Gastrecensie
van Sandra van der Plaats, zij las het boek in het Duits*
Uitgeverij
Athenaeum
Het
ondoordringbare sprookje van Doornroosje
Tja,
Kafka. Wat voor zinnigs kun je daar over zeggen: óf heel weinig, en
het maar gewoon over je heen laten komen, of er een scriptie over
schrijven, aangezien er weinig schrijvers zijn, wier schrijfstijl een
begrip is geworden en die zo’n grote invloed op de wereldliteratuur
hebben gehad.
Kafka
(lezen) maakt nederig, dus wat ik met Das Schloß heb gedaan,
is het gewoon lezen. Niet te veel denken aan het absurdisme of het
existentialisme, aan Camus of vooral aan Nietzsche, maar gewoon het
ritme van de zinnen aanhoudend, zonder daarbij te zwaar te tillen aan
wat er staat en wat er allemaal bedoeld wordt. Want het moge
duidelijk zijn, dat daar hele studies aan gewijd kunnen worden. Niet
doen dus.
Das
Schloß is niet echt een boek waar je vrolijk van wordt. Het
geheel valt als een grauwe, zware deken over je heen. Het is donker,
het sneeuwt, de gebouwen zijn groot, en vervallen; daarnaast heeft
het dorp ‘geen gasten nodig.’. K. komt alleen ergens binnen om
te zitten, te slapen of om uit te rusten, alwaar hij door de
dorpelingen met de nodige argwaan wordt bekeken en behandeld.
Alles
is ‘off’ en vreemd; alsof de tijd is stilgezet en alles zich in
slow-motion beweegt. Het landschap werkt ook mee aan deze
vervreemding, het mist, het sneeuwt, het is donker en verlaten, de
stemmen klinken veraf, en verstomd. Wegen lijken zich eindeloos door
het landschap te slingeren, zonder ooit ergens ‘aan te komen.’
Ook ziet Das Schloß er niet uit als wat men normaliter
als een slot beschouwt, er cirkelen kraaien boven iets dat voor toren
door moet gaan, waarmee er een voorzichtig ‘slot’ (de kraai als
aankondiging van de dood) geopperd wordt. Echter, dat einde is er
niet, aangezien Kafka het werk nooit heeft voltooid.
K.
is continue moe en slaperig, zijn verzoeken om in contact te komen
met de kasteelheer stuiten op een unaniem stilzwijgen en wantrouwen
van de dorpelingen. Naast deze ‘hopeloze onderneming’ om verder
te komen, staan de bewoners niet erg welwillend tegenover zijn komst,
aangezien K. geen vergunning heeft om in de herberg of het dorp te
verpozen; zijn verblijf in de herberg komt neer op een verblijf in
het slot, wat niet zonder vergunning van de slotgraaf is toegestaan.
De
dorpelingen als ‘schijnbare helpers’ in K’s poging om het tij
in zijn voordeel te keren, ontmoedigen eerder: zij wantrouwen hem,
zijn bang voor hem, sturen hem weg of helpen hem zijn krachten bij
elkaar te houden.’
Deze
paradox loopt als een rode draad door de roman. De vrouwen in de
roman zijn jong, groot en stevig, jeugdig, aanwezig, en bazig; de
mannen daarentegen zijn hoekig, bonkig, mager, dragen baarden, zijn
oud en/of onzichtbaar. ‘Alle mannen lijken enigszins op elkaar ‘als
slangen.’ Ze reageren bang, angstig en apathisch.
Voor
een buitenstaander als K. is het schier onmogelijk om de voor hem
onzichtbare voorschriften en regels te doorgronden. Iedere keer als
hij meent iets te hebben bereikt, dan lijken diezelfde regels en
voorwaarden aan verandering onderhevig te zijn geweest, zonder dat
iemand daarvan op de hoogte is (gesteld).
K.
neemt twee assistenten aan, die hij beiden Artur noemt. Wie wat doet
boeit hem niet. Door het delen van de verantwoordelijkheid van de
taken, die hij hen toespeelt, worden zij niet geacht individueel
verantwoordelijkheid te nemen en te dragen, hetgeen bijdraagt aan één
van de thema’s van de roman: namelijk het onderscheid tussen de
eigen individualiteit en verantwoordelijkheid en die van de anderen,
en de groep als geheel, (‘herd mentality’)
Daarnaast
rijst de vraag in hoeverre deze dan wel of niet vrij is ‘bij de
nauwelijks waarneembare arbeider met een in schijn bestaande
aangeboden keuze.’
K.
krijgt bijvoorbeeld pas het gewenste antwoord op een vraag, als hij
zich voordoet als een assistent. Gaandeweg krijgt hij steeds minder
grip op de mensen en de omgeving en lijken de onbeschreven wetten en
regels zo veranderlijk als het weer. K. zucht onder de druk van de
‘hardnekkige bemoeizucht van de boeren.’ Ze lijken op het eerste
gezicht ‘met elkaar verbonden, zonder overleg of contact,
onzichtbaar.’
Als
K. zich tenslotte wendt tot Barnabas, iemand die voor hem status
lijkt uit te stralen, vergaloppeerdt K. zich wederom, want onder de
dure overjas blijkt een grof, vaalgrijs en vaak versteld hemd te
zitten, waarmee Kafka lijkt aan te geven om vooral niet te snel te
oordelen. ‘There is more than meets the eye.’ Je weet niet of
het zo is, of het zal bevallen, of dat het klopt, of niet. Het blijft
dansen op het slappe koord als je als outsider niet weet wat de
‘mores van de groep is.’.
