Uitgeverij Pluim
‘Ik ken jou,
jij lag net nog naast mijn bed.
Jij bent
Susan, toch?’
(2019: 13)
Twee
parallelle werelden
‘Je zit aan de keukentafel, op de stoel waar je meestal op zit, de klapstoel met het roze kussentje.’ (ib.: 17)
Zo luidt de
eerste zin uit het derde (hoofd)stukje van de roman van Hanna Bervoets.
In het eerste
stukje was het je-personage een brugpieper die voor het eerst naar de
middelbare school ging. Op school maakte de jongen - die later Clay blijkt te heten - uit het inleidende stukje kennis met de snaartheorie en het concept van
de parallelle werelden. Is dat Clay als in klei, leem, de golem wellicht, de man
van leem uit de joodse verhalen? Misschien heeft het er iets mee te maken,
misschien ook niet.
We weten
aanvankelijk niets van Clay, zijn verhaal is mysterieus, hij heeft hier en daar
pijn, er duiken allerlei mensen op wier namen ons nog helemaal niets zeggen.
Daarom ga je als lezer naarstig op zoek naar het plaatje, je probeert de
puzzelstukjes zo snel mogelijk aan elkaar te passen. Dat je in het begin niets
weet van de hoofdpersoon is opvallend in dit verhaal. Net zo opvallend, en niet
zo makkelijk te vatten, is het feit dat we, de lezers, te maken hebben met een
‘je-personage’. Dat komt niet zo vaak voor. Geen hij-personage, geen
ik-personage. Ik ben onvolledig - o, dit wordt een warrig verhaal van mij -: er
zijn je-hoofdstukken, die worden aangeduid met een donker gekleurde ster, en er
zijn ik-hoofdstukken, die gemerkt worden met een opengewerkte ster. In de
je-hoofdstukken wordt het verhaal van Clay verteld, zijn ziekte en wat dat met
hem doet; in de parallelle ik-hoofdstukken wordt de beleving van die ziekte
verteld door Clay - als ik - met Susan aan zijn zijde, in wat we later mogen duiden
als het Rijk der zieken; een allegorie zou ik die misschien wel willen noemen.
Dat is heel
verwarrend. Jij en ik, ze zijn allebei Clay. Twee werelden: die van de zieken
en die van de gezonden. Later komen we erachter dat die tweedeling komt uit een
belangrijk boek van Susan Sontag, Illness as Metaphor*. Een niet zo recent
boek van Sontag uit 1978 dat zij schreef naar aanleiding van haar borstkanker. Sontag stierf in 2004 aan borst- en baarmoederkanker
.
Er is dan
ergens ook nog een hoofdstuk over Marla in de ik-vorm. Dat snap ik niet
helemaal. Nou ja, in die zin: het is Marla die Sontags metafoor van de twee
Rijken introduceert bij ons en bij Clay.
In het Rijk der
zieken slepen de mensen hun (zieke) lijf achter zich aan.
‘- Ik til het lijf op, hier is het, zo. En ik geef het aan jou, jij houdt het bij je.- Hoezo wat bedoel je?- Vanaf nu draag je je lijf mee.’ (ib.: 30)
We snappen zo
ongeveer op de helft van het boek wie die Susan is, die Clay voortdurend
aanspreekt en die hem begeleidt.
In die twee
rijken, de parallelle werelden, leeft Clay ook, zonder dat hij dat zelf door
heeft. In het Rijk der gezonden lijkt het wel alsof hij aan een vorm van
dissociatie leeft; tenminste dat leid ik af aan het gebruik van het
je-personage. Wikipedia: ‘Dissociatie, een term uit de psychologie en psychiatrie, is een
geestesgesteldheid waarin bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of
herinneringen buiten het bewustzijn
worden geplaatst, tijdelijk niet 'oproepbaar' zijn of minder samenhang
vertonen.
