Recensie door Roosje
Uitgeverij van Maaskant Haun
Ooggetuige van de
revolutie
De naam van auteur Hugh
Walpole kwam me wel vaag bekend voor, toen ik de heruitgave van De verborgen
stad tegen kwam in de lijst van nieuw aangeschafte boeken van de plaatselijke
bibliotheek, die wonderbaarlijke uitvinding van volksverheffing. Die wil ik dan
wel eens lezen, dacht ik meteen en ook direct mijn veel te lange
‘nog-te-lezen-lijst’ negerend, dol als ik ben op Angelsaksische schrijvers. Ik
heb geen spijt gehad van mijn impulsieve reactie. Storm loopt het niet voor dit
boek. In de bibliotheek en op Hebban ben ik de eerste die het gelezen heeft.
De spil van het verhaal is
John Durward, Ivan Andrejevitsj op zijn Russisch, een Engelse paramedicus bij
het Rode Kruis die in ergens in Galicië, Polen, gewond is geraakt, fysiek en
psychisch, hij verliest twee goede vrienden en Marie Ivanovna. Hij zoekt rust
en beterschap in Petrograd, zoals St. Petersburg in WOI heette. Het is de
periode van nét voor en helemaal aan het begin van de Russische Revolutie van
1917. En grappig genoeg speelt Lenin een figurantenrolletje als makker van
Boris Grogov, een soort huisvriend van de familie Markovitsj.
John Durward probeert een
beetje bij te komen van zijn traumatisch ervaringen aan het front en hij
fungeert bij zijn vrienden als praatpaal. Alles wat er gebeurt in deze roman
weten wij door Durward, die ook de auteur is van dit boek. Ogenschijnlijk heeft
deze Durward veel trekken van Walpole zelf, maar ik vermoei me weinig met
autobiografische gegevens in een roman. Zijn vrienden praten rechtstreeks met
hem, of sturen hem briefjes, of vertellen over anderen aan hem, of anderen
vertellen Durward over weer anderen. Maar altijd is John Durward, Ivan
Andrejevitsj, de centrale figuur, de ik, de verteller in deze roman.
De scènes doen vaak
toneelmatig aan, met hun vele dialogen en hilarisch verstoppertje-spelen in
donkere hoekjes en achter deuren en bij nachtelijk dwalen door appartementen en
toevallige ontmoetingen. Daartegenover staan uiterst poëtische en lyrische
beschrijvingen van Petrograd en met name van de rivier de Neva, de
rivierendelta eigenlijk, in de winter en het vroege voorjaar, de periode
voorafgaand aan de ‘witte nachten’ van de stad, de zomer waarin het ‘s nachts
niet helemaal donker wordt. Je snapt helemaal dat Durward zich verstopt in
Petrograd te midden van de mysterieuze en warme Russen en hun nog mysterieuzere
Russische ziel.
Durwards vrienden zijn
leden van de familie Markovitsj: Vera Michajlovna en haar veel jongere zusje
Nina, voor wie Vera, kinderloos, een moeder is. Vera’s man Nicolaj
Leontjevitsj, een arme soeber zonder baan, een obsessieve en nerveuze uitvinder
van nutteloze zaken. Nicolaj houdt veel van Vera, maar zij niet van hem, niet
in romantische zin, maar zij heeft medelijden met hem en zorgt voor hem. Dan
zijn er nog de ooms Semjonov, een onsympathieke en diabolische arts, die
Durward nog kent van het front. Zij hadden een gemeenschappelijke vriendin,
Maria Ivanovna. En dan is er nog oom Ivan Petrovitsj, die alleen van lekker
eten houdt. Boris Grogov is al genoemd; niemand weet eigenlijk waarom hij een
huisvriend is.
Het Engelse deel van de
vriendenkring bestaat uit Durward zelf, zijn oude schoolvriend Jerry Lawrence
en diens reisgenoot, Henry Bohun. Deze twee werken voor de Engelse overheid in
Rusland.
Ik heb direct een
namenlijstje gemaakt - in mijn achterhoofd Oorlog en vrede van Tolstoj met die
enorme hoeveelheid namen - en daar had ik geen spijt van. Overigens heeft deze
roman van Walpole ook wel iets van een Russische roman, hij is iets minder
lijvig, maar toch...
De verwikkelingen tussen
al die vrienden, Russen en Engelsen, zijn legio en van complexe aard. Liefde en
haat, jaloezie en antipathie, hartstocht en vriendschap, doodsverlangen,
verlangen om te zorgen, onevenwichtige relaties, raadsels, puzzels, verborgen
agenda’s; vooral dat laatste. Vanwege de spoilers kan ik daar niet zo veel over
zeggen, maar het zit in de hoek van het pistool in een stuk van Tsjechov;
tenminste ik meen dat het Tsjechov is.