Het
boek leest stroperig, en traag, alsof je aan een elastiek vastzit,
waardoor vooruitgang een hele zware opgave blijkt. Juist deze actie
van de vertraging zie je wellicht in een eigen droomtoestand: je wilt
wel vooruit maar dat lukt niet, er is een kracht, die vertraagt en/of
die tegenhoudt, en vermoeid. Ik heb dat echter niet als vervelend
ervaren.
Das
Schloß begint fantastisch: een reiziger die aankomt in een herberg,
en vervolgens een slaapplek toegewezen krijgt in de gelagkamer –
‘omdat er verder geen kamers te huur zijn. - ‘waarmee de toon,
als ook een knipoog naar de bijbel als een vanzelfsprekendheid al
snel gezet lijkt.
Is
K. op zoek naar een God, die hem uit kan leggen, wat de regels van
het te spelen spel zijn, of hoe hij deze het hoofd zou kunnen bieden?
Of is het Nietzsche die hier om de hoek komt kijken, die als
stelregel heeft dat het nodig is te strijden, en te vechten voor je
eigen gelijk. Zijn: ‘Geef niet op, vind je kracht en vecht tegen
deze onzin! ‘Wees beter dan de massa, laat van je horen.’
De
loodzware obsessieve zoektocht naar een afronding werkt verslavend.
Er wordt vooral oeverloos gepraat in het dorp, maar bijna niets
gedaan. Iedereen hangt, staat, zit of ligt. Niemand beweegt, allen
zijn onderhavig aan een wetgeving en procedures, die niemand snapt,
en waarvan niemand op de hoogte is. Bij vragen of protest, is het
onmogelijk om met de desbetreffende instituut contact te komen. Het
is en blijft een schemer(ig) gebied, een schier onneembare veste.
Qua
sfeer en vervreemding deed mij Das
Schloß sterk denken aan één ander favoriet boek, dat ik
eerder las: Het IJs van Anna Kavan, waarin de
protagonist op zoek gaat naar een onbereikbaar ‘meisje van glas.’
Wat hij ook probeert, zij blijft voor hem ongrijpbaar en
onbereikbaar, waarnaast de omgeving ook nog eens vertragend op de
reis werkt.
‘Slechts met tussenpozen ving ik een glimp op van mijn omgeving, die mij vaag bekend voorkwam en toch onwerkelijk, verwrongen. Mijn gedachten waren verward. Op een merkwaardige manier scheen de werkelijkheid van de buitenwereld een voortzetting te zijn van mijn eigen gestoorde geestestoestand.'
Kafka
is vreemd, briljant en zeer verslavend, maar wie bij Kafka iets van
een plot verwacht, komt bedrogen uit: het gaat immers om het proces,
de reis. De bestemming is bekend, maar doet verder totaal niet ter
zake. Das Schloß leest ook als een ‘homofoon’, het is
afgesloten, op slot, en wie naar binnen wil, moet een sleutel hebben.
Of die onder een deurmat ligt, of bij de buren af te halen is, en of
er überhaupt een sleutel is, dat moet je zelf maar uitzoeken.
Gewoon op pad gaan. En kijken, verwonderen. Je overgeven aan de
waanzin van alledag. Het is Kafka om het even.
* Deze recensie kwam tot stand door een oproep op deze blogspot, hier vindt maandelijks een bespreking plaats.
* Deze recensie kwam tot stand door een oproep op deze blogspot, hier vindt maandelijks een bespreking plaats.
De
auteur
Franz
Kafka (Praag, 3 juli 1883 – Kierling, 3 juni 1924) was een
Duitstalige schrijver die wordt gezien als een van de belangrijkste
auteurs van de twintigste eeuw. Zijn werk kreeg vooral na zijn dood
een grote invloed op de westerse literatuur.
Kafka
was aanvankelijk een staatsburger van Oostenrijk-Hongarije en meer in
het bijzonder van de provincie Bohemen. Hij groeide op in de
Duitstalige Joodse gemeenschap van Praag. Na het uiteenvallen van het
Habsburgse keizerrijk en de oprichting van de Eerste
Tsjecho-Slowaakse Republiek in 1918 werd Bohemen bij die staat
gevoegd en zodoende werd Kafka een Tsjechoslowaaks staatsburger. Hij
verbleef ook enige tijd in Berlijn, de hoofdstad van de
Weimarrepubliek. Dat maakte hem tot een typische Duitstalige en
Midden-Europese auteur die niet gekoppeld kan worden aan een
specifiek land. Dat gold bijvoorbeeld ook voor zijn tijdgenoot
Hermann Hesse, de in Duitsland geboren auteur die naar Zwitserland
verhuisde. De recente benoeming van Kafka als 'Tsjechisch' auteur is
historisch incorrect omdat zijn taal niet Tsjechisch was en Tsjechië
niet bestond in de tijd dat hij er woonde. In de periode dat hij
Tsjechoslowaaks staatsburger was - van 1918 tot 1924 - woonde en
werkte hij voornamelijk in Oostenrijk en Duitsland.(bron)
Titel:
Het kasteel
Auteur:
Franz Kafka
ISBN:
97890253059994
Uitgever:
uitgeverij Athenaeum
Vertaling:
Willem van Toorn
Pag.:
376
Genre:
fictie
Verschenen:
postuum 1926
Verschenen:
deze editie 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.