Uitgeverij Spectrum
'Fascisme en racisme kun je alleen maar aanpakken door ze te begrijpen.'
-Herman de Coninck, Vlaams dichter en journalist (1944-1997)
Hoe had het ooit zo ver kunnen
komen?
Hoe had één man de
bevolking van een hele natie zover kunnen krijgen dat die uiteindelijk gewillig
bereid was een ander volk uit te roeien?
Het zijn vragen die in
hoofdzaak eigen zijn aan de generatie babyboomers. We werden kort na de Tweede
Wereldoorlog geboren ‒ ikzelf nog geen drie jaar ‒ en groeiden op met de sporen
van die wereldbrand nog zichtbaar. We zagen de kapotgeschoten huizen, de
kraters van de bominslagen, de zwarte hakenkruisen in woede gepekt op de gevels
van sommige huizen. We hoorden onze ouders praten over de honger, angst en
ontbering, over familieleden, vrienden of buren die waren omgekomen of
verdwenen, over wat een monsters die Duitse soldaten waren, over wie met de
vijand hadden geheuld, over een duivel die Adolf Hitler heette en “een
belachelijk snorretje” had, over nazi’s, Gestapo en SS, maar ook over de
onbeschrijfelijke vreugde van de bevrijding, over het verzet (1), over de
heldhaftigheid van de geallieerde soldaten, over nylonkousen, chocoladerepen,
filtersigaretten, enz… We waren kinderen, begrepen er meestal niks en soms een
beetje van, maar absorbeerden het allemaal en stelden geen vragen.
Die kwamen later. Naarmate
we opgroeiden gingen veel van mijn generatiegenoten op zoek naar begrip,
verklaring, antwoord. Ikzelf begon begin jaren zeventig over de oorlog te
lezen, maar vooral toch over die baarlijke duivel genaamd Adolf Hitler, want
wat mij het sterkst intrigeerde was: hoe was die man erin geslaagd de Duitse
natie ervan te overtuigen dat de vernietiging van het Joodse volk de
definitieve oplossing, de ‘Endlösung’
was voor alle economische en maatschappelijke problemen… Ik zocht geen uitleg
over bijvoorbeeld militaire aspecten van de oorlog, maar over een van de
gruwelijkste uitwassen ervan: het antisemitisme en, bij uitbreiding, het
racisme in het algemeen.
De zoektocht naar antwoorden
In de periode tussen 1945
en 1975 verschenen enkele biografieën van Hitler. Doordat alles nog maar kort
achter de rug lag, misten die werken soms enige mate aan perspectief, aan een
brede blik op het grotere geheel, en waren ze niet altijd vrij van ‒ gewilde of
ongewilde ‒ emotionaliteit die de objectiviteit niet ten goede kwam. Bovendien
mag aangenomen worden dat die historici toen te maken kregen met institutionele
censuur: veel gevoelige documentatie werd na de oorlog voor vele decennia
achter slot en grendel opgeslagen in de nationale archieven van de geallieerde
overheden.
Adolf Hitler: Legende, mythe, werkelijkheid (2) van de Duitse historicus Werner Maser was de
eerste biografie die ik destijds te pakken kreeg. Met 22 vertalingen was dit
boek toen een wereldwijd succes, maar veel van Masers bevindingen werden in
latere studies afgedaan als sensatiezucht, en ontkracht (3). Toch vermeld ik
dit werk omdat het mijn nieuwsgierigheid definitief aanscherpte.
Degelijker was Hitler: Leven en ondergang van een tiran
(4) van de Britse historicus Alan Bullock. Hoewel kort na het einde van de
oorlog verschenen (in 1952) was het historisch waardevol omdat de auteur
toegang had tot de Duitse archieven die door de Amerikanen in beslag waren
genomen. Latere historici als Kershaw en Ullrich beschouwen dit boek nog altijd
als een standaardwerk. Het bevat ook een interessante (poging tot)
karakterstudie van ‘der Führer’.
De biografie die in die
jaren op mij de meeste indruk maakte was echter Hitler: een biografie (5) van de Duitse historicus Joachim C. Fest.
Het werk was niet alleen goed geschreven ‒ Fest was in de eerste plaats
journalist en schrijver ‒ maar was belangrijk omdat hierin een ernstige poging
wordt ondernomen een sociologische interpretatie te geven aan het fenomeen
nazisme.
