Uitgeverij Athenaeum
*spoilers*
Notre-Dame de Paris,
een eerbetoon
Dit is alweer zo’n dik
boek en ik weet niet hoe te beginnen. Dan maar weer met de eerste zin. De
eerste zin is een zowel troefkaart als een zwaktebod, maar wel een klein
houvast voor een zo omvangrijk werk als deze romantische roman van Victor Hugo.
Ik vermoed dat ik weer via ‘va et vient’
door het verhaal zal galopperen maar misschien valt het ook wel mee.
On verra...
‘Vandaag is het driehonderdachtenveertig jaar, zes maanden en negentien dagen geleden dat de Parijzenaars wakker werden van het luide gebeier van alle klokken in de drie delen van de stad: het Eiland (de Cité), de Hogeschool (l’Université) en de Stad (la Ville). Niet dat de geschiedenis aan deze 6e januari 1482 een herinnering bewaard heeft. Er was niets ongewoons aan het voorval dat al vroeg in de morgen de klokken en de burgers van Parijs zo in beweging bracht.’ (1996: 21). (De vertaler, Halbo C. Kool, koos ervoor sommige namen te vertalen.)
Wat kun je allemaal
opmaken uit zo’n eerste zin? Een alwetende verteller brengt ons van zijn tijd,
die bij de eerste uitgave ook ‘onze’ tijd was, bijna 350 jaar terug in de tijd,
de late Middeleeuwen/vroege-Renaissance. De plaats is Parijs, en het is duidelijk
dat de Lichtstad dan nog maar bestaat uit l’Île de la Cité, l’Université en
Ville, slechts een fractie van het Parijs uit de eerste helft van de 19e eeuw,
de tijd waarin Victor Hugo deze roman schreef. Ook lezen we dat in Parijs de
kathedraal de Notre-Dame de voornaamste plek is. L’Île de la Cité was een van
de eerste plekken in het oude Parijs die bewoond waren. En in de Notre-Dame
zijn de klokken van het grootste belang, die klokken reguleren het leven van de
gewone Parijzenaar. Het was een gewone morgen bovendien, wel de morgen, zo
blijkt even later, van het Saturnaliën-feest, een soort van carnaval, maar een
morgen voor de gewone man, niet voor de vorst, niet voor de adel, niet voor de
hoge geestelijkheid. Dus: late Middeleeuwen / Renaissance, de gewone man en het
gewone leven, de Notre-Dame, de klokken.
Wie zijn de belangrijkste
personages?
De mooie zigeunerin
Esmeralda met haar geitje Djali, met de gouden hoefjes en de gouden hoorntjes.
Quasimodo, de eenogige,
dove en gebochelde klokkenluider van de Notre-Dame, aangenomen zoon van:
Claude Frollo, de
aartsdiaken van de kathedraal.
Phoebus de Chateaupers,
aanvoerders van ‘s konings troepen; losbol, vrouwenversierder en hypocriet.
de kluizenaarster en
ex-straatmadelief Paquette.
Pierre Gringoire, een
dichter en filosoof, die op die dag een wanhopige poging doet om mensen naar
zijn toneelstuk te laten kijken. Maar niemand is geïnteresseerd; hij voelt zich
wel een halve Shakespeare (haha) maar kan nog geen vlo begeesteren met zijn
hoogdravende gewauwel.
Er komen nog veel meer
personages in voor, ook bijvoorbeeld Lodewijk XI, uit het huis Valois; hij is
weliswaar veroorzaker van de uiteindelijke dood van Esmeralda maar dankzij zijn
nare, hautaine, vooringenomen karakter, - en daardoor icoon van het Frankrijk
van voor de Revolutie van 1789 -, maar een imposant literaire rol speelt hij
niet.
Veel mensen die de film
hebben gezien en vooral de Disneyfilm, vermoed ik, want ik heb die nooit
gezien, zullen teleurgesteld zijn als zij het oorspronkelijke verhaal van Hugo
gaan lezen. Vele zullen het langdradig vinden en hoogdravend, en dat is toch
echt niet het geval. Nee, dat is een onjuiste opmerking van mij. De verwachting
waarmee je begint aan een boek is van groot belang. Ik probeer - maar slaag
daar veelal niet in - een boek zonder verwachting open te slaan. Mijn
verwachting - of vrees is een beter begrip - bij dit boek was dat ik het
inderdaad een beetje ouderwets en langdradig zou vinden. Maar vanaf de eerste
zin bleek deze roman - mijn eerste van Victor Hugo - één grote literaire
belevenis te zijn. Vanaf de eerste zin was ik helemaal om en zat ik ook direct
in het verhaal.
