maandag 30 september 2019

Laura Broekhuysen - Winter-IJsland. Mijn eerste jaar in een verlaten fjord.

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Querido


Buigen of barsten in oogverblindend proza

IJsland, een land en eiland dat steeds tot de verbeelding blijft spreken en hierin ben ik zeker niet de enige. Als dit land je eenmaal in zijn greep heeft, is het niet gemakkelijk om je eraan te ontworstelen. Er een vakantie doorbrengen is een volledig eigen keuze en de liefhebber is elke dag druk doende met het zoeken naar en bewonderen van de vele fascinerende dingen die deze wonderschone natuur in petto heeft. De ervaringen die men opdoet tijdens vakanties zijn echter wel een hemelsbreed verschil met de ervaring die het wonen met zich meebrengt. In dit boek - met de ondertitel 'Mijn eerste jaar in een verlaten fjord' - laat de auteur de lezer beleven hoe het voelt om je aan te passen aan de cultuur en mores van de IJslanders, de strenge, donkere winter met een allesoverheersende koude en een diep verlangen naar het voorjaar met zijn licht en zon.

Tijdens haar studietijd ontmoet Broekhuysen haar IJslandse man, ze krijgen een dochter en besluiten naar zijn geboortegrond terug te gaan.
Dat de emigratie toch ook zijn rafelrandjes heeft - als de eerste euforie getemperd is - wordt pijnlijk duidelijk in haar oprechte verhalen, waarin ook soms haar eigen ongeloof doorklinkt. Het gras lijkt elders altijd groener, maar tijdens de lange winter is er van dat gras niet veel te ontdekken.

Het is in de herfsttijd dat ze met hun dan bijna tweejarige dochter Esther vertrekken ze naar een houten huis aan het zwarte strand van Hvalfjörður. Het huis hebben ze tevoren niet gezien. Het is een verwarrende gewaarwording voor haar om het huis binnen te stappen. Nu is het écht, de emigratie een voldongen feit met de rauwe winter in aantocht en ze kunnen niet anders dan zich aanpassen aan de elementen, die hun wereldje steeds kleiner lijken te maken.

'Helling opwaarts, dicht bij de weg, staat onze brievenbus. Als de postbode is geweest, steekt hij naast de bus een ijzeren vlaggetje omhoog, dat lam is en op half zeven wordt gezwiept. We zien het alleen door onze verrekijker. Het is een klim, we wandelen erheen op windstille dagen. We binden ijzeren tanden met rubberbandjes onder onze laarzen voor grip. We smeren paardenzalf op onze lippen. We geven elkaar een hand en glibberen over bobbelig ijs, ingeklonken, verregende en opnieuw bevroren sneeuw. Het is een spannende tocht. Soms ligt er een pakje in de bus, soms niet. De postbode is onze Sinterklaas.'

IJslanders lijken soms wat afstandelijk en verlegen te zijn. Dat ondervindt ze ook bij haar schoonouders. Zelfs na meerdere bezoeken lukt het haar niet om meer vertrouwelijke gesprekken met hen te voeren. 'Elke ontmoeting is een herhaling van de eerste'. [...] 'Als draagmoeder van het nageslacht ben ik in waarde gestegen, toch wordt het nooit persoonlijk.'  Wanneer ze haar man vraagt hoe ze bepaalde dingen in het IJslands zegt is zijn antwoord steevast dat niemand dat hier ooit zegt.

'De zon. Een half oog dat na maanden boven de bergrand sluipt, laat het stof op de ruiten schitteren. We vinden onszelf terug als reptielen, doodstil verspreid over de vensterbanken op het zuiden. Onze oren gloeien. We bewegen alleen onze oogbollen. Ook de paarden staan versteend in de wei om hun bloed op te warmen. De vachten dampen. We zien het oranje van een scholeksterbekken. Het helle blauw van lucht. De kleuren zijn terug.'

De vroegwijze Esther, die drietalig wordt opgevoed,  weet niet beter dan dat het leven bestaat uit koude, sneeuw, zonder zon en wanneer die eindelijk in het voorjaar boven de einder en de bergen verschijnt, vindt ze het maar een raar fenomeen. Het boezemt haar zelfs wat angst in.
Broekhuysen beschrijft dat het voorjaar hen weer meer ruimte geeft, omdat de deuren en ramen weer opengaan. De frisse lucht en het hernieuwde licht maken echter duidelijk dat een voorjaarsschoonmaak onontbeerlijk is. De winter heeft nadrukkelijk zijn stof  in huis achtergelaten en vieze vingers hun afdrukken op ruiten en spiegels.