Na 1975 blijft het lange
tijd stil, maar rond de eeuwwisseling ontstaat een biografische heropleving rond
de figuur van Adolf Hitler, op gang getrokken door de Britse historicus Ian
Kershaw met de publicatie van zijn tweedelige biografie Hitler 1889-1936: Hoogmoed en Hitler 1936-1945: Vergelding,
waarover dit artikel gaat. Van bij de publicatie werd dit monumentale werk
(ruim 2000 bladzijden in de Nederlandstalige versie) wereldwijd terecht
bejubeld als dé ultieme, definitieve Hitler-biografie. Ook ik twijfelde er niet
aan: deze fenomenale krachttoer zou nooit worden overtroffen.
Of toch wel? Ongeveer
vijftien jaar na Kershaw publiceert de Duitse historicus Volker Ullrich een
nieuwe tweedelige biografie: Adolf
Hitler: Opkomst 1889-1939 en Adolf
Hitler: Ondergang 1939-1945 (6). Wat ik niet mogelijk achtte, gebeurde
toch: het werk bevatte een massa aan nieuw historisch materiaal, en dus ook
nieuwe, soms verrassende inzichten. Was Kershaw, naar wie ik zo opkeek, dan in
gebreke gebleven? Ullrich geeft in elk geval nooit de indruk zich tegen Kershaw
af te willen zetten. Integendeel zelfs, hij verwijst voortdurend naar Kershaws
werk, citeert hem veelvuldig en benadrukte meermaals dat veel van het nieuwe
documentatiemateriaal ten tijde van Kershaw nog niet was vrijgegeven. Waar de
biografie van Volker Ullrich wél wezenlijk die van Ian Kershaw aanvult is
aangaande Hitler als privépersoon. Kershaw besteedt veel aandacht aan Hitler in
relatie tot het Duitse volk, Ullrich in relatie tot de mensen uit zijn naaste
omgeving.
De biografie van Ullrich
is dus breedschaliger én vollediger. Waarom ik dan toch verkies om hier het werk
van Ian Kershaw te bespreken en niet dat van Ullrich zal, naar ik hoop, aan het
eind van deze bijdrage duidelijk worden.
Voor ik de bespreking
aanvat, even nog het volgende voor de volledigheid: in 2015 verscheen bij
uitgeverij Siedler Verlag de biografie Hitler,
geschreven door de Duitse historicus en Holocaust-specialist Peter Longerich.
De Nederlandstalige editie Hitler,
biografie (1552 pagina’s) werd gepubliceerd door Overamstel Uitgevers bv.
Ik heb dat boek niet gelezen en kan er dus ook niks over vertellen, maar
vermeld het vanwege de positieve kritieken.
Hoogmoed en Vergelding: de inhoud
In het eerste deel, Hitler 1889-1936: Hoogmoed, onderzoekt
Kershaw de sociale, sociologische, economische en psychologische indicatoren
die het pad effenden naar Hitlers despotische machtspositie.
Duitsland verloor ‘Den
Grooten Oorlog’ van 1914-1918, maar had zelf weinig last gehad van verwoestend
strijdgewoel. Geschiedenisboeken vertellen uitgebreid over de veldslagen om de
IJzer, de slagen bij Ieper, de slag om Passendale, bij Verdun, om de Marne, aan
de Somme, bij Cambrai, bij Arras enzovoort, maar geen enkele belangrijke
veldslag werd op Duits grondgebied uitgevochten. Terwijl onder meer in België,
in grote delen van Frankrijk en in een aantal Balkanstaten aan het eind van de
oorlog nog amper twee stenen op elkaar stonden, kwam het verliezende Duitsland
relatief ongeschonden uit de strijd: het was verslagen op alle fronten, maar
geen enkel front had in Duitsland gelegen. Het echte nekschot kreeg het pas na
de oorlog, als de overwinnende mogendheden hun schuldvorderingen op tafel
legden. Het verdrag van Versailles zadelde Duitsland op met een hallucinant
hoge oorlogsschuld die het land en zijn bevolking in een economische afgrond
stortte.
De schaamte omdat
Duitsland de ‘Alleinschuld’ voor de oorlog kreeg, de verontwaardiging en woede
over de onredelijke oorlogsschuld, de ontbinding van het leger en het verbod om
ooit nog te herbewapenen, de massale werkloosheid, de hyperinflatie, de
schrijnende armoede met zelfs sterfte van honger en ontbering, de politieke
chaos enzovoort, zijn allemaal elementen die Ian Kershaw haarfijn analyseert en
samensmelt tot één collectief gevoel van ongenoegen en ontreddering dat de
Duitse samenleving tijdens het interbellum typeerde. Voor Hitler kwam al dat
maatschappelijk negativisme als een godsgeschenk. De meesterlijke strateeg
bespeelt de malcontente Duitse bevolking tot die er uiteindelijk van overtuigd
is dat haar maar één uitweg uit alle miserie meer rest: Adolf Hitler en zijn
radicale ‘Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei’, de NSDAP.
