Interview: Peter WJ Brouwer – Op alles wat ik ben
Marjon Nooij
En nu zitten we in jouw favoriete omgeving, vlak bij de plek des onheils.
‘Ik had die bocht al honderd keer genomen en toch ging ik onderuit. Domme pech. De Boekenweek kon ik daardoor dus op mijn buik schrijven. Ik had optredens staan in bibliotheken verspreid over Nederland en die konden helaas niet doorgaan.’
Maar als ik me niet vergis verscheen er op de dag dat je weer thuis kwam uit het ziekenhuis een mooie recensie in Argus?
‘Dat was inderdaad een opsteker. Paul Gellings verwoordde het wel grappig: volgens hem was de lancering van mijn boek omgekeerd evenredig aan de kwaliteit ervan. Het maakte mijn dag goed. Het voelt toch goed wanneer er belangstelling is voor mijn romans en gelukkig staan er weer afspraken in de agenda. Zo heb ik al lezingen voor het nieuwe seizoen en ben ik op 29 september uitgenodigd voor een interview met signeersessie bij boekhandel Het Logboek in Beilen. Dat maakt me weer blij na die domper van mijn gebroken arm.
Laten we het hebben over je nieuwe roman, die zich afspeelt in deze omgeving, de Veluwezoom en Arnhem. Had het verhaal ook ergens anders gesitueerd kunnen zijn?
‘Het had zich overal kunnen afspelen, de activistische vroege jaren tachtig, de polarisatie in een snel veranderende samenleving. Het geloof, een adolescent en een dominante opvoeding. Ik kom zelf uit Eindhoven, ben in die omgeving opgegroeid. Mijn jeugdherinneringen heb ik vertaald naar de omgeving waar ik nu al vijfentwintig jaar woon, Gelderland. Arnhem, Nijmegen en Zutphen zijn de steden waar ik regelmatig ben, optreed of met vrienden afspreek om een hapje te eten. De Veluwezoom is zogezegd mijn biotoop, het gebied waar ik loop en fiets, een decor voor gebeurtenissen in mijn roman. Maar het verhaal had zich ook ergens anders kunnen afspelen – de locatie is ondergeschikt aan de thematiek. Daarbij komt dat ik in mijn leven op meerdere plaatsen gewoond heb en me er thuis heb gevoeld. Ik pas me makkelijk aan, kan me vinden in dat motto van Martin Bril: ”het is goed om een vreemde te zijn te midden van bekende gezichten.”
Je bent dus niet aan een speciale plek gebonden. Niet in je werk, je hoofd en je romans.
‘Nee, niet echt. Wanneer ik me enkele weken terugtrek in het huis van een collega in een afgelegen plek in Frankrijk, ben ik op mezelf teruggeworpen. Inmiddels kennen de buren me, net als de Engelse eigenaar van een bistro voor locals, een plaatselijke tractorverkoper, de eigenaar van een supermarkt, de ober in een cafeetje op de markt – ik voel me er op een bepaalde manier thuis. We praten over het voorjaar, de koolzaadvelden en over politiek. Mijn eerste literaire prijs won ik in Vlaanderen. Ik heb daar vrienden voor het leven gemaakt. De uitgever van mijn eerste dichtbundel zit in Leuven. Mijn laatste roman is uitgegeven in Haarlem, en mijn nieuwe uitgever zit in Groningen. Binnenkort mag ik in gesprek met bovenbouwleerlingen van een Vlaams lyceum. Je ziet dus dat ik overal kan aarden.'
Ik wil het even met je hebben over de thematiek in je werk. Je bent voor deze roman een aantal malen naar Frankrijk afgereisd om je helemaal te storten op het schrijven. Daar vind je voldoende rust en inspiratie?
‘Ik had dit boek, dat zich thematisch afspeelt in verschillende werelden en in verschillende tijden, overal kunnen schrijven. Het is gewoon bijzonder om een aantal weken alleen met je roman bezig te zijn, te schrijven en vooral weer te schrappen.’