De chaotische
verwikkelingen tussen de vrienden houden gelijke tred met de politieke ontwikkelingen
in Petrograd en in heel Rusland: de revolutie neemt eindelijk een aanvang,
niemand geloofde er meer in, niemand verwachtte haar en toen was zij er ineens.
Onrust, gewapende volksmilities, afrekeningen, moorden, plunderingen zijn aan
de orde van de dag. Er is geen leiding - Lenin moet nog komen - en de meningen
van de Russen zijn - als altijd al - zeer verdeeld.
Durward is voortdurend op
zoek naar dé Russische ziel, hij wil die zo graag leren kennen; dat lijkt van
levensbelang voor hem. Feitelijk is hij natuurlijk op zoek naar zichzelf en
naar vooral naar de rust in zichzelf. Hij leest talloze boeken, vooral Engelse
en Russische, maar ook wel Franse. Duitse boeken komen er niet in. De Duitsers
zijn de boosdoeners. Er is ook voortdurend vrees dat de Russen het op een
akkoordje zullen gooien met de Duitsers omdat het eigen land alle aandacht
eist.
Toevallig las ik onlangs
van Penelope Fitzgerald Het begin van de lente, dat ook gaat over een Engelsman
in Rusland, Moskou weliswaar, vlak voor de Revolutie, een iets eerdere periode.
En ook heeft de lente hier net als bij Walpole een centrale plaats: de
ontwaking, de bewustwording als het ware, het uit de schulp kruipen na een
koude en dwingende winter, ook symbolisch, vooral symbolisch, zou ik zeggen.
Hoewel dit boek van
Walpole uit 1919 stamt, doet het nergens ouderwets aan. Zelf schrik ik niet van
een wat ouder boek, sterker nog ik mag graag een klassieker lezen. Het is
prachtig geschreven: over zijn eigen dwalingen en nachtmerries, de
verwikkelingen tussen zijn vrienden, incluis Durward zelf, hoewel hij wel een
tamelijke buitenstaander is; de stad Petrograd met zijn gebouwen, zijn mensen,
de schoonheid en de lelijkheid, de armoede en de pracht en praal van kerken, de
vulgariteit van het variété, dronkenschap, de vuigheid van de boeren, de
vooringenomen van de rijke mensen, de schoonheid en de hardheid van winter,
sneeuw en ijs. En dan ook de revolutie in de visie van mensen die het meemaken
en die niet weten wat er aan de hand is.
Het lijkt op wat Durward
zegt over oom Ivan Petrovitsj: de oom zal de apocalyps niet zien al staat hij
er met zijn snufferd bovenop. Oom Ivan geeft namelijk alleen om lekker eten.
Maar zo is het ook met die revolutie. Niemand snapt wat er gebeurt, wel dat er
opstand is, ja, en dat de tsaar is afgezet, maar verder, hoe moet dat nou en is
het morgen misschien afgelopen? Wie zal het werk doen als de arbeiders
weglopen, hoe komen we nog aan eten als de boeren de wapens opnemen? Kun je nog
wel veilig over straat? Rijdt er nog wel een koets of liggen de koetsiers
dronken in de goot?
Ondanks de heftige en
chaotische problematiek, blijft de toon vrij luchtig en typisch Engels met zijn
tongue in cheek. Dat is een van de dingen die ik zo aantrekkelijk vind in de
Angelsaksische literatuur.
Ik ben me ervan bewust dat
ik iets weg heb van een repeterende breuk, maar ik zou met klem willen
benadrukken: lees dit boek!
Auteur
Geboren: 13 maart 1884,
Auckland, Nieuw-Zeeland
Overleden: 1 juni 1941,
Keswick, Verenigd Koninkrijk
Opleiding: Emmanuel
College, Universiteit van Cambridge
Zeer uitgebreide
Engelstalige beschrijving is te vinden op:
https://en.wikipedia.org/wiki/Hugh_Walpole
Ttiel: De verborgen stad
Auteur: Hugh Walpole
Vertaald door Meta Gemert
Pagina's: 320
ISBN: 9789081786126
Uitgeverij van Maaskant
Haun
Verschenen: september 2017
Wat een heerlijk enthousiasmerende recensie! Dit boek blijkt ook bij mijn plaatselijke bibliotheek te leen. Nu alleen nog tijd (en die opmerking voelt ook als een repeterende breuk ;) )
BeantwoordenVerwijderenDankjewel! Die repeterende breuk komt mij heel bekend voor 😃😃
VerwijderenHartelijke groet 🍀