zondag 13 oktober 2019

Imre Kertész – Kaddisj voor een niet geboren kind

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Van Gennep B.V.




Sprakeloos ondergedompeld 


Zoals Kertész zijn gevoelens kan verwoorden is bijna niet te evenaren. Zijn persoonlijk relaas is zo rauw en zo oprecht (dat denk ik op te kunnen maken uit het verhaal) dat het bijna non-fictie lijkt, autobiografisch, maar dat is het niet precies. Kaddisj voor een niet geboren kind is deel drie van de trilogie die begint met Onbepaald door het lot en verder gaat met Het fiasco. Deze drie titels kunnen het best achter elkaar gelezen worden omdat ze alles met elkaar te maken hebben.

Werd ik al volledig omvergeblazen door Onbepaald door het lot en iets minder intens geraakt door Het fiasco, het derde deel deed de aarde beven en zal blijvend in m’n geheugen gegrift staan.

Het is de combinatie van de vorm, het taalgebruik, de puurheid en de existentiële vragen die de auteur oproept en beantwoordt.




De monoloog begint met deze regels

‘... streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr
als Rauch in die Luft
dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt
man nicht eng’

                                             Paul Celan, Todesfuge

Dit gedicht werd geschreven door een joodse dichter uit Roemenië, hij verloor beide ouders in WOII en werd zelf tewerkgesteld.
Het is een zeer donker gedicht dat erop neerkomt dat joden vergast werden en dus geen graven nodig hadden. Je kunt meteen aan het begin van dit deel al bijna niet meer verder lezen omdat deze regels dwingen tot visualiseren en stilstaan bij het gebeurde. Voor wie meer wil weten over dit gedicht zijn er diverse sites waarop uitgelegd wordt waarover het gedicht precies gaat, echt de moeite waard.*

Nu de monoloog van de verteller. Hij heeft het tegen het ongeboren kind, hij wil geen kind, dat werd hem duidelijk na alles wat hij meegemaakt had in het kamp waarmee zijn hele leven verder moest. Dit schud je niet meer van je af. In een gedetailleerd verslag vertelt hij over zijn ervaringen en welke gedachten hij heeft bij zijn lot, het lot jood te zijn en dan de vraag te stellen aan zijn ongeboren kind

‘Nee, ik heb daar nooit aan gedacht, ik heb nooit gedacht dat ik daaraan moest denken, totdat deze nacht zich over me uitstortte, deze alles verhelderende en toch stikdonkere nacht, tot deze vraag voor mij rees (of liever gezegd achter mij rees, achter mijn reeds lang verleefde leven, want het is godzijdank te laat en zal altijd te laat blijven), de vraag of je een donkerogig meisje zou zijn geweest met een wolkje bleke sproetjes om je neus, of een koppige jongen met ogen vrolijk en hard als grijsblauwe kiezel. Ja, had ik mijn leven als de kiem van jouw leven moeten beschouwen?’

Het boek is zo indringend en staat zo bomvol door mij aangestreepte passages dat het niet eenvoudig is de essentie weer te geven, alleen dat deze woorden gezegd moesten worden en wel blijvend in de vorm van een boek. Het schrijverschap ging hem trouwens helemaal niet eenvoudig af. In eerste instantie wilde de uitgever het manuscript of typescript niet hebben want ‘wie wilde daar nu over lezen? ‘. Daarover gaat het ook in deze monoloog, hoe verder te leven? Wanneer het gesprek ergens op Auschwitz kwam werd gezegd: ‘Auschwitz is niet te verklaren.’, waarmee eigenlijk gezegd werd dat er maar beter niet over gesproken kan worden, waarop de verteller juist aangespoord werd door te gaan met de verhalen. Als een goed observator doorziet hij deze domme opmerkingen dat het niet verklaard zou kunnen worden, het is er toch? En zo gaat het verhaal verder, met veel herhalingen die het verhaal enorm versterken en waarschijnlijk daardoor als mokerslagen binnen blijft komen opdat wij, de lezers, de boodschap goed meekrijgen.

Tijdens zijn monoloog citeert hij auteurs en filosofen waardoor het niet meer zo persoonlijk wordt, maar universeel. Zo schreef Musil in De man zonder eigenschappen 

Als de mensheid in haar totaliteit begint te dromen, wordt Moosbrugger, de sympathieke lustmoordenaar, werkelijk geboren.’ 

En even daarvoor citeert hij H. ( Hegel tvl) ‘De wereld is zowel afspiegeling als daad van de menselijke geest.’ Dat alles gaat door hem heen wanneer hij verklaringen zoekt en zijn positie in het leven probeert te vinden. Hij schuwt hierbij geen enkele mogelijkheid, in zijn diepste gevoel van eenzaamheid roept hij uit dat hij misschien wel een tiran nodig heeft om zich goed te voelen. En ook dat is een punt van aandacht, zijn vader had twee vrouwen, er was een machtsstrijd gaande tussen de twee moeders en de klassieke complexen kregen hierdoor vrij spel, hoe zat het precies? Leed hij aan een oedipuscomplex waardoor hij neigt naar zelfliquidatie? In ieder geval zorgt de misère voor scheppingskracht, hoe meer kwellingen hoe meer werklust, dat was zijn conclusie.
Moet ik nog betogen dat deze trilogie zeer lezenswaardig is?