'Nadat ze in april 1932 een toespraak van Hitler had bijgewoond, schreef de Hamburgse onderwijzeres Luise Solmitz in haar dagboek: “Hoeveel mensen kijken er niet in ontroerend vertrouwen naar hem op als hun helper, hun redder, hun verlosser uit grote nood; naar hem, die de verdeeldheid wegneemt tussen de Pruisische prins, de geleerde, de geestelijke, de boer, de arbeider, de werkloze en hen samenbrengt in één volk.' (7)
Als Hitler in 1933 aan de
macht komt is Duitsland, hoofdzakelijk door kwijtscheldingen (8), al
grotendeels verlost van de desastreuze oorlogsschuld. Niettemin wist Hitler het
gevoel van ongenoegen levendig te houden, maar hij bood het volk nu ook opnieuw
een positief eigenbeeld dat de vernedering van de Eerste Wereldoorlog moest
wegspoelen: de Duitse Übermensch. En hij gaf het volk ook een schuldige om alle
leed op af te wentelen: de Jood.
Eens hij het volk op zijn
hand had, stond Hitler niets meer in de weg. Op 20 augustus 1934 overlijdt
president Paul von Hindenburg en enkele weken later wordt Hitler met een
overweldigende meerderheid (9) verkozen tot ‘Führer und Reichskanzler’ met
ongelimiteerde macht.
In het tweede deel, Hitler 1936-1945: Vergelding, analyseert
Kershaw de oorzaken en redenen van de teloorgang van het nazisme en de val van
Hitler. Al in het midden van de dertiger jaren detecteert de auteur de eerste
tekenen van verval. Om hun macht te consolideren grijpen de nazi's steeds
uitdrukkelijker naar militaire middelen. Nationaal degradeert
Duitsland stilaan van een stabiele samenleving naar een militaire dictatuur, en
internationaal is het voor sommige Duitse militaire analisten al vrij vroeg in
de oorlog duidelijk dat de strijd op zoveel fronten tegelijk niet kan gewonnen
worden. Het is voornamelijk aan de hoogmoedige, waanzinnige machtswellust van
Adolf Hitler te wijten dat tegenover de bevolking de schijn van
onoverwinnelijkheid opgehouden blijft, dat Duitsland onverdroten doorgaat op
het oorlogspad, en dat de Jodengenocide op volle kracht wordt voortgezet.
Uiteindelijk zal dit zich
allemaal tegen hem keren, met de gekende afloop.
Kershaw vs. Ullrich
Vanuit het puur
historische standpunt is de Hitler-biografie door Volker Ullrich vollediger dan
die van Ian Kershaw, dat gaf ik eerder al toe. Bovendien besteedt Ullrich meer
aandacht aan het persoonlijke leven van Hitler, en hoewel zijn psychologische
benadering van de ‘mens’ Hitler voor een deel niet anders dan speculatief kan
zijn, krijgt de studie er toch extra meerwaarde door.
Wie echter dieper wil graven
naar de onderliggende oorzaken van dit mondiale drama, inzicht wil krijgen in
de subversieve machinaties waarmee een hele natie jarenlang gemanipuleerd kon
worden, of wie, kortom, antwoorden zoekt op de vragen die dit artikel openen,
zal meer voldoening vinden in het werk van Ian Kershaw.
Kershaw toont feilloos aan
dat de felle opstoot van antisemitisme en racisme in het Duitsland van toen als
het ware een onvermijdelijk uitvloeisel was van omstandigheden die hij stuk
voor stuk ontleedt. Hij slaagt erin een geloofwaardige voedingsbodem uit te
tekenen waarop vrijwel niks anders kon groeien dan het nazisme, en waarop
Hitler zich moeiteloos kon ontwikkelen tot de finale reddingsboei waaraan het
Duitse volk zich kon vastklampen. Kershaw gaat daarbij niets of niemand uit de
weg, en ook de rest van Europa moet het ontgelden. Door hun hautaine
overwinnaarshouding van na WO I, door hun aanvankelijke wraakzuchtige bedoeling
het Duitse rijk leeg te bloeden en zijn volk te straffen en te vernederen,
hebben de overwinnende mogendheden onbewust ‒ maar sterk ‒ meegeholpen aan het
ontstaan en de ontwikkeling van het nazisme.