Ja, dat verhaal... is dat
het verhaal van het naïeve meisje Esmeralda, dat verliefd is op de notoire
losbol Phoebus, die wel zijn naam gemeen heeft met de grote Griekse god maar
zeker niet zijn goddelijkheid; de opoffering van Quasimodo; en de verzengende
hartstocht van Claude Frollo? Ja, een beetje, maar vooral is het het verhaal
van de Notre-Dame in het middeleeuwse / vroeg-renaissancistische Parijs. Wat
voor de mensen uit 1482 de gewoonste zaak van de wereld is, zo’n architecturaal
schitterend gebouw, is dat voor de mensen van drie eeuwen later niet zo: de verwording van de kathedraal en de stad en
de hele beschaving kondigen zich al aan in een nieuwe uitvinding: de
boekdrukkunst. Dit is zo komisch: boekhandelaren zouden hun negotie kunnen
verliezen: prachtige handschriften worden vervangen door vieze gedrukte boeken;
wat een schoffering; de wereld zal vergaan! Little did they know: de wereld zou
opengaan voor de boekhandelaar. Hmm, is dat anno 2019 nog zo, met de komst van het
e-book?
‘Ongetwijfeld is ook nu de Notre-Dame te Parijs nog een groots en prachtig bouwwerk. Maar hoe mooi het ook in zijn ouderdom is gebleven, toch is het moeilijk niet te zuchten en zich niet te verontwaardigen bij de vernederingen, de verminkingen zonder tal, die èn de tijd èn de mensen het eerbiedwaardige monument hebben aangedaan, zonder respect voor Karel de Grote, die er de eerste en voor Philips II, die er de laatste steen van heeft gelegd. [...] ..een grootse symfonie in steen, [...]; de kolossale arbeid van een man en een volk, te zamen één en veelvormig als de zangen van Homerus en de romanceros, van wie ze de zuster is; wonderlijk resultaat van de samenwerking van alle krachten van een tijdperk waarvan elke steen honderdvoudig de verbeelding van de vakman, beheerst door de gave van de kunstenaar naar voren laat komen; in één woord een soort menselijke schepping, machtig en onuitputtelijk als de goddelijke schepping waaraan ze haar dubbele aard schijnt te hebben ontleend: verscheidenheid, eeuwigheid.’ (ib.: 121-122)
Bladzijden lang duurt de
lofzang op de grote kathedraal, die een arme zigeunerin een wijkplaats bood
voor haar achtervolgers, en haar klokkenluider die haar - Esmeralda - het leven
terugschonk. En eerlijk gezegd vind ik Hugo’s observaties en lofzangen, kritiek
op situaties en mensen, zijn ongelooflijk humor, die bijna van elke pagina
afspat een stuk interessanter dan het melodrama van Esmeralda, Quasimodo en
Frollo. Het melodrama is ook wel weer van dien aard dat je erom kunt glimlachen.
Ik ben er niet helemaal
zeker van of Hugo met zijn liefdesdrama een serieuze les te leren geeft, hij
het écht heel serieus neemt, of dat hij er eigenlijk ook om moet lachen,
misschien een beetje grimlachen. Het is wel zo dat tragische liefdesdrama’s horen
bij de literaire romantiek.
Hugo is een Frans
romantisch auteur. En voor mij de eerste Franse romanticus die ik lees,
afgezien van Alexandre Dumas - ik heb het toch maar eventjes nagezocht. Het
grootste romantische kenmerk in deze roman is de vlucht uit het heden naar het
verleden; de Middeleeuwen/vroege-Renaissance zijn een geliefde historische
periode voor literaire romantici, denk ook aan Walter Scott met Ivanhoe
bijvoorbeeld. In het verleden, toen alles mooier, authentieker was, gevoeliger,
mysterieuzer, etherischer, vol tovenaars, waarzeggers (hier: de zigeuners
bijvoorbeeld en de voorspellingen, handlezerij e.d.). Tussen twee haakjes: Hugo
noemt Rembrandt, onze nationale trots, de ‘Shakespeare van de schilderkunst’.
Helemaal consequent in zijn Middeleeuwen/vroege-Renaissance-verering, is Hugo
niet, want er schittert toch duidelijk lof voor de Franse Revolutie door zijn
roman heen.
Politiek en juridisch
gezien heeft Hugo het niet zo op middeleeuwse/vroege-Renaissancistische
omstandigheden. Uitgebreid gaat hij in, tongue
in cheek dan weer loud and clear,
op juridische en politieke misstanden en willekeur. Gelukkig brokkelt de stenen
galg op la Place de Grève, - het plein was trouwens nog tijdens de Franse
Revolutie in gebruik, geen galg maar guillotine -, aan het eind van het boek
af; bijna alsof Esmeralda zijn laatste slachtoffer is geweest.
Het exotisme, in de
gedaante van de zigeuners, die van buiten Frankrijk kwamen, krijgt zijn
opperste vorm in de persoon van Esmeralda, van wie ik meteen al vermoedde dat
zij wellicht geen échte ‘Egyptische’ zou zijn. Alle zigeuners zijn boeven en
dieven, met hun eigen samenleving and stuff, maar zij is goed en lief en naïef.
Elementen als tragische
liefde (Esmeralda, Frollo, Quasimodo, ook van Paquette voor haar dochter), het
wees-zijn, de verwarring die ontstaat, opoffering (Quasimodo), ontembare
hartstocht (Frollo), dierenliefde wellicht (Djali) kun je ook rekenen tot de
literaire romantiek.