Hoe heb je voor Op alles wat ik ben besloten over welk onderwerp je zou gaan schrijven en in welke tijd het zich moest afspelen.
‘Het verhaal had ook ‘anders’ verteld kunnen worden – daar ben je schrijver voor. Zelfs de rol van de katholieke kerk en de Mariavereringen, die zo typerend zijn voor de historische context, zijn uiteindelijk ondergeschikt aan het verhaal: dat gaat over dubbelhartigheid, over de manipulatieve rol die volwassenen in de levens van jonge mensen spelen. Over keuzevrijheid en de blauwdruk van een opvoeding. Een Bildungsroman, want dat is dit boek, trekt zich niets aan van cultuur, tijdsbeeld en locatie.’
Je hebt altijd veel geschreven over relaties, over verbinding, identiteit, verwantschap. Liefde, vriendschap. Ik heb je eerder geïnterviewd en toen verklapte je me dat ‘dat nu eenmaal de onderwerpen zijn’ die het dichtst bij jou liggen en dat jij van mening bent dat je moet ‘schrijven over wat je kent’. Nu zijn daar thema’s als familie, dubbelhartigheid, waarheid en waan aan toegevoegd. Hoe is dat zo ontstaan?
‘Het idee voor dit verhaal ontstond tijdens het schrijven aan mijn vorige roman, Het oog van de kraanvogel. Toen ik op driekwart van dat boek was gevorderd, ontdekte ik een verhaallijn die er niet in thuishoorde. Ik zoomde sterk in op familie, terwijl familie in Het oog van de kraanvogel meer een verklarende functie heeft, op de achtergrond aanwezig is. Op de voorgrond stonden twee jongens en hun tegengestelde verwachtingen van vriendschap. Toen Het oog van de kraanvogel bijna af was, besloot ik dan ook dat mijn volgende boek een familiegeschiedenis zou worden, of in elk geval een verhaal dat sterk op familie leunde. Ook vanuit de gedachte: waarom dit verhaal, dat sterk op eigen ervaringen gebaseerd is, nu niet eindelijk eens aan papier toevertrouwen? Het is er klaar voor, ik ben er klaar voor. Bovendien leefden de meeste tantes en ooms uit mijn familie niet meer, dus voor hun oordeel hoefde ik niet te vrezen.’
Wat wilde je daar precies mee vertellen?
‘Goede vraag. Ik pakte een vel papier en schreef in hoofdletters OPVOEDING, BEKLEMMING, MANIPULATIE. Daar voegde ik het volgende aan toe: GELOOF, IDOLATRIE, TWEE GEZICHTEN, DOMINANTIE, vaag dingen vermoedend maar niet wetend waar het uiteindelijk heen zou gaan en welke ontdekkingen ik nog zou doen. Wél besloot ik vrijwel onmiddellijk een truc uit te halen: ik zou vanuit het perspectief van een meisje schrijven. Ik had dat nodig om afstand te nemen, objectief te kunnen waarnemen. Niet emotioneel in mijn eigen verhaal verstrikt te raken. Ik besloot te schrijven over een meisje, later een volwassen vrouw, die gebukt gaat onder de kuren en de willekeur van een dominante moeder. Dat was het uitgangspunt.’
Nu je over die dominante moeder begint, wil ik toch nog even terugkomen bij de Veluwezoom, het gebied waar jouw hoofdpersonage Ellen fietstochten maakt, en je hebt ons hier niet voor niets heen geloodst. Bas Steman, jouw gevierde collega-schrijver, journalist en ex-wielrenner, sprak een fragment in dat op Youtube is terug te luisteren en dat als verhaal (De Gazelle-man) werd voorgepubliceerd in het tijdschrift Elders Literair.*) Jij noemt dit hoofdstuk zelf ‘een sleutelmoment’. Waarom?