Letterlijk
betekent dissociatie 'ontkoppeling' of 'uiteenvallen'. Het is een zeer
alledaags verschijnsel: iedereen verliest bijvoorbeeld weleens de aandacht voor
zijn omgeving als hij zeer geconcentreerd met iets bezig is en iedereen heeft
weleens een dagdroom. In deze zin is het gewoon een mechanisme om tot rust te
komen, een afweermechanisme.’
Het verhaal, de
verhalen moet ik zeggen, ontwikkelen zich en leiden tot een climax. In verband met *spoilers* moet ik daar maar
niet al te veel over zeggen, maar die climax vertoont veel overeenkomsten met
wat ik ergens heb gezegd in een itempje dat vooraf ging aan het lezen van dit
boek - ik geef toe: het is geheimzinnig, waarschijnlijk té. De stukjes vallen
dan een beetje op zijn plaats.
Clay heeft in
ieder geval grote problemen met zijn ziekte en de consequenties die zijn ziekte
heeft voor hem en voor zijn leven. Zijn ziekte is chronisch.
De structuur
van het verhaal zoals Bervoets het aan ons presenteert, is volgens mij dusdanig
dat het achteraf verteld wordt maar het maakt nu eens de indruk dat het van
vooraf aan gedaan wordt en vanuit ergens middenin, in medias res heet dat in
literaire terminologie: gewoon ergens middenin en via flashbacks kom je dan te
weten wat er vooraf gegaan is. Ik heb de indruk dat alles wat ik lees feitelijk
flashbacks zijn: Clay vertelt zijn verhaal achteraf maar helemaal zeker ben ik
niet.
Ik ben me ervan
bewust dat er wellicht geen touw aan vast te knopen is in wat ik hier boven
gezegd heb. Nou ja, misschien is er een klein stukje touw aan vast te knopen of
een dun en breekbaar touwtje. Dit boek van Bervoets wordt echt heel ingewikkeld
verteld: vermoedelijk achteraf (ab fine, vanaf het eind, maar ik weet niet
zeker of dit de juiste literaire term is of dat ik die zelf verzin); in twee
parallelle werelden; met een ik-personage een een gedissocieerd jij-personage.
In het begin weet je als lezer niets van die jongen die Clay heet. En wat doet
dat inleidende hoofdstukje daar? Oké, vermoedelijk is dat bedoeld om het begrip
‘parallelle werelden’ te introduceren. Je bent als lezer als een gek bezig het
achterliggende verhaal te ontcijferen: wie is die Clay, wat is met hem aan de
hand? Wie zij al die mensen om hem heen, wie is Saartje, later: dat lijkt wel
zijn cavia, en ja, het is zijn cavia. En wat doen die hoofdstukken met die
Susan nu eigenlijk? Waar is hij, wat doet hij? En dat irritante jij-personage?
Ik denk dat er weinig lezers zijn die het prettig vinden lezen, zo’n
jij-personage. Ik herinner dat schrijfster Hannes Meinkema er in de jaren 1970
ook een handje van had. Nu staan in dit stukje van mij ook verwijzingen naar
een jij-personage, maar dat 'ik' meer bedoeld als ‘ik - je als lezer’ en ‘wij als
lezer’, omdat het niet altijd netjes is ‘ik’ te schrijven.
Ik kan me heel goed
voorstellen dat de dichotomie à la Sontag gebruikt is om aan te tonen hoe
moeilijk een leven als chronisch zieke is en dat een ziek mens van zichzelf
vervreemdt of niet wil erkennen dat hij chronisch ziek is. Maar de ingewikkelde
structuur is hier echt een overkill aan gebruikte literaire trucs. En ik vraag
me af of het verhaal van Bervoets en dat van Sontag hetzelfde gebied beslaan.
Ik voel een verschilletje. Bij Sontag gaat het om ‘victim-blaming’ van de
anderen ten opzichte van de zieke, maar is dat bij Bervoets ook het geval?
