vrijdag 12 oktober 2018

Tomas Lieske - De vrolijke verrijzenis van Arago


Recensie door Roosje
Uitgeverij Querido


Over een meisje en een vos en dat tijd grenzeloos is


!! Het is lastig een bespreking van dit boek te geven zonder spoilers. Als je dit boek wilt lezen, doe dat liever eerst voor je deze bespreking leest, tenzij het je niet uitmaakt.

Dit verhaal gaat over een pubermeisje, dat Joys heet, of misschien heet ze ook wel Lise. Is het wel één verhaal of zijn het er meer, of toch niet? Over welke periode gaat de geschiedenis van het meisje en de vos, die Arago genoemd wordt en door Lise ook wel Smoet, een koosnaampje.
Aan het einde van de 20e eeuw rijdt Joys met haar ouders over een smalle bergweg. Haar vader bestuurt een klassieke Fiat uit 1922. Ze heeft vooral grote problemen met haar moeder. Joys is onhandelbaar, zoals pubers eigen is, en kan vooral haar moeder niet uitstaan. De weg is smal en je ruikt dat het gevaar niet ver is.

Zo was het voorstelbaar dat een vossenjong, speels en ondernemend, met zijn donkere ogen de schier onbereikbare, wazige overkant verkende. Minutenlang had hij alles geobserveerd en eindelijk wilde hij de stap wagen om deze vreemd ruikende steenweg over te steken. Precies op dat moment knalde de motor (een tegenligger, rdv) langs, zodat het volkomen verraste dier doodstil midden op de weg bleef zitten, want je wist nooit, misschien kwam er straks een tweede monster over deze vlakte aanvallen.
Dus kon het gebeuren dat Roel (de vader van Joys, rdv) de zoveelste bocht nam, zuchtend om dat eeuwige gezeik van zijn opstandige, vroegwijze dochter. En dat hij na de bocht een jonge vos zag opduiken, ontroerend in zijn argeloosheid, de grote ogen in de ronde snuit duidelijk gesperd, de zwarte neus tussen de haren op de witte kaken en pluis, overal pluis. Tegelijk met Roel zag Joys het jonge dier en ogenblikkelijk koos zij partij en commandeerde haar vader, die recht op het dier af reed: “Hé, kijk uit, lul!”’

Op het moment dat het afgelopen is, begint het leven van Joys en dat van de vos, die zij Arago noemt en later Smoet, onafscheidelijke vrienden. Joys, in een ziekenhuisbed, verandert in Lise, en Arago op een later tijdstip in Smoet. Ze zwerven door de bergen en komen na omzwervingen terecht in Leiden bij fysicus Paul Ehrenfest, in de jaren twintig van de 20e eeuw. Met Ehrenfest en vriend Niels Bohr hadden we al kennis gemaakt in de Ouverture, 1924, ergens in Oostenrijk vermoedelijk, die het begin markeert van deze roman.

Wat doen die fysici daar nu? Een relatie met de kwantummechanica ligt voor de hand, hoewel die term nergens genoemd wordt. Ik ben niet zo erg natuurkundig onderlegd, maar dit weet ik: de kwantummechanica gaat in tegen de opvattingen van Einstein. En de inzichten van de kwantummechanica maken een ander tijds- en ruimteparadigma mogelijk, als ik het een beetje begrijp met mijn kinderlijk begrip van die zaken. Wat zou kunnen betekenen dat tijd en ruimte zich anders kunnen gedragen of dat wij gewoon zijn op dit moment: anders dan het chronologisch tijdsbegrip, waarin de tijd lijkt te verlopen als in een rechte lijn lijkt. Wat ons huidig begrip ruimte betreft: je kunt als mens maar op één plaats tegelijk zijn. Dat zou wellicht ook anders kunnen. Of we zouden snel kunnen switchen van ruimte. In ieder geval stelt de kwantummechanica ons in staat revolutionair anders te gaan denken over begrippen tijd en ruimte (en ruimtetijd, maar dat is weer iets anders. ;-))

Het verhaal van het meisje Joys/Lise gaat over een meisje dat twee personen is, dat in twee tijden leeft, en in twee ruimtes. Tenminste, zo zou je het kunnen lezen. Je zou het ook kunnen lezen als de belevingen van een meisje in coma. En een combinatie van beide situaties zou ook nog kunnen.

Dat is dan ook het beste deel van het boek: het laat je voor een lange periode en misschien wel gedurende het hele verhaal in het ongewisse wat werkelijkheid is en wat fictie. Ik ben over het algemeen erg gecharmeerd van zulke romans, die dus gaan over feit en fictie en de relatie daartussen. En wat mij betreft hoeft dat raadsel ook niet (helemaal) opgelost te worden.
Toch schort er iets in deze roman, waardoor ik er niet helemaal enthousiast over kan zijn. Dat is enerzijds het taalgebruik. Kijk nog even naar het lange citaat hierboven. De stijl is een beetje te popiejopie, waar het naar mijn idee niet altijd past. Het past in het taalgebruik van een pubermeisje, mee eens. Maar ook op andere plaatsen lijkt me de stijl een beetje cliché, niet helemaal passend bij een wat dromerige sfeer. Tenminste zo ervoer ik het op verschillende plekken: een beetje dromerig en sprookjesachtig. Ik vind het moeilijk om er precies de vinger op te leggen.
Het is niet alleen de stijl, die me een beetje tegenstaat. Het is ook de voortgang van het verhalen of de verhalen. De overgang van de ene situatie in de andere is wat abrupt en af en toe dacht ik: waar ben ik nu eigenlijk? Dat is iets wat me regelmatig overkomt en dat is niet erg, want meestal kom ik er ook wel achter. Toch hort en stoot deze roman van Lieske hier en daar.

Anderzijds zijn er ook heel fraaie stukken, met name die gaan over de vos en de verrijzenis van de vos, en ook zijn hemelvaart later. Die zijn echt de moeite waard.

Dan noem je zo’n boek een beetje onevenwichtig, geloof ik.

Auteur

Tomas Lieske, pseudoniem van Antonius Theodorus (Tonvan Drunen, (Den Haag, 8 juni 1943) is een Nederlands schrijver en dichter. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en theaterwetenschappen aan de Universiteit Leiden en was enige jaren docent aan het Haags Montessori Lyceum in Den Haag.
Lieskes literaire debuut vond pas op latere leeftijd plaats. Hij was al 38 toen zijn gedichten voor het eerst in de literaire tijdschriften Tirade en De Revisor verschenen. In die periode werd hij ook benaderd om voor Tirade een poëziekroniek te schrijven. Deze essays kwamen terecht in de bundel Een hoofd in de toendra. Lieske had toen al twee dichtbundels op zijn naam staan.
Met zijn prozadebuut Oorlogstuinen (1992) verdiende hij de Geertjan Lubberhuizenprijs. Zijn daarop volgende roman Nachtkwartier werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 1996, maar het was de roman Franklin waarmee Lieske in 2001 de Libris Literatuur Prijs en de Inktaap won. Zijn roman Dünya werd in 2008 genomineerd voor de AKO Literatuurprijs, die echter naar Doeschka Meijsing ging. Zijn werk is in verschillende talen vertaald, onder meer in het Turks.
De bundel Hoe je geliefde te herkennen werd in 2007 bekroond met de VSB-poëzieprijs voor de beste bundel van het jaar.

Auteur: Tomas Lieske
Titel: De vrolijke verrijzenis van Arago
Pagina's: 288 pagina's
ISBN: 9789021408972
Uitgeverij Querido
Verschijningsdatum: februari 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.