Hitler besefte dat hij het
Duitse volk eerst zijn eigenwaardigheid moest teruggeven om zijn
grootheidswaanzinnige plan ‒ het Derde Rijk ‒ te kunnen realiseren. Het volk
een zondebok geven zou hem daarbij helpen, en het proces bovendien versnellen.
Die zondebok vond hij in het Joodse volk, en er was niet eens veel nodig om het
ontredderde, beschaamde, ontgoochelde, vernederde en uitgehongerde Duitse volk
massaal op te zetten tegen medeburgers die bovendien schijnbaar minder te
lijden hadden onder de algehele crisis (10). De snelle ontwikkeling die de Jood
in de Duitse opinie van eerst een economische lastpost deed afglijden naar de
Jood die tot een minderwaardig, verderfelijk en verwerpelijk ras behoort, weet
Kershaw stap voor stap te ontplooien met een vanzelfsprekende, aanvaardbare en
sterk beargumenteerde logica, en een diepgang die Ullrich nooit bereikt.
De titel van dit hoofdstuk
kan de indruk wekken dat ik de twee biografieën tegenover elkaar wil afwegen,
maar dat is niet zo. Trouwens, dat doen Ian Kershaw en Volker Ullrich zelf ook
niet, gelet op de respectvolle waardering die ze openlijk voor elkaars werk
hebben. Ik wil mij dus niet laten verleiden tot het vellen van een
kwaliteitsoordeel, maar als ik beide biografieën van elkaar moet onderscheiden
dan als volgt: van alle biografieën die ik heb gelezen heeft geen een mij zoveel historische feitelijkheden bijgebracht
dan die van Volker Ullrich, en heeft geen enkele mij zo dicht bij een antwoord
op al mijn vragen gebracht dan die van Ian Kershaw. Beide werken zijn onderling
niet concurrentieel, wel complementair. Omdat ik vooral begrip, inzicht en
antwoorden zocht is het werk van Kershaw voor mij waardevoller dan dat van
Ullrich… maar dat is natuurlijk zeer persoonlijk.
De morele les
De belangrijkste les die
we uit die zwarte periode kunnen trekken is dat een stabiele maatschappij de
beste garantie biedt tegen het ontstaan en de ontwikkeling van radicalisme. De
babyboomers ‒ daar zijn ze weer ‒ hebben een vrij lange periode van
economische, politieke en sociologische stabiliteit gekend. Democratie vierde
hoogtij en was sterker dan ooit, en het collectieve enthousiasme om van deze
wereld een hemel te maken kende geen grenzen. Niets leek in staat die
stabiliteit te kunnen verstoren. Zelfs de hippiebeweging of de revoltes van mei
’68, hoe woelig ook, waren in feite uitingen van het volksverlangen naar nog
meer gelijkheid, nog meer democratie, nog meer stabiliteit.
Het laatste decennium
kwamen democratie en stabiliteit echter weer onder druk te staan. Het
faillissement, in 2008, van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers luidde de
wereldwijde bankencrisis in, gevolgd door de instorting van de Amerikaanse huizenmarkt.
Daarna kwam de landencrisis waardoor zelfs hele naties (met Griekenland op kop)
dreigden failliet te gaan. Daarop aansluitend kwam de intercontinentale
migratie op gang, en nu trekken de donkere wolken van de klimaatproblematiek
zich samen.
Al deze destabiliserende
elementen leiden tot een toename van collectief ongenoegen, en dat, zo weten we
intussen, is de ideale voedingsbodem voor het ontstaan en de groei van
excessieve visies. Opvallend gelijklopend met wat tijdens het interbellum in
Duitsland gebeurde, is dat de zich benadeeld of verongelijkt voelende mens van
vandaag net als toen op zoek gaat naar een schuldige, een zondebok, iemand naar
wie hij een beschuldigende vinger kan uitsteken. Die heeft hij gevonden: de
allochtoon, de migrant, de buitenlander, de anders gekleurde … Hoe we hem
willen noemen speelt geen rol, maar net als de Joden ten tijde van het nazisme
treft ook hen géén schuld. Integendeel,
zij zijn in feite meer slachtoffer dan wie ook.