‘In de eerste twee delen van het boek volgen we mijn hoofdpersoon Ellen in een bijna dagboekachtige chronologie. De dagen van een zeventien jarig meisje rijgen zich aaneen, soms zijn die monotoon, op het saaie af, soms worden er ontdekkingen gedaan. Op een zeker moment besluit Ellen een racefiets aan te schaffen – dat was in de jaren tachtig erg in – zeer tegen de zin van haar dominante en onsportieve moeder. Die bemoeit zich sowieso overal mee, dus dit zal bij de lezer geen verrassing wekken. Zonder al te veel te willen verklappen: Ellen ontmoet een eenarmige fietser die een weddenschap met zijn vrienden heeft afgesloten. Wanneer haar moeder onbedoeld bij de gebeurtenissen wordt betrokken, komt die weddenschap onder druk te staan.’
Ik heb dit hoofdstuk met plezier gelezen. Ik vond dat de manipulatieve kant van de moeder, waarvoor Ellen zich zo schaamt, hier subliem tot uiting komt. Hoe kwam je op het idee voor deze passage?
‘Het fragment is gebaseerd op een gebeurtenis uit mijn eigen jeugd, met een familielid dat er ook wat van kon. Voor Ellen is de gebeurtenis een dieptepunt omdat ze, zelfs wanneer ze zich alleen waant, in haar eigen wereldje zogezegd, nog niet uit de invloedssfeer van haar moeder kan ontsnappen.’
Zeg dat wel. Ik werd steeds weer onaangenaam ‘geraakt’ door die moeder, om het maar eens voorzichtig te zeggen. Ze heeft kritiek op de vrienden en vriendinnen van haar dochter, op iedereen die haar in feite in de weg staat. Veelzeggend vond ik ook de feesten waar de familie ruim vertegenwoordigd is. Ellen wil voor haar verjaardag een hip verjaardagsfeest, maar de vrienden die op kussens neerhurken, die lullige discobal, het stemmige kaarslicht, afijn … het kan allemaal niet verhullen dat ze in een truttige woonkamer zitten, met een priesteroom die sigaartjes rookt en met een nare neef die zichzelf graag hoort praten.
‘Ja, maar de ironie wil dat Ellen op een moderne school zit, met progressieve docenten en een leerlingenraad, een omgeving waar duidelijk andere ideeën heersen dan bij haar thuis.’
Dat vond ik een sterk kantelmoment in je roman, het punt waarop Ellen valt voor Julian, een jongen aan wie alles anders is: hij is lid van de jongerenafdeling van een linkse partij, hij is losjes in de omgang, draagt donkere kleren, buttons...
‘Hij heeft één gezicht en spreekt met één mond. In tegenstelling tot Ellens moeder, die twee gezichten heeft en in Julian het vleesgeworden kwaad ziet. Moeder is achterdochtig, bijgelovig en probeert de gebeurtenissen met haar dominante gedrag bij te sturen.’
Je brengt het nog vrij onschuldig, vind ik, maar is de rol van de Katholieke Kerk waarvan de moeder een fanatieke belijdster is, wel zo onschuldig? Onder invloed van die kerk stuurt Ellen op zeker moment een afscheidsbrief aan Julian met daarin de volgende regels, ik citeer: “Wat je beweerde is niet waar, het is niet mogelijk je familie te overwinnen, ze achter je te laten. Er is dubbelheid in de dingen, dat is het dilemma”. Ik vond dat nogal wat, voor een meisje van zeventien. Dan zit je toch behoorlijk in de knel?
‘Dat klopt. Een adolescent gaat gebukt onder de manipulatieve kanten van een stel volwassenen, daar komt het op neer. Maar uiteindelijk zijn zij marionetten in een groter geheel, en de kerk speelt daarin een dubieuze rol. Bepaalde zaken komen niet aan het daglicht of worden onder het tapijt geveegd. Gaandeweg wordt duidelijk dat het te maken heeft met cultureel en politiek fanatisme. Dat is ook de zoektocht waar Ellen haar verdere leven mee zoet is: ‘wat bevond er zich onder dat dikke tapijt van devotie?’ Die vraag stelt ze zich keer op keer.’
Uiteindelijk brengt die zoektocht haar bij de rechts-populistische politiek.
