Bespreking door Roosje
De Bezige Bij
De Bezige Bij
Verpletterend debuut
Soort van
*spoilers*, maar deze roman is geen detective; je kunt gerust mijn
‘geraaskal’ lezen voor je die van archibald zelf leest.
Er zijn
verpletterende debuten, archibald strohalm hoort daar absoluut bij.
Ik heb geen idee hoe ik deze bespreking moet aanpakken. Dat heb ik
eigenlijk altijd als een roman of ook een non-fictieboek, daarin maak
ik geen verschil, me zo buiten adem achterlaat, of me eigenlijk al
tijdens het lezen achter mijn adem aan laat rennen. Toevallig las ik
tegelijkertijd Advocaat van de hanen van AFTh van der Heijden, dat is
ook al zo’n adembenemend boek. Adembenemend bedoel ik letterlijk.
Deze twee romans achtervolgden me gedurende de donkere maand
december, namen mij volledig op sleeptouw; soms zo dat ik echt moest
stoppen met lezen en yoga moest doen of zo, of huishouden, of
kerstliedjes moest gaan zingen.
Archibald strohalm
is een herlezing. Ik las de roman als 14- of 15-jarige. Een puppy was
ik nog. Wat wist ik van de wereld? (ik doe gewoon als Jon Fosse,
gewoon allerlei leestekens zetten als is de zin nog niet af; zijn
zinnen zijn zelden af); wat wist ik van filosofie of van romans voor
volwassenen? Young adult bestond nog niet in die tijd, het kinderboek
eigenlijk ook nauwelijks; op Annie M.G. na, die kwam net op.
Ik wist op die
leeftijd wel dat ik het allemaal anders wilde en daarin paste een
hermetische roman als die van Mulisch als een psalm in een ouderling,
o, nee, een preek is het geloof ik. Ik was sowieso dol op romans uit
het magisch-realistische genre, Johan Daisne, Hubert Lampo, Belcampo,
Hermann Hesse, maar Mulisch had beslist mijn voorkeur. Hij was
namelijk ook nog eens links en intellectueel. En dat wilde ik gewoon
ook zijn; een soort rolmodel, realiseer ik me nu.
Ik was bij herlezing
benieuwd of ik nog bij het gevoel zou kunnen komen dat ik als puber
had toen ik de roman las, en dat was absoluut het geval!! Zo sterk
had ik het niet verwacht. Het boek fungeerde als een fictieve
tijdmachine. Ik was terug in die tijd maar tegelijkertijd was ik mijn
oudere ik. Hoe is dat mogelijk? Over zulke mysteries gaat ook deze
roman van Mulisch. Wel dacht ik vroeger dat ik niet voldoende bagage
had om de roman werkelijk te begrijpen; dat klopt enerzijds maar
anderzijds ook niet. Natuurlijk is Mulisch op zijn eigen wijze een
überintellectueel, maar hij roept een wereld op van wat hij zelf in
a.s. de unio mystica noemt, de mystieke eenheid, de mystieke
verbondenheid, de mystieke verbintenis tussen al wat leeft, en alles
wat niet leeft; alles gaat verloren en komt weer terug, wordt
herboren: het overdonderende vitalisme van de krankzinnige archibald
is de messias zelf.
Mulisch schrijft archibalds naam met kleine
letters behalve aan het begin van de zin, omdat het begin van een zin
een hoofdletter verlangt, en hoe experimenteel hij ook is met de
spelling, de beginkapitaal blijft gehandhaafd. De kleine letter
betekent dat Archibald/archibald zijn menszijn achter zich heeft
gelaten, letterlijk en in alle opzichten, net als de messias aan het
kruis; hij is gedepersonaliseerd. Hij is opgegaan of overgegaan tot
de natuur, die van het bos, van de aartsvaderboom Abram; het
verachtelijke, het kleinburgerlijke en het hypocriete van de
menselijke wereld heeft hij van zich afgeschud. Hij lijkt dan wel
krankzinnig, en dat is hij in zeker opzicht ook, maar hij is
tegelijkertijd ‘verlicht’, ook in zekere zin, niet volgens de
boeddhistische lijn. Hij heeft de menselijke wereld achter zich
gelaten, via de vogels en de eieren, de bomen, en ook zijn denken
laat hij los. Zijn levenswerk à la Athanasius Kirchner* komt er
niet. Het wereldsysteem of hoe je het ook wilt noemen, past niet in
zijn hoofd; gaat ‘beyond’. Het is mysterie, van de unio mystica,
het is de natuur; het is ook het enorme, het vlammende vitalisme dat
door hem heen raast.