Jongeren die vandaag voor
het eerst naar de universiteiten trekken zijn geboren na 2000 en hebben
eigenlijk nooit stabiliteit gekend, of toch niet bewust. Misschien zijn zij
daarom wel het meest vatbaar voor de revival van het extreemrechtse
gedachtengoed dat, hoe men ook draait of keert, gestoeld is op de Hitleriaanse
racistische ideologie. Toch denk ik dat het weinig zin heeft die jongeren met
het verhaal van Hitler, nazisme en antisemitisme op andere gedachten trachten
te brengen. Voor deze jongste generatie ligt Hitler even ver in het verleden
als pakweg Julius Caesar… Het zijn verhalen, die geen kracht meer hebben, die
geen effect meer ressorteren.
Ik wil toch eindigen op
een positieve noot: dat er ooit nog eens een nieuwe Hitler zou opstaan is (denk
en hoop ik) ondenkbaar. Ook al staat de democratie momenteel onder druk, ze zit
nog altijd veel steviger in het zadel dan na de Eerste Wereldoorlog, en is in
elk geval nog sterk genoeg om iedere opstoot van despotisme de kop in te
drukken.
Auteur
Sir Ian Kershaw (Oldham, 29 april 1943) is een Britse historicus. Hij stamt uit een
eenvoudig katholiek arbeidersgezin.
Al vroeg in zijn jeugd ontwikkelt hij een
grote belangstelling voor de middeleeuwen. Hij studeert geschiedenis aan de
Universiteiten van Liverpool en Oxford, en specialiseert zich aanvankelijk in
de middeleeuwen.
In 1972 maakt hij een
rondreis door het Duitse Beieren, en de gesprekken die hij daar voert, onder
andere met ex-nazi’s, hebben op hem een ingrijpende impact. Vanaf dan verlegt
hij zijn interessegebied naar het nationaalsocialisme. Vandaag wordt Kershaw
beschouwd als een van de meest vooraanstaande kenners van het nazisme, en van
Hitler in het bijzonder.
Kershaw is hoogleraar
moderne geschiedenis aan de universiteit van Sheffield.
(1) Grappig detail: als kleine jongen zat ik geboeid te
luisteren naar de oorlogsverhalen van mijn ouders en grootouders. Ze hadden het
dan soms over “het verzet” en dat begreep ik niet… Het verzet, dat was toch een
fietsversnellingsapparaat?
(2) Originele titel Adolf Hitler: Legende – Mythos –
Wirklichkeit (1971). De Nederlandse vertaling verscheen in 1972 bij De
Arbeiderspers.
(3) Maser beweerde in dit boek bijvoorbeeld dat Hitler
tijdens WO I in Frankrijk een zoon had verwekt, en hij noemde hem zelfs bij
naam: Jean Loret. Intussen staat vast dat dit pure speculatie was.
(4) Originele titel Hitler: a study in tyranny (1952).
De Nederlandse vertaling verscheen in 1958 bij uitgeverij Zwarte Beertjes.
(5) Originele titel Hitler (1972). De Nederlandse
vertaling verscheen in 1975 bij uitgeverij In den Toren (Baarn).
(6) Originele titels Adolf Hitler: Jahre des Aufstiegs
1889-1939 (2013) en Adolf Hitler: Jahre des Untergangs 1939-1945 (2018).
Nederlandse vertaling: De Arbeiderspers.
(7) Ian Kershaw, Hitler 1889-1936: Hoogmoed, p. 415
(8) Begin jaren dertig ging de Europese economie
bergaf, en de overwinnende staten zagen in dat het faillissement van Duitsland
daar mede ‒ of zelfs vooral ‒ de oorzaak van was. Eerst werd de schuldeis fors
verminderd, om tenslotte, in 1933, als afgelost te worden beschouwd. Duitsland
had dan wel nog een zware leninglast af te betalen.
(9) Met 38,4
miljoen stemmen voor, en slechts 4,3 miljoen tegen.
(10)De Joden waren bijna allemaal handelaars, die door hun welstand economisch iets weerbaarder waren dan ‘Otto Normal’, de Duitse Jan-met-de-pet.
Nederlandse titel:
Hitler 1889-1936: Hoogmoed
(deel I, Het Spectrum, 1999, 839 pagina’s)
Hitler 1936-1945:
Vergelding (deel II, Het Spectrum, 2000, 1200 pagina’s)
Originele Engelse titel:
Hitler 1889–1936: Hubris
(deel I, London, 1998)
Hitler 1936–1945: Nemesis
(deel II, London, 2000)
Auteur: Sir Ian Kershaw
Nederlandse vertaling:
Margriet Agricola en Margreet de Boer
Pagina's Hoogmoed: 839
Pagina's Vergelding: 1200
ISBN Hoogmoed:
978900322749
ISBN: Vergelding:
9789027467348
Uitgeverij Spectrum
Categorie: historische
non-fictie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.