Recensie door Roosje
Uitgeverij Querido
*misschien een spoilertje
hier en daar*
Alleen op de wereld
Robinson is een meisje van
17, dat net verhuisd is naar een provinciestad
- ik veronderstel dat dat Haarlem is, waar Meijsing in haar jeugd
woonde.
‘En plotseling was alles anders dan vroeger. De zomer was wel zo warm als ze zich herinnerde, de mussen vielen als vanouds van de daken, maar daar bleef het bij. Deze stad was nieuw. Voorbij het stadsbos waar de school en haar moeders huis aan grensden, lag de binnenstad, knus en gezellig in elkaar getimmerd, zodat men kleine geheimpjes kon doorfluisteren. Verderop kwamen alle straten uit op een groot plein waar muziek gemaakt werd, zomerse muziek, met veel zonnen die zich in het koper spiegelden.’ (1988: 7)
Zo begint deze roman. Eens
kijken wat we hier al uit kunnen opmaken voor we ons in het verhaal storten. Er
is een tegenstelling tussen vroeger en nu; een tegenstelling tussen nieuw en
oud (‘de mussen vielen als vanouds van de daken’); tussen vertrouwd en onbekend
(terra incognita; onbewoond eiland); tussen stad en bos; tussen centrum en
buiten-het-centrum; tussen beschutting en openheid; tussen menselijke en
natuurlijke muziek; knusheid en - niet genoemd maar gesuggereerd - gevaar;
tussen huis en school; tussen moeder en - de niet genoemde - vader.
De toon is gezet en ook
nog een meisje, alleen, geen deel uitmakend van, op een moeilijke leeftijd
verhuisd; een tienermeisje met een jongensnaam - dat is ook een tegenstelling
-. Daarover later.
Eerst even het verhaal
vertellen: zo’n meisje dus, dat is vragen om problemen; misschien zijn er
*spoilers*.
Een meisje in de bovenbouw
van het gym verhuist met haar moeder, door haar moeder, naar een kleine stad
,waar zij niemand kent, ook op school is zij nieuw, ze is een buitenstaander.
Daniël, een mede-loner, trekt haar aan. Zij worden vrienden. Er is geen
verliefdheid in het spel, al denkt haar moeder dat dat wel zo is. Zij zijn
beiden buitenstaanders, dat gegeven verbindt hen. Daniël rebelleert, hij is op de
een of andere wijze bezeten door en van de duivel of hij koketteert ermee. Hij
is dwars en wil iedereen tegen zich in het harnas jagen. Robinson laat zich met
hem meevoeren.
Robinsons vader is
kapitein op de grote vaart en is weinig thuis. Maanden achtereen is hij op zee.
Thuis is haar moeder de baas, haar moeder, die ‘door muren kan kijken’. Tussen
moeder en dochter botert het niet zo.
Aanvankelijk is Robinson
een goede leerling, vooral in de beta-vakken. Daniël schrijft zijn huiswerk van
haar over.
Dan is er de docente
Johanna Freida, de juffrouw Duits, die een eigentijdse wind door het evenzo
moderne schoolgebouw laat waaien. Het gebouw is dan wel modern, de stof, omgang
tussen docenten en leerlingen en lesmethoden zijn dat niet (weer een
tegenstelling). Daniël trekt veel op met Johanna Freida (zo wordt zij
consequent genoemd) en daardoor en haar ondanks raakt Robinson ook betrokken.
Een wankele driehoeksrelatie, die op een later tijdstip een soort
vierhoeksrelatie wordt, namelijk op het moment dat Robinsons vader thuiskomt.
‘Niets vond onregelmatiger plaats dan de thuiskomst van Robinsons vader. Haar moeder mocht hem al vijftien jaar smeken toch een baan aan de wal te nemen, hij luisterde naar de stem van zijn zeemanshart, en bleef bij de grote handelsvaart. Weken, soms maanden was hij van huis. Zijn terugkeer in de haven kwam altijd vrij onverwacht en de laatste jaren ook steeds ongelegener, als Robinson haar moeder mocht geloven. Na vijftien jaar grote handelsvaart was er van hun huwelijk niet veel meer over dan kortstondige vrijpartijen in de kamer naast die van Robinson en avondjes uit, waar haar moeder steevast versteend van terugkwam.’ (ib.: 52)
Robinson en Daniël
ontdekken de betrekking tussen de vader en de juffrouw Duits. Zij vieren
trekken veel met elkaar op: varen op het IJsselmeer, schaatsen, dat soort
uitstapjes. Vader en juffrouw doen niet geheimzinnig en verhullen niets.