De schrijver Pierre
Gringoire speelt een ondankbare rol; hij had de chroniqueur kunnen wezen van
dit verhaal van de Notre-Dame en Quasimodo en Esmeralda, maar hij houdt vast
aan de classicistische, academische stijl. Gringoire is een classicist, een
academist, hij zit gewoon fout, de verkeerde literaire stijl hanteert hij; een
stijl waartegen Hugo zich in zijn tijd verzette; Gringoire heeft geen toekomst;
hij moet weg. Het classicisme is volgens mij toch van een latere periode dan
1482, maar ja, kniesoor die daarop let. Het ging Hugo erom zijn literaire tegenstanders,
de academisten, eens flink de oren te wassen; dan kijk je niet op een paar
jaar. Lastige term, dat classicisme.
-- Wikipedia zegt o.a.:
'Het classicisme is een beweging, die tussen ca. 1640 en 1720 een terugkeer naar de klassieke Griekse en Romeinse voorbeelden voorstond. De grote meesters van de renaissance dienden ook in hoge mate als voorbeeld voor de classicisten. Het classicisme behoort qua tijd tot de stijlperiode van de barok, hoewel het zich daar in zekere zin tegen afzet.Classicisme is een lastige term die in feite alleen maar duidt op een terugkeer naar de klassieken, maar die in verschillende delen van Europa niet altijd naar dezelfde periode binnen de kunstgeschiedenis verwijst. Zo wordt het palladianisme, dat vooral in Italië en het Verenigd Koninkrijk navolging vond, soms wel en soms niet bij het classicisme gerekend. In Duitstalige landen en in Oost-Europa wordt met Klassizismus de periode van het neoclassicisme (cursief van rdv) bedoeld, dat in feite een nieuwe golf van classicisme is aan het einde van de 18e eeuw. In de meeste andere landen wordt de term classicisme specifiek voor de periode tussen 1640 en 1720 gebruikt. In Duitsland, België, Nederland en Scandinavië is ook de term classicistische barok voor deze periode in zwang. De 17e-eeuwse architectuur van de Noordelijke Nederlanden wordt meestal aangeduid met Hollands classicisme.'
Opvallend is dat geen van
de personages werkelijk sympathiek is. Aanvankelijk lijkt het erop dat
Esmeralda tot de 'goeden' hoort; haar bedoelingen zijn goed, zij doet niemand
kwaad, maar de volharding in haar liefde, - haar zinsbegoocheling is misschien
een betere term -, voor het zeer nare karakter Phoebus, bewerkstelligt
noodzakelijkerwijs en 'boontje-komt-om-zijn-loontje' haar ondergang.
Quasimodo is een moeilijk
te grijpen personage. Hij is lelijk en wordt daarop afgerekend. Mensen lachen
hem uit, misbruiken hem, belasteren hem. Zijn enige liefde betreft zijn
klokken, die hem doof hebben gemaakt, en Esmeralda. Het is haar ondergang dat
zij zo mooi is; iedereen valt voor haar, maar zij valt alleen voor een mooie
nitwit en een hypocriete schurk, die haar laat vallen als een baksteen.
Tragische liefde is het romantische element bij uitstek. Daarin verschillen
Hugo en Goethe (Het lijden van de jonge Werther) niet; de wijze waarop zij dat
vorm geven is een verschil van dag en nacht.
Mijn lofzang op dit boek
kan niet groot genoeg zijn. Wat een boek! Van het begin tot het eind heeft deze
flinke negentiende-eeuwse baksteen me ongelooflijk vermaakt en gesticht; ook
heb ik nog het een en ander opgestoken van het middeleeuwse/renaissancistische
Parijs.
Hugo zou deze roman
geschreven hebben om geld op te halen om de verwaarloosde Notre-Dame te
restaureren. Welke Franse auteur schrijft anno 2019 een hedendaagse lofzang op
Parijs’ architecturale trots om haar te herbouwen? O, nee, tegenwoordig
crowdfunden we via facebook; een stuk minder romantisch :-(
Auteur
Victor Marie Hugo (Besançon, 26 februari 1802 – Parijs, 22 mei 1885) was een Frans
schrijver, dichter, essayist en staatsman en wordt beschouwd als een van de
belangrijkste en invloedrijkste Franse romantische auteurs van de 19e eeuw. Hij
schreef romans, gedichten, toneelstukken, essays en politieke toespraken en
liet ook een uitgebreide briefwisseling na.
Victor Hugo werd sterk
beïnvloed door François René de Chateaubriand. Hugo publiceerde zijn eerste
dichtbundel in 1822.
Titel: De klokkenluider
van de Notre-Dame
Auteur: Victor Hugo
Vertaler: Willem
Oorthuizen
Pagina's: 529
ISBN: 9789025310998
Uitgeverij Athenaeum
Verschenen: juni 2019
Mijn uitgave: Uitgeverij
Contact, 1996 (antiquarisch)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.