'We bakken zonnepannenkoeken, volgens Ama's recept. Flensen waar je doorheen kunt kijken, die nauwelijks schaduwen werpen, even zacht en doorzichtig als de roze oorschelpen van een tweejarige. We zitten aan de keukentafel naar elkaar te grijnzen, onze tanden blinken. Het fjord wordt met gesnater gevuld. De baai fonkelt. Ons kind zingt 'Maar het meel is zo duur, maar het meel is zo duur'. Ze rent, met in elke hand een opgerolde pannenkoek, achter haar schaduw aan, voor hem uit. Haar nieuwe vriendje dat haar op de hielen volgt.'

Met een flinke dosis zelfreflectie geeft ze haar bewuste en onbewuste gedachtestroom weer door middel van prachtige zinnen en fijnmazig proza.
Broekhuysen schrijft niet alleen in letters en woorden, ze weet ook in beelden te schrijven en haar zinnen zo op je netvlies te laten transformeren, dat je precies voor je ziet wat ze duidelijk wil maken. Tussen de zinnen door gloort er soms ook een beetje wanhoop en onzekerheid over wat de toekomst hen zal brengen, dat het noodzakelijk is om je te voegen naar de elementen. Het is buigen of barsten.

Niet alleen het zintuig 'zien' spreekt ze aan. Ook het horen van de stilte dat weldadig aanvoelt, maar in de donkere winterperiode ook een gevoel van isolement kan oproepen. Wanneer ze een beroep op je zintuig 'voelen' doet en de elementen van de winter benoemt, is het een hele kunst om de koude rillingen niet over je rug te voelen griebelen. De rit naar het ziekenhuis, wanneer de weeën zich aandienen, beschrijft ze deels met nuchterheid, deels met gedachten in het hoofd die aanstaande moeders maar al te goed herkennen. Een nieuwe spruit komt ter wereld. Ondanks de beschrijvingen van de moeilijke perioden, die gepaard gaan met toch wel wat vertwijfeling, is het geen zwaar boek. Absoluut een heel zintuiglijk, oprecht en invoelbaar werk.

Dit boek heb ik - na het gelezen te hebben - ook nog eens geluisterd, op IJsland tijdens een paar uur in de ijzige wind om het Noorderlicht te spotten. Toepasselijker kan natuurlijk niet.

Auteur

Tijdens de laatste jaren van het vwo schreef Laura Broekhuysen (1983) het jeugdboek Zand erover, dat in 2002 bij Lemniscaat verscheen en bekroond werd met een eervolle vermelding van de Zoenjury.

In datzelfde jaar startte zij haar vioolstudie aan het Conservatorium van Amsterdam, waar zij tot 2008 studeerde bij violist Ilya Grubert. Parallel hieraan volgde Laura gedurende anderhalf jaar de studie Writing for performance aan de theaterfaculteit in Utrecht.

Tijdens het conservatorium werkte zij aan de roman Twee linkerlaarzen, haar debuut voor volwassenen, dat Querido publiceerde in dezelfde week dat Laura afstudeerde als violist. Twee linkerlaarzen werd genomineerd voor de Selexyz debuutprijs en voor de tweejaarlijkse Vrouw & Kultuur DebuutPrijs.
In 2011 volgde Hellend vlak, een roman gesitueerd in de IJslandse Westfjorden.

Tijdens haar studie ontmoette Laura de IJslandse componist Einar Torfi Einarsson. Zij trouwden in Engeland, waar ook hun dochter werd geboren. In 2014 emigreerde het gezin naar IJsland. Vanuit hun nieuwe woonplek schreef Laura, in verwachting van hun zoon, voor literair tijdschrift De Revisor een reeks stukken die werd gebundeld in het boek Winter-IJsland, mijn eerste jaar in een verlaten fjord (Querido, 2016). Het werd genomineerd voor zowel de Bob den Uyl Prijs 2017 als voor de Confituur Boekhandelsprijs en stond op de longlist van de Fintro Literatuurprijs.

Naast het schrijven van een theatertekst in opdracht van LOD Muziektheater (Gent), werkt Laura Broekhuysen aan een gedichtenbundel, waarvoor zij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds.


Titel: Winter-IJsland. Mijn eerste jaar in een verlaten fjord
Auteur: Laura Broekhuysen
Pagina's: 136
ISBN: 9789021402178
Uitgeverij Querido
Verschenen: april 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.