Johanna Freida bekent Robinson, die verhaal komt halen, dat verliefdheid een te
heftige macht is; daar kan geen mens zich tegen verzetten.
Het einde zal ik dan maar
in het ongewisse laten. Anders hoef je het boek niet meer te lezen, misschien;
dat zou jammer zijn.
‘En alles, alle mensen en alle kinderen, en de honden, zetten zich op die muziek in beweging, zelfs de huizen en de terrasstoeltjes en de toren van de grote kerk. En op hetzelfde moment dat alles op marsmuziek in beweging kwam, was het Robinson of dat koperen plein wegliep van haar, in deze of gene richting, dat deed er niet toe, maar weg van waar zij stond, zonder dat ze het plein nog kon inhalen, steeds verder weg marcheerde dat plein, in een richting die ook zij zo graag was gegaan.’ (ib.: 116 - einde boek)
Het lijkt een vrij
eenvoudige roman, verteld in vrij eenvoudige taal en geschikt op een zeker
niveau als Young Adult-roman, maar dat is slechts ten dele het geval. Hierboven
heb ik een kleine analyse losgelaten op de tegenstellingen die het boek openen.
De toon is gezet: dit is geen happy teenager. Een meisje dat verscheurd wordt
tussen allerlei krachten buiten en binnen haarzelf. Alleen al haar naam:
Robinson. Een jongensnaam voor een meisje, omdat haar vader liever een zoon had
gehad. Dat heeft iets met gender te maken. Een meisje dat zich misschien niet
helemaal een meisje voelt, hoewel haar moeder alsmaar aanspraken doet op haar
meisjesachtigheid. Ze voelt meer voor haar vader, maar die is er bijna nooit.
Maar die vader had in plaats van haar liever een jongen gehad. Voelt ze zich
door haar vader afgewezen? Of is er (nog) meer aan de hand? Voelt zij zich diep
in haarzelf niet helemaal een meisje? Is zij jongensachtig, is haar seksuele
geaardheid misschien niet helemaal zoals van die van de anderen, met wie zij
totaal geen connectie voelt? Homoseksualiteit lijkt gesuggereerd, maar kan een
hineininterpretatie zijn. Ik opteer toch voor de suggestie van het lesbisch
zijn.
Dat Robinsons seksuele
identiteit afwijkt, blijkt ook uit de mislukte vrijpartij met Daniël. Hij
overrompelt haar - hij verkracht haar niet echt, maar haar instemming is eerder
het gevolg van zijn verbale overreding dan van haar eigen behoefte -. Bovendien
zijn Daniëls gevoel en bedoeling hier niet eerlijk. Feitelijk is hij verliefd
op Johanna Freida, maar haar kan hij niet krijgen, want zij is van Robinsons
vader. Dan neemt hij genoegen met de dochter van de minnaar van Johanna Freida,
en misschien doet hij het ook als wraakoefening.
De naam Robinson doet
natuurlijk direct denken aan Daniël Defoe’s roman - o, ja, zó komt vriendje
Daniël dus aan zijn naam - dat realiseer ik me nu pas, nu ik het opschrijf;
betekent dat Daniël de figuur van Robinson verzonnen heeft?; nee, zo ver gaat
het niet; Robinson is in alle opzichten de hoofdfiguur van de roman - . Defoe’s
Robinson is aangespoeld op een eiland en is helemaal alleen, totaal geïsoleerd.
Het meisje Robinson is aangespoeld - als in een schipbreuk - in een kleine
provinciestad - terwijl hij vader de zeeënbedwinger is, Poseidon gelijk, zou je
bijna denken -.
Ook kreeg ik de associatie
met Janneman Robinson, de Nederlandse vertaling van het jongetje uit Winnie de
Poeh; oorspronkelijk heet hij Christopher Robin. Een jongetje dat leeft in de
natuur met zijn dierenvriendjes.
