dinsdag 18 februari 2020

Ivo Weyel - Oorlogszoon. De onderduikjaren van mijn vader en het leven daarna

Recensie door Roosje
Uitgeverij Atlas Contact



Altijd maar de oorlog

Hoe lang werkt een oorlog door op mensen die hem hebben meegemaakt en op hun nageslacht? Veel langer dan de betrokkenen in 1945 dachten, terwijl de hoop op een betere toekomst hen aanzette hun schouders er eens flink onder te zetten. De verschrikking was achter de rug, het leeggeplunderde land, Ons Land, moest opgebouwd. We lieten ons niet kennen, wat gebeurd was was gebeurd, nu met alle kracht in het magere lijf vooruit: aan de slag, opbouwen, opbouwen, opbouwen….

Er is nog altijd een enorme belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog, door mij vrijwel altijd WOII genoemd. Die interesse wordt ook gedeeld door leerlingen in het voortgezet onderwijs, zo ondervinden docenten geschiedenis nog altijd. Waar komt die fascinatie vandaan? En waarom hebben anderen dat nu juist niet? Moet het Kwaad gekend worden om het voor altijd buiten de deur te houden? Prijzen we ons gelukkig omdat het bij ons geen oorlog is? En wat te denken van al die gebieden in de wereld waar het nog steeds oorlog is? Het zijn vragen die ik niet kan beantwoorden en Ivo Weyel, journalist en schrijver van onderhavig boek, evenmin.

De ouders van Ivo Weyel gingen dood. Het ouderlijk huis moest worden ontruimd, zo begint dit boek, een cliché bijna, want je weet als lezer dat er grote onthullingen gaan volgen. Hebben wij zelf herinneringen aan onze ouders, hun dood en het leeghalen van hun/ons huis? Hebben wij toen ook zaken gevonden waarvan wij niet op de hoogte waren? Vonden wij familiegeheimen die altijd voor ons verborgen waren gebleven? Een cliché inderdaad maar daarom of juist daarom niet minder interessant en heftig. De mensen die de oorlog hebben meegemaakt zijn bijna allemaal dood maar hun nageslacht niet. Op welke wijze leven de verschrikkingen, de trauma’s van die oorlog voort in hun kinderen en kleinkinderen?

Ivo Weyel en zijn broer vonden de trouwjurk van hun moeder en het verstofte bruidsboeket. Dat zo’n boeket zeventig jaar kan overleven! De  stoffige en verbleekte ruiker is maar een melkmat symbool voor de gevoelens die Weyel daarna gaan overrompelen.

‘We vonden ook een dagboek, drie ordners dik, dicht opeen getypt op duizend pagina’s flinterdun luchtpapier, een ‘Dagboek Onderduik’ zoals erop staat, van zaterdag 18 juni 1943 tot donderdag 23 juni 1945, 736 dagen lang, twee jaren en vijf dagen om precies te zijn. Mijn vader begint met de woorden van Erasmus: ‘Dulce Bellum Inexpertis’, mooi is de oorlog voor hen die hem niet meegemaakt hebben. En dan - als hoop?, als wens? - ‘was Mir nicht tötet, macht mich stärker’. En toen moest het allemaal nog beginnen.’
(2018: 6; rdv: laatste uitspraak is van Nietzsche.)

Weyel ziet voor het eerst een okergele jodenster, en slaat het dagboek kokhalzend dicht. Ja, want de families van Weyels vader en moeder zijn joods. Pas een maand later durft hij dagboek weer te openen. Zijn vader was wat zijn gevoelens betreft een zwijgzame man, hij slikte en slikte en slikte alles in, zoals hij dat ook in de oorlog gedaan had. In het document zitten de originelen van kranten uit die tijd; blijkbaar om de waarheid te achterhalen.  Nauwgezet schreef zijn vader de feiten en veldslagen uit die dagen op. Zijn vader schreef over de feiten, de geschiedenis en weinig over zichzelf, hoe hij het allemaal ervoer. Maar naarmate de oorlog zich ontwikkelde schreef hij meer over zijn persoonlijk leed. Zijn eerder zorgvuldiger stijl wordt losser, schematischer: ‘Honger. Waar eindigt dit? Vader praat met niemand. Komt niet meer uit bed. We gaan dood. Laat het maar snel gebeuren. Dit is onhoudbaar.’ (ib.: 7)

