Recensie door Roosje
Uitgeverij Querido
Over een
meisje en een vos en dat tijd grenzeloos is
!! Het is
lastig een bespreking van dit boek te geven zonder spoilers. Als je dit boek
wilt lezen, doe dat liever eerst voor je deze bespreking leest, tenzij het je
niet uitmaakt.
Dit verhaal
gaat over een pubermeisje, dat Joys heet, of misschien heet ze ook wel Lise. Is
het wel één verhaal of zijn het er meer, of toch niet? Over welke periode gaat
de geschiedenis van het meisje en de vos, die Arago genoemd wordt en door Lise
ook wel Smoet, een koosnaampje.
Aan het einde
van de 20e eeuw rijdt Joys met haar ouders over een smalle bergweg. Haar vader
bestuurt een klassieke Fiat uit 1922. Ze heeft vooral grote problemen met haar
moeder. Joys is onhandelbaar, zoals pubers eigen is, en kan vooral haar moeder niet uitstaan. De weg
is smal en je ruikt dat het gevaar niet ver is.
‘Zo was het voorstelbaar dat een vossenjong,
speels en ondernemend, met zijn donkere ogen de schier onbereikbare, wazige
overkant verkende. Minutenlang had hij alles geobserveerd en eindelijk wilde
hij de stap wagen om deze vreemd ruikende steenweg over te steken. Precies op
dat moment knalde de motor (een tegenligger, rdv) langs, zodat het volkomen verraste dier doodstil midden op de weg
bleef zitten, want je wist nooit, misschien kwam er straks een tweede monster
over deze vlakte aanvallen.
Dus kon het gebeuren dat Roel (de vader van Joys, rdv) de zoveelste bocht nam, zuchtend om dat
eeuwige gezeik van zijn opstandige, vroegwijze dochter. En dat hij na de bocht
een jonge vos zag opduiken, ontroerend in zijn argeloosheid, de grote ogen in
de ronde snuit duidelijk gesperd, de zwarte neus tussen de haren op de witte
kaken en pluis, overal pluis. Tegelijk met Roel zag Joys het jonge dier en
ogenblikkelijk koos zij partij en commandeerde haar vader, die recht op het
dier af reed: “Hé, kijk uit, lul!”’
Op het moment
dat het afgelopen is, begint het leven van Joys en dat van de vos, die zij
Arago noemt en later Smoet, onafscheidelijke vrienden. Joys, in een
ziekenhuisbed, verandert in Lise, en Arago op een later tijdstip in Smoet. Ze
zwerven door de bergen en komen na omzwervingen
terecht in Leiden
bij fysicus Paul Ehrenfest, in de jaren twintig van de 20e eeuw. Met Ehrenfest
en vriend Niels Bohr hadden we al kennis gemaakt in de Ouverture, 1924, ergens in Oostenrijk vermoedelijk, die het begin
markeert van deze roman.
Wat doen die
fysici daar nu? Een relatie met de kwantummechanica ligt voor de hand, hoewel
die term nergens genoemd wordt. Ik ben niet zo erg natuurkundig onderlegd,
maar dit weet ik: de kwantummechanica
gaat in tegen de opvattingen van Einstein. En de inzichten van de
kwantummechanica maken een ander tijds- en ruimteparadigma mogelijk, als ik het
een beetje begrijp met mijn kinderlijk begrip van die zaken. Wat zou kunnen betekenen
dat tijd en ruimte zich anders kunnen gedragen of dat wij gewoon zijn op dit
moment: anders dan het chronologisch tijdsbegrip, waarin de tijd lijkt te
verlopen als in een rechte lijn lijkt. Wat ons huidig begrip ruimte betreft: je
kunt als mens maar op één plaats tegelijk zijn. Dat zou wellicht ook anders
kunnen. Of we zouden snel kunnen switchen van ruimte. In ieder geval stelt de
kwantummechanica ons in staat revolutionair anders te gaan denken over
begrippen tijd en ruimte (en ruimtetijd, maar dat is weer iets anders. ;-))
Het verhaal van
het meisje Joys/Lise gaat over een meisje dat twee personen is, dat in twee
tijden leeft, en in twee ruimtes. Tenminste, zo zou je het kunnen lezen. Je zou
het ook kunnen lezen als de belevingen van een meisje in coma. En een
combinatie van beide situaties zou ook nog kunnen.