In ieder geval is de
Robinson uit de literatuur een jongen. Anderzijds roept de vader, die
zeekapitein is, associaties op met Pippi Langkous, die heel alleen is en wier
vader zeekapitein en ook piraat is; Pippi is evenmin een doorsnee-meisje.
Robinson noemt haar vader ook piraat. Hij is een vrijbuiter in alle opzichten,
dus ook waar het de huwelijkse trouw betreft. Pippi lijkt dan wel een vrolijk,
inventief en niet kapot te krijgen meisje, maar in feite is ze super eenzaam;
ze zoekt het gezelschap van een paard en een aap, net als Janneman Robinson dat
doet met zijn dieren: beer, ezel, biggetje. Pippi zoekt evenzeer het gezelschap
van de heel gewone jongen en het meisje, Tommy en Annika, in haar stadje.
Meijsing schrijft met
behulp van intertextualiteit. In haar teksten zijn altijd verwijzingen
verstopt, soms duidelijk, soms minder evident, naar andere literaire teksten.
Het boek dat ik best van haar ken is Over de liefde en dat is zowat topzwaar
van de grote aantallen verwijzingen. Je hebt er een behoorlijke puzzel aan die
allemaal te vinden. Ik denk dat ik ze niet allemaal uit het water gevist heb.
O, ja, in Over de liefde speelt water ook een grote rol.
Hierboven ben ik
uitgebreid ingegaan op de naam Robinson. Twee andere verwijzingen zijn: de naam
Johanna Freida, die direct in relatie gebracht wordt door Robinson met een
fregatschip en dus niet te vermijden met Arthur van Schendels Het fregatschip
Johanna Maria, dat ik geloof ik nog steeds niet gelezen heb, oei - wel een hele
hoop andere romans van Van Schendel. Omdat de juffrouw Duits in verband wordt
gebracht met een fregatschip - het boegbeeld van een oud schip was altijd een
rondborstige juffrouw - is haar relatie met de zeekapitein een onafwendbaar
noodlot.
En nog een opmerkelijk
ding: bij het opmaken van een bio van Meijsing zie ik dat haar doopnamen Maria
Johanna zijn. Dat is geen toeval! Dat is zeer doelbewust gedaan.
Het kopergeschetter in oor
en oog in het begin én aan het eind van het boek roept direct beelden op van
Vestdijks De koperen tuin. De hoofdpersoon uit die roman voelt zich eveneens
afgescheurd van de wereld; hij heeft een onmogelijke liefde opgevat voor een
meisje. In Meijsings roman is ook de liefde onmogelijk. Niemand kan de ander
bereiken: vader en moeder bereiken elkaar niet; Daniël en Robinson elkaar niet;
vader en Johanna Freida elkaar uiteindelijk ook niet; maar ook Daniël bereikt
Johanna Freida niet; en Robinson bereikt Johanna Freida niet, op wie zij
wellicht ook verliefd is, misschien zonder dat zij zich daarvan bewust is.
Dit laatste: Robinson is
verliefd op Johanna Freida, is suggestief, maar volgens mij te verdedigen. Een
meisje dat niet goed weet waar haar seksuele voorkeur ligt, is verscheurd. Dat
de vrijpartij met Daniël niet goed verloopt, ligt voornamelijk aan hem, maar
ook aan haar. Hun gemeenschappelijk doel is de juffrouw Duits, die voor beiden
onbereikbaar is.
De elementen - die van
vuur, aarde, lucht en water - spelen een grote rol in deze roman.
Aggregatietoestanden van H2O: water en ijs - ik geloof dat gas geen rol speelt,
maar misschien zie ik dat over het hoofd - : varen, zee, IJsselmeer, schaatsen,
ijs. Robinson heeft veel belangstelling voor natuurkunde maar die verliest zij
gaandeweg. Haar vader is het water, haar moeder de aarde. Daniël met zijn
ongezonde interesse voor het duivelse is het vuur, dan zou Robinson de lucht
(aggregatietoestand ‘gas’) zijn. Dat zie ik nu niet direct zo, maar misschien
is het wel zo. *
Daniël is eigenlijk een
heel egocentrische puber. Hij lijkt aanvankelijk een goede vriend en een
lotgenoot, maar ontwikkelt zich steeds meer tot een grote egoïst, een typische
jongen, die het enerzijds goed met zichzelf heeft staan en anderzijds te
kwetsbaar is om een handreiking naar de ander te doen. Robinson is eigenlijk
precies zo: haar onvermogen tot contact maken betekent ook dat zij geen idee
heeft van haar eigen verlangens, zoals bijvoorbeeld haar voorkeur voor vrouwen.