Zijn einde is
mysterieus; is het zijn vernietiging of is het vernietiging en
opstanding als in en na de apokalyps; is het zijn katharsis? Alles is
mogelijk. Het einde is zeer open. Vroeger dacht ik dat ik het niet
helemaal kon begrijpen, dat ik daartoe nog niet het instrumentarium
bezat; nu denk ik: zo’n enorm gapend gat van een open einde heeft
Mulisch vast gewoon bedoeld.
Even wil ik iets
zeggen over de motieven vogels en eieren. Het ei is een heilig
symbool en de symbolische voorstelling van het heelal, en van onze
aarde**. De vogels, de dode en de opgezette hebben een verband met
Archibalds overleden vader, die ornitholoog was. Ik denk dat die
staan voor de dood; het ei zou dan kunnen staan voor het leven. Die
vogels duiden wellicht ook op een ‘Vatersuche’. Misschien vindt
hij een vader in de schilder Boris, een beetje. De vogels: kerkuilen,
negendoders, blauwpiepers, boomklevers, draaihalzen, mallemolens,
gele schreeuwers, hakengimpels, handschrobbers, kolenduiven,
kernbijters, veldtjakkers…. die namen!
Het is een
wonderlijk mysterieus boek, een zeer poëtisch boek; je zou het ook
als een episch gedicht kunnen lezen. Deze keer viel het veelvuldig
gebruik van alliteraties en assonances me op. Dat past zo prachtig
bij de poëtische beleving van archibald, of eigenlijk zijn
bovenmenselijke beleving van tijd - tijd wordt een soort van fluïde
-, van de lach en de traan - het theater natuurlijk, het menselijk
theater, de poppenkast, letterlijk en figuurlijk - van de dood en de
geboorte (van het kind van zijn vriend Boris, de schilder). Eigenlijk
overstijgt deze roman de genres: het is een roman, het is een episch
gedicht, het is toneel.
Ik ben zeer geraakt
door zijn poëtische taalgebruik. Poëzie is een soort überfictie,
je kunt daarin nog veel meer ‘wetten’ overboord gooien; alle
richtingen kun je uit; logica hoeft niet perse, of dan weer een soort
überlogica, zoals het opschrijven het Systeem, waarin alles met
alles samenhangt. En het voordeel van poëtische fictie is dat dat
geen afgerond einde hoeft te hebben, dat de verbanden heel vreemd
kunnen zijn, dat betekenissen uiterst hermetisch kunnen zijn; dat je
zaken kunt aanstippen die verder geen verband hoeven te krijgen of
juiste een verband op een ongewone wijze of beide. Geen wonder dat de
paradox hierin een grote rol speelt.
Het verhaal draait
om de uitdaging van Archibald aan Ouwe Opa, de poppenkastspeler, over
de ‘fascistische’ opvatting van de oude over hoe te leven en te
sterven, de christelijke moraal en ethiek: een orthodox kerkelijk
standpunt: in God geloven, je best doen, de hemel verdienen.
Archibald: ‘…onbewustheid en onwetendheid is uw element…’….
‘…duisternis en zwarte ernst’…ik stel daartegenover dat:
..’de weg van vandaag het lachen is!’ (1975: 19). Het is niet
helemaal duidelijk wat Archibald bedoelt. Hij vindt dat de ouwe de
kinderen een verwerpelijk rad voor ogen draait. Hij wil er een ander
elan voor in de plaats stellen. Er is een jongen, een buurjongen, een
outcast, die Archibald steunt. Archibald houdt in het laatste
hoofdstuk zijn eigen poppenkastvoorstelling, die eindigt in een
volksgericht, nou ja, er wordt gemat en om de politie geroepen.
‘Even zag hij het nog, - toen draaide de laaiende wereld langzaam naar beneden en brak. Het zwerk scheurde open als een oude zak en ontlaadde zich. Wolken roet, geurend als hyacinten, kwamen naar beneden. Daar doorheen dwarrelde diepzeegedierte: zeepaardjes, planktonkwalletjes, radiolariën als kroontjes van indische prinsessen. Huizengrote sintels zakten omlaag, wonderlijk begroeid met mos en orchideeën. Wijnranken slingerden zich woekerend om wat er nog van aarde over was, en witte koeien stonden stil te dromen bij een pasgeboren kind.’ (ib.: 239 einde van de roman)
Sterk aanwezig in
dit debuut is Mulisch poëtica: wat hij wil met schrijven, de inhoud
en de vorm. Over de vorm heb ik het hierboven gehad. De inhoud is
eigenlijk heel simpel: alles hangt met alles samen; er is één groot
verband tussen alles. Maar die simpelheid draagt een oneindig grote
verscheidenheid in zich, die vergezeld gaan van paradoxen en
tegenstellingen, zoals je misschien ook in de stukjes van Kibran kunt
lezen, in De profeet bijvoorbeeld.
