: 232
ISBN: 9789029540650
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: Oktober 2020

woensdag 4 augustus 2021

Józef Wittlin - Het zout der aarde

Recensie door Mireille Bregman
Uitgeverij Wereldbibliotheek 
Schwob winteractie 2020-2021

De Armee van de Dubbelmonarchie

'Een verwonderde baanwachter in het verre Hoetsoelse land sluit voortdurend de slagboom. Zó veel treinen deze nacht en allemaal naar Hongarije. "Wat is er aan de hand?" "Oorlog!"'


Juli 1914. Józef Wittlin beschrijft in Het zout der aarde een bepalende gebeurtenis in de Eerste Wereldoorlog wanneer de keizer van Oostenrijk-Hongarije een oorlogsverklaring tekent aan Servië. Het uitgestrekte keizerrijk en koninkrijk mobiliseert haar troepen, dus de mannen komen uit alle windstreken naar kazernes toe om onder de geel-zwarte vaandels van de kaiserlich und königliche Armee te vechten. Vanuit Wenen, Galicië, Moravië, Bosnië, vanaf de rivieren Donau, Weichsel, Boeg, Memel worden mannen opgeroepen en in treinwagons gestopt. Heel Europa maakt zich op voor een kortdurende oorlog. De roman roept, juicht, stampt in de proloog. Daarna gaat het verhaal naar de simpele ziel Piotr Niewiadomski die door de oproep van zijn bovengeschikte eindelijk de begeerde kepie van de spoorwegen mag opzetten. Hij begrijpt als analfabeet lang niet alles, maar vanuit zijn baanwachtershuisje langs de lijn Lemberg- Czernowitz- Itzkány ziet hij wel dat de treinen vol officieren en soldaten uit verschillende delen van (nu) Polen, Oekraïne en Roemenië richting Boedapest gaan.

Dan wordt hij zelf ook opgeroepen, eerst voor keuring en pas weken later voor de militaire opleiding, Samen met de boeren, orthodox-christenen, Joden, katholieken, die 'vervloekte' Hongaren en wat al niet meer wordt hij in net zo'n trein gezet.
 

'Eentje van de keizer begrijpt een ander van de keizer altijd wel, al was het maar in het Duits. Deze gendarme was er een van de koning. Zie je wel, de Hongaren verdienen zelfs geen keizer.'


Kenmerkend aan de hele roman is dat Wittlin je een panorama biedt op alle oorlogsvoorbereidingen: 
van de oorlogseed ("linksom of rechtsom, je leven behoort de keizer toe"), de dood van de paus en orthodoxe gebruiken ga je naar het leven van de Stabsfeldwebel die het leger praktisch ademt. Altijd keer je terug naar Piotr.

De taal is in het begin bombastisch te noemen, dat zwakt af maar de auteur heeft een goed oog voor detail gehad. Zeker voor wat betreft de vele volkeren met hun talen die, als je niet oppast, elkaar de tent uit vechten, maar het achterwege laten omdat ze in hetzelfde kaiserlich und königliche Armee vechten. Daarom heb ik er tijdens het lezen een paar kaarten bij gezocht die de geografische indeling ten tijde van 1910 tonen.

Achterin is een extra hoofdstuk met uitleg van Madeleine Rietra, vicevoorzitter Internationale Joseph Roth Genootschap opgenomen. De Pool Wittlin was een vriend van Roth en moest ook zijn land ontvluchten voor WOII. Tijdens de vlucht gingen zijn manuscripten voor de twee vervolgdelen op Sól ziemi/Het zout der aarde verloren. De trilogie zou De geschiedenis van de geduldige infanterist moeten heten. Het lukte Wittlin later in zijn Amerikaanse leven niet meer het alsnog af te ronden. In 1937 kwam het boek voor het eerst in het Nederlands uit, in 2020 vertaalde Dirk Zijlstra het opnieuw, voortreffelijk. Het zout der aarde is een zeer passende titel in het licht van de trilogie en is een literair verhaal dat iedereen zou moeten lezen die zich onder meer verdiept in Zweig, Roth, Mann.

Titel: Het zout der aarde
Auteur: Józef Wittlin
Vertaling: Dirk Zijlstra
Pagina's: 320
ISBN: 9789028450875
Uitgeverij Wereldbibliotheek
Verschenen: oktober 2020