        *Sirene

Zwarte melk van de vroegte we drinken haar ’s avonds
we drinken haar ’s middags en ’s morgens we drinken haar ’s nachts
we drinken en drinken
we graven een graf in de lucht daar ligt men niet krap
Er woont een man in dit huis
hij speelt met de slangen hij schrijft
hij schrijft als het schemert naar Duitsland je goudblonde haar Margarete
hij schrijft het en komt uit z’n huis en de sterren beginnen te flonkeren hij fluit z’n honden naar buiten
hij fluit z’n joden naar voren beveelt ze een graf in de aarde te graven
hij beveelt ons speel dat de dans kan beginnen

Zwarte melk van de vroegte we drinken je ’s nachts
we drinken je ’s morgens en ’s middags we drinken je ’s avonds
we drinken en drinken
Er woont een man in dit huis hij speelt met de slangen hij schrijft
hij schrijft als het schemert naar Duitsland je goudblonde haar Margarete
Je asgrauwe haar Sulamith we graven een graf in de lucht daar ligt men niet krap

Hij roept steek dieper de grond in jullie hier jullie daar zing en speel
hij rukt aan het staal van z’n riem hij zwaait het z’n ogen zijn blauw
steek dieper de spaden blijf spelen opdat men zal dansen

Zwarte melk van de vroegte we drinken je ’s nachts
we drinken je ’s middags en ’s morgens we drinken je ’s avonds
we drinken en drinken
er woont een man in dit huis je goudblonde haar Margarete
je asgrauwe haar Sulamith hij speelt met de slangen
Hij roept speel de dood eens wat zoeter de dood is een meester uit Duitsland
hij roept strijk de violen wat triester dan stijg je als rook naar de hemel
dan krijg je een graf in de wolken daar ligt men niet krap

Zwarte melk van de vroegte we drinken je ’s nachts
we drinken je ’s middags de dood is een meester uit Duitsland
we drinken je ’s avonds en ’s morgens we drinken en drinken
de dood is een meester uit Duitsland en blauw zijn z’n ogen
hij raakt je met kogels van lood hij staat onbewogen
er woont een man in dit huis je goudblonde haar Margarete
hij hitst z’n bloedhonden tegen ons op hij schenkt ons een graf in de lucht
hij speelt met de slangen en droomt dat de dood is een meester uit Duitsland

je goudblonde haar Margarete
je asgrauwe haar Sulamith

(vertaling Peter Nijmeijer) bron


De auteur

Imre Kertész (Boedapest, 9 november 1929 – aldaar, 31 maart 2016) was een Hongaarse schrijver. Hij overleefde de Holocaust en won de Nobelprijs voor Literatuur (2002).

bron
Kertész werd in 1944 door de Duitse bezetter vanwege zijn Joodse afkomst naar het concentratiekamp Auschwitz afgevoerd, vervolgens naar het kamp Buchenwald en het kamp Tröglitz/Rehmsdorf bij Zeitz. Na het behalen van zijn middelbareschooldiploma in 1948 werkte hij voor de kranten Világosság en Esti Budapest. In 1951 werkte hij een tijdje als fabrieksarbeider. Van 1951 tot 1953 was hij medewerker bij het Ministerie van Metallurgie en Werktuigindustrie. Vervolgens zat hij twee jaar in militaire dienst. Daarna werd hij beroepsschrijver en vertaler.(bron)

Titel: Kaddisj voor een niet geboren kind (uit de trilogie Onbepaald door het lot)
Auteur: Imre Kertész
ISBN: 9789055153800
Vertaling: Henry Kammer
Pag.: 115
Genre: fictie
Verschenen.:2003

2 opmerkingen:

  1. Het is al weer een aantal jaren geleden dat ik dit boek heb gelezen, maar ik denk er nog heel vaak aan terug. Ik weet mij nog goed te herinneren dat ik wel even moest wennen, totdat ik doorhad dat het inderdaad één grote monoloog is. Ik heb het toen (in mijn hoofd) hardop voorgelezen en dat gaf de perfecte kadans. Ik was ook bijzonder geraakt door de manier waarop hij beschrijft hij wonderlijk hij het vindt dat hij "slechts" door het opplakken van een gele ster, opeens tot eenzelfde groep hoorde als een heleboel mensen waar hij geen enkele verbintenis mee voelt. Zeer indrukwekkend geschreven. Dank voor deze recensie waardoor mijn herinnering weer wat levendiger werd.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Jouw reactie bewijst dat het boek veel indruk gemaakt heeft, dat vind ik dan weer bijzonder om te lezen. Wanneer ik de recensie teruglees komt de hele monoloog ook weer terug. Wat een boek hè?

      Verwijderen

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.