Dat is dan ook
het beste deel van het boek: het laat je voor een lange periode en misschien
wel gedurende het hele verhaal in het ongewisse wat werkelijkheid is en wat
fictie. Ik ben over het algemeen erg gecharmeerd van zulke romans, die dus gaan
over feit en fictie en de relatie daartussen. En wat mij betreft hoeft dat
raadsel ook niet (helemaal) opgelost te worden.
Toch schort er
iets in deze roman, waardoor ik er niet helemaal enthousiast over kan zijn. Dat is
enerzijds het taalgebruik. Kijk nog even naar het lange citaat hierboven. De
stijl is een beetje te popiejopie, waar het naar mijn idee niet altijd past.
Het past in het taalgebruik van een pubermeisje, mee eens. Maar ook op andere
plaatsen lijkt me de stijl een beetje cliché, niet helemaal passend bij een wat
dromerige sfeer. Tenminste zo ervoer ik het op verschillende plekken: een
beetje dromerig en sprookjesachtig. Ik vind het moeilijk om er precies de
vinger op te leggen.
Het is niet
alleen de stijl, die me een beetje tegenstaat. Het is ook de voortgang van het
verhalen of de verhalen. De overgang van de ene situatie in de andere is wat
abrupt en af en toe dacht ik: waar ben ik nu eigenlijk? Dat is iets wat me
regelmatig overkomt en dat is niet erg, want meestal kom ik er ook wel achter.
Toch hort en stoot deze roman van Lieske hier en daar.
Anderzijds zijn
er ook heel fraaie stukken, met name die gaan over de vos en de verrijzenis van
de vos, en ook zijn hemelvaart later. Die zijn echt de moeite waard.
Dan noem je
zo’n boek een beetje onevenwichtig, geloof ik.
Auteur
Tomas Lieske,
pseudoniem van Antonius Theodorus (Ton) van Drunen, (Den Haag, 8 juni 1943) is
een Nederlands schrijver en dichter. Hij studeerde Nederlandse taal- en
letterkunde en theaterwetenschappen aan de Universiteit Leiden en was enige
jaren docent aan het Haags Montessori Lyceum in Den Haag.
Lieskes
literaire debuut vond pas op latere leeftijd plaats. Hij was al 38 toen zijn
gedichten voor het eerst in de literaire tijdschriften Tirade en De Revisor
verschenen. In die periode werd hij ook benaderd om voor Tirade een
poëziekroniek te schrijven. Deze essays kwamen terecht in de bundel Een hoofd in de toendra. Lieske had toen
al twee dichtbundels op zijn naam staan.
Met zijn
prozadebuut Oorlogstuinen (1992)
verdiende hij de Geertjan
Lubberhuizenprijs. Zijn daarop volgende roman Nachtkwartier werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 1996, maar het was de roman Franklin
waarmee Lieske in 2001 de Libris
Literatuur Prijs en de Inktaap
won. Zijn roman Dünya werd in 2008
genomineerd voor de AKO Literatuurprijs,
die echter naar Doeschka Meijsing ging. Zijn werk is in verschillende talen
vertaald, onder meer in het Turks.
De bundel Hoe je geliefde te herkennen werd in
2007 bekroond met de VSB-poëzieprijs voor de beste bundel van het jaar.
Auteur: Tomas
Lieske
Titel: De
vrolijke verrijzenis van Arago
Pagina's: 288
pagina's
ISBN: 9789021408972
Uitgeverij
Querido
Verschijningsdatum:
februari 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.