‘Klopt. Ik was aanvankelijk helemaal niet van plan om actualiteiten te benoemen, laat staan om een historische roman te schrijven. Maar toen ik research deed, bleken zoveel zaken met elkaar vervlochten, waren er zoveel onvermoede verbanden, dat ik wel gedwongen werd om die een logische plaats binnen het verhaal te geven.’
Wat bedoel je met vervlochten?
‘Nederland had, net als de heilige Bernadette van Lourdes, een eigen Maria-zieneres, Ida Peerdeman. Ik ontdekte dat deze vrouw, een historische figuur en bekendheid in Amsterdam, dezelfde was als een geloofsidolate ‘met speciale gaven begenadigde’ kloosterzuster in mijn eigen familie. Ik kende haar uit verhalen van mijn ouders, overigens niet in al te positieve zin. In mijn roman speelt een op deze persoon gebaseerde zieneres een veelzeggende rol. Tijdens verder onderzoek naar de historische context waarin ik mijn verhaal wilde plaatsen, deed ik nog een verrassende ontdekking, namelijk over een priesteroom en broer van mijn vader. Van daaruit leidde het spoor naar het wereldje van de zeer conservatieve katholieken en uiteindelijk naar de kring rond Thierry Baudet. De werkelijkheid is altijd weer absurder dan je haar verzint. Tegelijkertijd is ze logisch en begrijpelijk wanneer we haar met terugwerkende kracht bekijken. Achteraf is alles te begrijpen. Dat Mariavereringen een voedingsbodem bieden voor een politieke partij als Forum Voor Democratie, lijkt bizar. Maar de menselijke aard laat zich niet verloochenen.’
Wat bedoel je?
‘Mensen hebben van nature de neiging om terug te verlangen naar vroegere tijden en blind te zijn voor de historische context. Van daaruit laat zich ook de Woke-beweging verklaren. Ik moet hier even een persoonlijke kanttekening maken: het is niet mijn bedoeling geweest om een manifest te schrijven waarin ik iemands katholieke opvoeding politiek probeer te verklaren. Sterker nog, ik heb geprobeerd om vanuit alle invalshoeken te kijken naar de netwerken en welke ‘verlossers’ zich daar thuis voelden. En niet alles blijft zoals het vroeger ooit was. Julian wordt in het laatste deel wethouder van een linkse partij. Maar een vriend van hem is teleurgesteld geraakt en partijlid geworden voor een populistische groepering. Dertig jaar stemmen op linkse klimaatpartijen heeft hem niets gebracht en ‘menselijke socialisten’ bestaan volgens hem allang niet meer. “Soms moet je keuzes maken die je nooit van jezelf verwacht had”, zegt hij op zeker moment.’
Jij neemt dus geen standpunt in?
‘Waarom zou ik als schrijver? Ik las ooit, dat een goede leraar (in de meest brede zin van het woord) je vertelt waar je moet kijken, maar niet wat je moet zien. Dat uitgangspunt heb ik geprobeerd te volgen bij het schrijven van dit boek.’
Heeft jouw boek in dat opzicht een boodschap?
‘Het beknellende gedachtegoed waar veel mensen van mijn generatie hun vrijheid op hebben bevochten, leeft nog altijd voort in politieke netwerken. Je kunt nooit gemakzuchtig achteroverleunen en denken dat ‘de strijd gestreden’ is. Zoals democratische waarden ook niet vanzelfsprekend zijn: we willen graag geloven dat zelfbeschikking en vrijheid een voldongen en onvervreemdbaar feit en recht zijn. Mijn hoofdpersonage Ellen worstelt daarmee, en volgens mij worstelt onze hele cultuur met het idee van een maakbare samenleving. Dat is een gevaarlijke illusie. Als mijn boek al een boodschap heeft, dan deze.’
*)
https://www.eldersliterair.nl/de-gazelle-man/
https://www.youtube.com/watch?v=55agtYxM7_w
--
Fotografie: Peter-Paul Lucker |
Auteur: Peter Brouwer
Illustraties: Albert van der Weide
Pagina’s: 284
ISBN: 97899493368026
Uitgeverij In de Knipscheer
Verschenen: 04 februari 2024