Het thema van deze roman
is ongetwijfeld het alleen staan in de wereld, je geïsoleerd voelen van
anderen, geen connectie kunnen maken met de wereld. Heel misschien is er de
liefde, de verliefdheid die mensen tot elkaar kan brengen, maar hoe lang duurt
die verliefdheid? Het spitst zich in dit boek toe op pubers en ook op hun
seksuele geaardheid en de roman is daarom uitermate geschikt voor lezers van
diezelfde leeftijd, al ben ik bang dat jonge mensen van anno 2019 dit een saai
boekje zullen vinden.
*In de loop van de tijd
heb ik geleerd dat wanneer een auteur een vergelijking gebruikt, een metafoor,
een motief of iets dergelijks, die vergelijking niet perse helemaal hoeft te
passen op het geschrevene. Bijvoorbeeld, niet iedere auteur gebruikt het
Orfeus-motief op precies dezelfde wijze, noch wordt dat motief precies zo
gebruikt als de mythe (of misschien wel mythes) ‘voorschrijft’. Ieder doet dat
naar eigen behoefte en inzicht.
Auteur
Maria Johanna (Doeschka) Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947 – Amsterdam, 30
januari 2012) was een Nederlands schrijfster en essayiste.
Ze was een oudere zus van
schrijver Geerten Meijsing. Toen ze drie was verhuisde het gezin naar Haarlem;
daar zat ze op het Lyceum Sancta Maria. Ze studeerde Nederlands en
literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1971 tot 1976 gaf
Meijsing les aan het St.-Ignatiusgymnasium. Daarna was ze tot 1978
wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Neerlandistiek van de
Universiteit van Amsterdam. In 1978 werd Meijsing redactrice voor de
boekenbijlage van Vrij Nederland en in 1989 literatuurredactrice van Elsevier.
Vanaf 1969 publiceerde
Meijsing in Podium, later ook in De Revisor, waardoor zij tot de stroming van
de Revisor-auteurs wordt gerekend. In 1974 verscheen haar eerste verhalenbundel
De hanen en andere verhalen. De gastcolleges die zij aan de Universiteit van
Groningen gaf, zijn gebundeld in Hoe verliefd is de toeschouwer? (1988).
Meijsing schreef ook poëzie (Paard Heer Mantel, 1986). In 1997 won zij de Opzij
Literatuurprijs (die toen de Annie Romeinprijs heette).
Belangrijke thema's in
Meijsings werk zijn de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid, de
fascinatie voor een bewonderde persoon – met jaloezie als gevolg – en de tijd.
Haar hoofdpersonages zijn kwetsbare buitenstaanders die vluchten in de
fantasie.
Meijsing was lesbisch en
heeft verschillende relaties met vrouwen gehad. Voor haar laatste roman Over de
liefde uit 2008, die werd bekroond met zowel de AKO Literatuurprijs als de F.
Bordewijk-prijs en de Opzij Literatuurprijs, vormde haar relatie met Xandra
Schutte de inspiratiebron. Deze relatie was stukgelopen omdat haar vriendin
haar had verlaten voor een man. Meijsing liet zich ondanks haar
homoseksualiteit negatief uit over homoseksuele relaties, waarin voortplanting
en gezinsvorming onmogelijk zouden zijn. Ook had zij haar bedenkingen bij het
homohuwelijk.
Meijsing overleed op
64-jarige leeftijd aan de complicaties van een zware operatie. Ze woonde tot
haar dood in Amsterdam-Zuid.
Titel: Robinson
Auteur: Doeschka Meijsing
Pagina's: 116
Uitgeverij Querido
ISBN: 9789021413556
Verschenen: april 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.