Uitgeverij Querido
Buigen of barsten in
oogverblindend proza
IJsland, een land en eiland
dat steeds tot de verbeelding blijft spreken en hierin ben ik zeker niet de
enige. Als dit land je eenmaal in zijn greep heeft, is het niet gemakkelijk om
je eraan te ontworstelen. Er een vakantie doorbrengen is een volledig eigen
keuze en de liefhebber is elke dag druk doende met het zoeken naar en
bewonderen van de vele fascinerende dingen die deze wonderschone natuur in petto
heeft. De ervaringen die men opdoet tijdens vakanties zijn echter wel een
hemelsbreed verschil met de ervaring die het wonen met zich meebrengt. In dit
boek - met de ondertitel 'Mijn eerste
jaar in een verlaten fjord' - laat de auteur de lezer beleven hoe het voelt
om je aan te passen aan de cultuur en mores van de IJslanders, de strenge, donkere winter met een allesoverheersende koude en een diep verlangen naar het voorjaar
met zijn licht en zon.
Tijdens haar studietijd
ontmoet Broekhuysen haar IJslandse man, ze krijgen een dochter en besluiten
naar zijn geboortegrond terug te gaan.
Dat de emigratie toch ook
zijn rafelrandjes heeft - als de eerste euforie getemperd is - wordt pijnlijk duidelijk
in haar oprechte verhalen, waarin ook soms haar eigen ongeloof doorklinkt. Het
gras lijkt elders altijd groener, maar tijdens de lange winter is er van dat
gras niet veel te ontdekken.
Het
is in de herfsttijd dat ze met hun dan bijna tweejarige dochter Esther vertrekken
ze naar een houten huis aan het zwarte strand van Hvalfjörður. Het huis hebben ze tevoren niet gezien. Het is een
verwarrende gewaarwording voor haar om het huis binnen te stappen. Nu is het
écht, de emigratie een voldongen feit met de rauwe winter in aantocht en ze
kunnen niet anders dan zich aanpassen aan de elementen, die hun wereldje steeds
kleiner lijken te maken.
'Helling opwaarts, dicht bij de weg, staat onze brievenbus. Als de postbode is geweest, steekt hij naast de bus een ijzeren vlaggetje omhoog, dat lam is en op half zeven wordt gezwiept. We zien het alleen door onze verrekijker. Het is een klim, we wandelen erheen op windstille dagen. We binden ijzeren tanden met rubberbandjes onder onze laarzen voor grip. We smeren paardenzalf op onze lippen. We geven elkaar een hand en glibberen over bobbelig ijs, ingeklonken, verregende en opnieuw bevroren sneeuw. Het is een spannende tocht. Soms ligt er een pakje in de bus, soms niet. De postbode is onze Sinterklaas.'
IJslanders lijken soms wat
afstandelijk en verlegen te zijn. Dat ondervindt ze ook bij haar schoonouders. Zelfs
na meerdere bezoeken lukt het haar niet om meer vertrouwelijke gesprekken met
hen te voeren. 'Elke ontmoeting is een
herhaling van de eerste'. [...] 'Als draagmoeder van het nageslacht ben ik in
waarde gestegen, toch wordt het nooit persoonlijk.' Wanneer ze haar man vraagt hoe ze bepaalde
dingen in het IJslands zegt is zijn antwoord steevast dat niemand dat hier ooit
zegt.
'De zon. Een half oog dat na maanden boven de bergrand sluipt, laat het stof op de ruiten schitteren. We vinden onszelf terug als reptielen, doodstil verspreid over de vensterbanken op het zuiden. Onze oren gloeien. We bewegen alleen onze oogbollen. Ook de paarden staan versteend in de wei om hun bloed op te warmen. De vachten dampen. We zien het oranje van een scholeksterbekken. Het helle blauw van lucht. De kleuren zijn terug.'
De vroegwijze Esther, die
drietalig wordt opgevoed, weet niet
beter dan dat het leven bestaat uit koude, sneeuw, zonder zon en wanneer die
eindelijk in het voorjaar boven de einder en de bergen verschijnt, vindt ze het
maar een raar fenomeen. Het boezemt haar zelfs wat angst in.
Broekhuysen beschrijft dat
het voorjaar hen weer meer ruimte geeft, omdat de deuren en ramen weer opengaan.
De frisse lucht en het hernieuwde licht maken echter duidelijk dat een
voorjaarsschoonmaak onontbeerlijk is. De winter heeft nadrukkelijk zijn
stof in huis achtergelaten en vieze
vingers hun afdrukken op ruiten en spiegels.
