Recensie door Tea
van Lierop
Uitgeverij van Gennep
‘Fiscor kwam weer boven met een armzalig hoopje goed dat in een geruite doek was gewikkeld.’
Het meisje dat
tenslotte toch wende..
Deze klassieke roman
begint op 1 augustus 1919, de dag dat Béla Kun – Hongaars
politicus – naar Wenen vluchtte. Hiermee kwam een einde aan de
Radenrepubliek, een communistische staatsvorm. Deze machtswisseling
gooit het hele leven van de Hongaarse bevolking overhoop. Plotseling
worden de rollen omgedraaid. Zij die tijdens de communistische
Radenrepubliek de touwtjes in handen hadden worden nu door de
onderdrukten verguisd en de oude orde wordt hersteld. Er mag weer
gepronkt worden met bezit en de ‘roden’ worden gewantrouwd. Nog
een beetje onwennig en wantrouwend wordt de situatie vlak voor de
overgang bekeken door Kornél Vizy, heer des huizes
‘Beneden liep de rode soldaat die zo-even geroepen had heen en weer. Hij zag er echter zo eenzaam en verlaten uit, dat het moeilijk was hem te haten. De man was niet meer dan een kleine, schlemielige proletariër. Geen echt mens, eerder een embryo, dat iemand een geweer met een bajonet om zijn schouders had gehangen.’
De woning van Kornél
Vizy is de plek waar het verhaal plaats vindt. Hier komt Anna werken
als dienstmeid, hier zetelt de conciërge die van overtuigd communist
verandert in een man met een dienende functie en in dit gebouw
bevinden zich ook de woningen van een ambitieuze advocaat en een
oude, consciëntieuze dokter. Met hun gezinnen en dienstmeisjes
vormen ze net een mini-maatschappij en Kosztolányi weet hiermee een
prachtig tijdsbeeld te scheppen dat het wel en wee van de mensen laat
zien in al zijn facetten. Het is een genot om te lezen hoe er gedacht
wordt over sociale verschillen. In Hongarije schijnt erg veel adel te
zijn, lang niet allemaal welgesteld, maar toch met een titel.
Iedereen heeft zijn plaats in de rangorde, ongeschreven regels dienen
in acht genomen te worden, de auteur kent die regels en weet hoe
belangrijk het is die orde in stand te houden.
De titel zegt het
al, Anna is het personage waar alles om draait. Mevrouw Vizy is geen
makkelijke werkgeefster, de meisjes doen het nooit goed. Niet teveel
prijzen is het motto en hopen dat ze eerlijk zijn en goed werken. Wanneer Anna,
het felbegeerde meisje waarop ze zolang hebben moeten wachten, haar
intrede doet bij de Vizy’s weten ze niet wat hen overkomt. Wat een
ijverig meisje, niets op aan te merken. Dit meisje is echter niet geheel
vrijwillig beland bij haar nieuwe werkgeefster, bij de vorige was het
veel levendiger, daar waren kinderen die ze kon voorlezen. Er is over haar beslist.
Arme Anna, ze kan
niet gelukkig worden, totdat er leven in de brouwerij komt. Neef
Jancsi neemt zijn intrek bij zijn oom en tante. Deze nietsnut met
zijn dandy maniertjes zet een serie gebeurtenissen in gang waarover
ik hier niet zal vertellen, het zou ten koste gaan van het
leesplezier.
‘Intussen bezorgde hij Anna veel werk. Iedere morgen moest ze om acht uur bij hem aankloppen en hem zijn chocolade brengen in een kopje met een gouden rand. Samen met een croissant en een glas water zette ze dit op de stoel naast de divan.’
Dit boek is
bijzonder aangrijpend. Het arme meisje komt helemaal in de macht van
het echtpaar, het is alsof ze het eigendom is van vooral mevrouw. Ze
pronken ook met Anna, alsof het om een mooi voorwerp gaat. Het
echtpaar verloor een dochtertje en het lijkt of ze nu alle aandacht
richten op Anna, niet als dochter, want ze blijft dienstmeid.
Hoezeer het leven
van Anna contrasteert met dat van Jancsi is bijna onbeschrijfelijk,
maar de auteur slaagt erin dit verschil te verwoorden. Filmisch zijn
de passages over de pracht en praal die de rijken ten deel valt.
Comfortabel reizen in mooie treinen, goedgevulde tafels die in
sfeervol verlichte restaurants staan - en daarmee mensen die langslopen het
gevoel geven uitgesloten te zijn van de gelukkigen die daar wonen - geven exact de decadentie weer waarin de welgestelden zich wentelen.
Daartegenover staan meisjes zoals Anna, die bijna niets bezitten en
hun schamele eigendommen vervoeren in een dichtgeknoopte doek.
‘In theesalon Gerbeaud brandden de Venetiaanse kroonluchters en in de Vácistraat, de Kroonprinsstraat en alle overige ouderwetse, nog van de vorige eeuw daterende straten van de binnenstad werden achter de spiegelruiten van de etalages de lichten ontstoken, zodat alle waren er nog begerenswaardiger en sprookjesachtiger uitzagen dan gewoonlijk [...]’
Van Kosztolányi wil
ik beslist meer lezen. Inmiddels is een aantal boeken van hem
vertaald in het Nederlands: De gouden vlieger, Leeuwerik, De
bekentenissen van Kornél Esti en Nero. De elegante schrijfstijl,
de prachtige karakterbeschrijvingen en de opgebouwde spanning vormen met het boeiende
tijdsbeeld van Hongarije in een roerige periode een weergaloze
leeservaring.
De auteur
Dezső Kosztolányi
(Szabadka (tegenwoordig Subotica, Servië), 29 maart 1885 –
Boedapest, 3 november 1936) was een Hongaars dichter, schrijver,
vertaler en journalist. Hij wordt beschouwd als een van de
belangrijkste Hongaarse literatoren van de 20e eeuw.
Kosztolányi was
vooral estheet en individualist, zijn werk laat een toenemende
verdieping zien. In de communistische periode gold hij als burgerlijk
en conservatief, maar ook toen werd hij erkend als voorbeeldig
stilist. Kosztolányi schreef makkelijk en snel, naast 12 bundels
gedichten publiceerde hij veel krantenartikelen en korte verhalen.
Hij was tevens belangrijk als literair vertaler. Hij vertaalde werk
van Shakespeare, Rilke, Goethe, Verlaine en Rimbaud, maar ook Alice
in Wonderland.
Titel: Anna
Auteur: Dezső
Kosztolányi
Vertaling: Henry
Kammer
Uitgever: Uitgeverij van Gennep
ISBN: 9789055154340
Pag.: 287
Genre: fictie
Verschenen:
oorspronkelijk 1926, deze editie 2005
Schitterend.
BeantwoordenVerwijderenHeb het boek ook pas gelezen.
Fijn dat je ook zo genoten hebt! Echt een ontdekking.
BeantwoordenVerwijderen