Wat ik in dit boek heel bijzonder is dat de oorlog, de jodenvervolging, de onderduik het leven van Weyels vader en van Weyel zelf met dezelfde emotionele kracht getroffen heeft, zo vader, zo zoon. Er zullen ongetwijfeld boeken zijn waarin duidelijk wordt hoezeer het trauma van de ouders op de kinderen is overgegaan - ik denk direct aan Ischa Meijer; niet helemaal een goed voorbeeld want hij is zelf ook een direct oorlogsslachtoffer - maar in dit boek van Weyel wordt het duidelijk hoezeer dat nu nog steeds het geval is, anno 2018 verscheen het boek.
Niet alleen herbeleeft de zoon de verschrikkingen van onderduik, jodenhaat, jodenvervolging, Endlösung, via zijn vader maar ook realiseert hij zich wat dat, als zoon van een getraumatiseerde vader, voor zijn eigen emotionele en psychische ontwikkeling heeft betekend.
Zowel in zijn dagboek als in zijn latere leven houdt de vader zich groot. Nooit heeft hij het over de verschrikkingen van de onderduik en de oorlog. En dan laat ik hier de oorlogs- en onderduikervaringen van Weyels moeder en haar familie voor het gemak buiten beschouwing.
Vader en moeder doen na de oorlog alsof die oorlog voor hen persoonlijk opgehouden heeft te bestaan; ik zeg het maar eventjes in mijn eigen woorden. Vader staat op de joodse gebruiken, zoals besnijdenis en bar mitswa, moeder vindt dat niet zo nodig. Vader stort zich op zijn huisartsenpraktijk en loopt zich het vuur uit de sloffen voor zijn merendeels joodse patiënten; tot ongenoegen van de moeder; tot hij het bijltje er ver voor zijn pensioenleeftijd bij neer gooit en psychisch en emotioneel ontredderd raakt.

De vader kon een held en een ‘medicijnman’ zijn voor zijn patiënten, voor zijn eigen zoons kon hij dat niet. Luidruchtige vrolijkheid heerste in het gezin, maar die vrolijkheid moest het ongekend verschrikkelijke en onbenoemde gevoel door de oorlogservaringen op de vlucht doen jagen. Dat lukte niet. Die oorlog had ook op zoon Ivo, de gevoelige, de overgevoelige misschien, een vernietigende uitwerking.

Weyel vraagt zich ook steeds af waarom zijn vader niet meer opschreef over de onderduik, hoe dat precies in zijn werk was gegaan, wie er betrokken waren, hoe dat nu werkelijk geregeld was. Kregen de onderduikverschaffers daarvoor betaald? Hoe kon men wetend dat zij te vertrouwen waren? Meer details daarover. Voor een deel kon de vader daarover niet schrijven omdat zij verraden konden worden en het dagboek gevonden had kunnen worden. Namen en details konden in dat geval funest zijn voor de betrokkenen. Voor een deel wilde vader zijn eigen moraal hoog houden. Hij wilde zich moreel en psychisch wapenen tegen de verveling van de onderduik, de ontberingen, de honger, de angst ontdekt en verraden te worden.

Ongekend stuitend is het wanneer de vader en zijn familie horen hoe hun huis leeggeroofd wordt - zij zitten namelijk in het huis ernaast ondergedoken; hoe ongeremd de jodenhaat bij sommigen is. Ivo zelf kan zich in zijn leven nooit teweer stellen tegen de jodenhaat die nog steeds een enorme impact heeft. Tegen de ongehoorde stelling van kennissen dat de wereldwijde-jodensamenzwering het toch nog maar steeds goed voor elkaar heeft. Tegen de gelijkstelling van Israëliër en jood, en ga zo maar door.

Een groot enigma is ook dat vader zijn notities secuur heeft uitgetypt en netjes bewaart, maar wel verstopt achterin zijn boekenkast en er nooit over gerept heeft. Waren zijn notities wel of niet bestemd om te lezen? Of was het louter voor hemzelf, om hem te helpen de dingen op een rijtje te zetten om daarna te vergeten misschien? Of zijn sommige dingen eenvoudigweg te moeilijk om over te praten?

Ik ben enorm geraakt door dit boek en door Ivo Weyel en hoe kwetsbaar hij zich durft op te stellen, al vind ik de laatste opmerking ook zo’n gigantisch cliché. Maar clichés zijn soms gewoon ook heel erg waar.

Auteur

Ivo Weyel (1955) is freelance publicist, hij schrijft over het goede leven in binnen- en buitenlandse media. In maart 2018 verscheen zijn debuut Oorlogszoon, dat inmiddels al drie keer werd herdrukt.

Een ander boek van Weyel is: Het verleden ruist voorbij is een bundel van zestig columns die Ivo Weyel voor ‘Het Parool’ heeft geschreven, waarin hij vertelt over de geschiedenis van zijn familie. Sylvain Kahn, de overgrootvader van Ivo Weyel, opende in 1882 het modepaleis Hirsch & Cie in Amsterdam. Het succes was enorm, de familie werd rijk, er volgden vestigingen in Berlijn en Wenen en zelfs een parfumfabriek in Frankrijk, het geboorteland van Sylvain. Het waren jaren van overvloed, bewaard gebleven in honderden foto’s. Weyel schetst met zijn beschrijvingen en foto’s een prachtig beeld van het voortglijden van tijd.

Titel: Oorlogszoon. De onderduikjaren van mijn vader en het leven daarna
Auteur: Ivo Weyel
Pagina's: 190
ISBN: 9789045035842
Uitgeverij Atlas-Contact
Verschenen: maart 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.