'We bakken zonnepannenkoeken, volgens Ama's recept. Flensen waar je doorheen kunt kijken, die nauwelijks schaduwen werpen, even zacht en doorzichtig als de roze oorschelpen van een tweejarige. We zitten aan de keukentafel naar elkaar te grijnzen, onze tanden blinken. Het fjord wordt met gesnater gevuld. De baai fonkelt. Ons kind zingt 'Maar het meel is zo duur, maar het meel is zo duur'. Ze rent, met in elke hand een opgerolde pannenkoek, achter haar schaduw aan, voor hem uit. Haar nieuwe vriendje dat haar op de hielen volgt.'
Met een flinke dosis
zelfreflectie geeft ze haar bewuste en onbewuste gedachtestroom weer door middel van prachtige zinnen en
fijnmazig proza.
Broekhuysen schrijft niet
alleen in letters en woorden, ze weet ook in beelden te schrijven en haar
zinnen zo op je netvlies te laten transformeren, dat je precies voor je ziet
wat ze duidelijk wil maken. Tussen de zinnen door gloort er soms ook een beetje
wanhoop en onzekerheid over wat de toekomst hen zal brengen, dat het
noodzakelijk is om je te voegen naar de elementen. Het is buigen of barsten.
Niet alleen het zintuig
'zien' spreekt ze aan. Ook het horen van de stilte dat weldadig aanvoelt, maar
in de donkere winterperiode ook een gevoel van isolement kan oproepen. Wanneer
ze een beroep op je zintuig 'voelen' doet en de elementen van de winter
benoemt, is het een hele kunst om de koude rillingen niet over je rug te voelen
griebelen. De rit naar het ziekenhuis, wanneer de weeën zich aandienen,
beschrijft ze deels met nuchterheid, deels met gedachten in het hoofd die aanstaande
moeders maar al te goed herkennen. Een nieuwe spruit komt ter wereld. Ondanks de beschrijvingen van de moeilijke
perioden, die gepaard gaan met toch wel wat vertwijfeling, is het geen zwaar
boek. Absoluut een heel zintuiglijk, oprecht en invoelbaar werk.
Dit boek heb ik - na het gelezen
te hebben - ook nog eens geluisterd, op IJsland tijdens een paar uur in de
ijzige wind om het Noorderlicht te spotten. Toepasselijker kan natuurlijk niet.
Auteur
Tijdens de laatste jaren
van het vwo schreef Laura Broekhuysen
(1983) het jeugdboek Zand erover, dat in 2002 bij Lemniscaat verscheen en
bekroond werd met een eervolle vermelding van de Zoenjury.
In datzelfde jaar startte
zij haar vioolstudie aan het Conservatorium van Amsterdam, waar zij tot 2008
studeerde bij violist Ilya Grubert. Parallel hieraan volgde Laura gedurende
anderhalf jaar de studie Writing for performance aan de theaterfaculteit in
Utrecht.
Tijdens het conservatorium
werkte zij aan de roman Twee linkerlaarzen, haar debuut voor volwassenen, dat
Querido publiceerde in dezelfde week dat Laura afstudeerde als violist. Twee
linkerlaarzen werd genomineerd voor de Selexyz debuutprijs en voor de
tweejaarlijkse Vrouw & Kultuur DebuutPrijs.
In 2011 volgde Hellend
vlak, een roman gesitueerd in de IJslandse Westfjorden.
Tijdens haar studie
ontmoette Laura de IJslandse componist Einar Torfi Einarsson. Zij trouwden in
Engeland, waar ook hun dochter werd geboren. In 2014 emigreerde het gezin naar
IJsland. Vanuit hun nieuwe woonplek schreef Laura, in verwachting van hun zoon,
voor literair tijdschrift De Revisor een reeks stukken die werd gebundeld in
het boek Winter-IJsland, mijn eerste jaar in een verlaten fjord (Querido,
2016). Het werd genomineerd voor zowel de Bob den Uyl Prijs 2017 als voor de
Confituur Boekhandelsprijs en stond op de longlist van de Fintro
Literatuurprijs.
Naast het schrijven van
een theatertekst in opdracht van LOD Muziektheater (Gent), werkt Laura
Broekhuysen aan een gedichtenbundel, waarvoor zij een beurs ontving van het
Nederlands Letterenfonds.
Titel: Winter-IJsland. Mijn eerste jaar in een verlaten fjord
Auteur: Laura Broekhuysen
Pagina's: 136
ISBN: 9789021402178
Uitgeverij Querido
Verschenen: april 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.