Ik vermoed dat
wel meer mensen het moeilijk vinden in een nieuw boek te beginnen. Je moet er
als lezer weer helemaal opnieuw inkomen; dat kost tijd en energie. Gek genoeg
ben ik nu een boek aan het lezen: Victor Hugo, De klokkenluider van de
Notre-Dame, waarbij dat totaal niet het geval is. Het verhaal begint en direct
ben ik geboeid en zit ik er middenin. Het is niet voor niets een klassieker
natuurlijk. Het 'erin komen' heeft Bervoets
ons lezers niet makkelijk gemaakt. En dat gaat helaas ten koste van het
leesplezier.
Onder het lezen
dwaalden mijn gedachten af naar boeken, toch voornamelijk non-fictie, waarin
auteurs vertellen over hun specifieke chronische ziekten, zoals boeken van
Renate Dorrenstein over haar ME, met name Dit is mijn lichaam en van Henk
Blanken, Pistoolvinger, over zijn parkinson. Wat mij betreft zijn dit veel
boeiender boeken dan deze roman van Bervoets. De roman is een prachtige poging
de complexiteit van een chronische ziekte in kaart te brengen maar wat mij
betreft niet helemaal goed gelukt.
Illness as Metaphor: ‘Is een werk van kritische
theorie van Susan Sontag uit 1978, waarin ze het slachtoffer de schuld geeft in
de taal die vaak wordt gebruikt om ziekten te beschrijven en degenen die eraan
lijden’.
Auteur
Hanna Marleen Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984) is een Nederlandse
schrijfster, journaliste en columniste.
Ze volgde een
bacheloropleiding Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam , met als specialisatie Televisie en
Populaire Cultuur. In 2008 voltooide zij vervolgens een duale Master
Journalistiek en Research, eveneens aan de Universiteit van Amsterdam .
Tijdens haar
studie schreef Hanna Bervoets filmrecensies en korte columns over het
Amsterdamse uitgaansleven voor stadsmagazine NL20. Sindsdien publiceert zij in
verschillende media, waaronder Elsevier, NRC, de Volkskrant, De Correspondent
en Das Magazin.
In 2009
verscheen Bervoets’ debuutroman Of Hoe Waarom (uitgeverij L.J. Veen), waarvoor
ze in datzelfde jaar de ScriptPlus HvA Debutant van het Jaar-prijs won.
Tussen 2009 en
2015 had Bervoets een vaste column in Volkskrant Magazine. Haar columns werden
gebundeld in de boeken Leuk zeg doei (2010), Opstaan, aankleden, niet doodgaan
(2013) en En alweer bleven we ongedeerd (2015).
In 2010 schreef
Hanna Bervoets in opdracht van de Haagse toneelgroep Firma MES haar eerste
toneelstuk: Roes.
In 2011
publiceerde Bervoets haar tweede roman, Lieve Céline, waarvoor zij de Opzij
Literatuurprijs ontving. Ook schreef zij dat jaar het scenario voor de
televisiefilm Bowy is binnen.
Haar derde
roman Alles Wat Er Was verscheen januari 2013 en werd genomineerd voor de Opzij
Literatuurprijs 2013. In
oktober 2014 verscheen haar vierde roman Efter. Efter werd genomineerd voor de
BNG Bank Literatuurprijs 2014 en behaalde de longlist voor de Libris Literatuur
Prijs en de Gouden Boekenuil. In januari 2016 verscheen Ivanov, waarvoor
Bervoets de BNG Bank Literatuurprijs won. Het jaar daarop verscheen haar zesde
roman: Fuzzie
In 2017 ontving
Bervoets de Frans Kellendonk-prijs voor haar gehele oeuvre.
In 2018 ging
haar tweede avondvullende toneelstuk CarryMe in première.
Dichter en
essayist Anton van Duinkerken (1903-1968) was haar oudoom.
Titel: Welkom
in het rijk der zieken
Auteur: Hanna
Bervoets
Pagina's: 320
ISBN: 9789492928283
Uitgeverij
Pluim
Verschijningsdatum:
juni 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.