Natuurlijk gebruikt
Mulisch symbolen uit de Bijbel, uit de klassieke oudheid, uit de
fysica ook om het verhaal body en verbanden te geven.
Het lezen van
archibald strohalm is als een acid trip, alles hangt samen, alles
verandert, alles krijgt een andere gloed en glans, je gevoel maakt
buitelingen, hoofd en laag, je moet je laten meevoeren door de
zielen-strapatsen van archibald. Alles hangt met alles samen omdat
dit allemaal in jou gebeurt, in archibald en in ons allemaal.
Ik heb een grote
voorkeur voor deze soort van fictie. En in Nederland zijn er
behoorlijk veel van zulke auteurs te vinden. Ik noem, willekeurig,
romans die ik in 2019 las:
Anton Valens, Chalet
512; Rob van Essen, De goede zoon; Visser; AFTh van der Heijden,
Advocaat van de hanen; Nina Weijers, Kamers Antikamers; Manon Uphoff,
Vallen is als vliegen; Marente de Moor, Foon; Auke Hulst, Zoeklicht
op het gazon; Arnon Grunberg, De asielzoeker. Elk op haar of zijn
eigen wijze.
Ik moet nu gewoon
een paar citaten geven uit archibald strohalm; ik doe dat ook
willekeurig; er is eigenlijk geen beginnen aan. Archibalds vitalisme
en euforie kunnen niet hoog genoeg gaan. Alles kan met alles
verbonden worden!
‘Als kolossale kanten antimakassar van Jupiters eigen oorkleppen’…’Zijn dubbele, faraonische kroon was het uitzinnige vuurwerk van het leven zelf’ (dit gaat over de grote boom, die archibald ‘Abram’ noemt).
‘Maar een giraffe kan ook springen met vier poten tegelijk, zijn kop tussen de sterren, dwars door de woestijnen naar duizend oases… Mozes (rdv: ook de naam van archibalds bijna verzopen hondje) in de woestijn, uit de verdrukking in de eenzaamheid, goddelijk bevolen in de woestijn met fata morgana’s en amalekieten, zijn lichaam als kruis. Maar hij mocht niet terugkeren in vruchtbaarheid en vrijheid tot de olijven en zegeningen.’ (ib.: 49-50).
*In Kirchners
Orolagium Phantsticum:
‘Wanneer je als een eiEen door de uren verlaten klokStukslaat op je knieZal het van je dode moeder zijn
De beeltenis’
(1975: 240; toegevoegd door Mulisch in 1957; het debuut verscheen in
1952 en won direct een literaire prijs)
**
https://www.theosofie.net/onlineliteratuur/geheimeleer/deel1/6wereldei.html
Over de auteur
Harry Kurt Victor
Mulisch (Haarlem, 29 juli 1927 – Amsterdam, 30 oktober 2010) was
een Nederlandse schrijver.
Mulisch, de zoon van
een Oostenrijks-Hongaarse vader die collaboreerde tijdens de Tweede
Wereldoorlog en een Duits-Joodse moeder, groeide op tijdens de Tweede
Wereldoorlog, die een sterke invloed op hem en zijn schrijverschap
had. In 1947 verscheen zijn eerste verhaal (De kamer), in 1952 volgde
zijn eerste roman: archibald strohalm. Vele andere werken volgden,
waaronder Het stenen bruidsbed (1959), Twee vrouwen (1975), De
aanslag (1982) en De ontdekking van de hemel (1992). Zijn laatste
roman was Siegfried, verschenen in 2001. 'Magisch-mythisch' is een
veelgebruikte aanduiding voor een groot deel van zijn oeuvre.
Mulisch geldt als
een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers. Hij wordt
tot "De Grote Drie" van de naoorlogse Nederlandse
literatuur gerekend, waartoe ook Willem Frederik Hermans en Gerard
Reve behoren. Mulisch won een groot aantal literaire prijzen,
waaronder de Prijs der Nederlandse Letteren en de P.C. Hooft-prijs,
beide voor zijn gehele oeuvre. De ontdekking van de hemel werd in
2007 uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige boek aller tijden. In
oktober 2010 overleed de auteur op 83-jarige leeftijd aan kanker.
Titel: archibald
strohalm
Auteur: Harry
Mulisch
ISBN: 9789023421276
Uitgever: De Bezige
Bij; Bij-reeks
Jaar van uitgave:
1975
Aantal pp’s: 240
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.