Recensie door Roosje
De Bezige Bij
De bello Belgico*
Altijd maar weer die
oorlog; voor ons in het Noorden is dat voornamelijk de Tweede Wereldoorlog,
voor onze zuiderburen blaast die Eerste ook nog een aardige marche funèbre
mee.
Tijdens WOII is het.
Hoofdpersoon Wilfried, woonachtige te Antwerpen zit met zijn vriend Lode bij de
politie. Ze hebben dienst genomen omdat zij zo de Arbeitseinsatz probeerden te
ontlopen. Maar het lijkt alsof zij van de regen in de drup raken. Hun werk
wordt vaak grimmig wanneer ze joden moeten ophalen. Soms is het lachen wanneer
zij kleine criminelen de stuipen op het lijf jagen.
Gaandeweg ontdekken we, de oplettende lezers en toehoorders, dat Wilfried zijn verhaal achteraf vertelt. Hij doet dat aan zijn (achter)kleinzoon; misschien schrijft hij het, misschien denkt hij dat hij het vertelt, misschien dagdroomt hij het. Wie is die achterkleinzoon is en waarom is die knul zo belangrijk voor hem, dat hoop je aan het eind van het boek te vernemen.
Gaandeweg ontdekken we, de oplettende lezers en toehoorders, dat Wilfried zijn verhaal achteraf vertelt. Hij doet dat aan zijn (achter)kleinzoon; misschien schrijft hij het, misschien denkt hij dat hij het vertelt, misschien dagdroomt hij het. Wie is die achterkleinzoon is en waarom is die knul zo belangrijk voor hem, dat hoop je aan het eind van het boek te vernemen.
Het is altijd lastig niet
te veel van het verhaal prijs te geven maar toch wel weer zo veel dat je lust
krijgt deze roman van Olyslaegers op te pakken of te luisteren, zoals in mijn
geval.
De oorlog lijkt in het nu
te gebeuren, maar dat is niet zo. Het verhaal bestaat voornamelijk uit
flashbacks om de eenvoudige reden dat Wilfried aan het eind van zijn leven niet
meer tot veel meer in staat is dan te vuilbekken en te chagrijnen, ook
tegenover zichzelf; juist tegenover zichzelf.
Hij lijkt zijn niet al te
heldhaftige positie in de oorlog - of is het soms nog lelijker dan
lafhartigheid - een beetje goed te praten of een beetje veel goed te praten.
Hij was toch maar een beetje bleu-ig type, hij wist nog nergens wat van. Toen
hij zijn vrouw ontmoette wist zij meer van wanten dan hij, hij had geen benul,
een lulletje rozenwater was hij (mijn parafrase, rdv, mijn Antwerps/Vlaams is
niet zo goed (*geintje*)). Door de politie en door zijn oude, maar zeer ‘foute’
docent ‘Nijdig Baardje’ raakt Wilfried alsmaar verder in het moeras van de
oorlogsbende. Na de oorlog zal het bij hem culmineren tot een zeer laffe daad,
misschien nog laffer dan al zijn daden tot dan toe.
Een halfhartige houding
heeft hij samen met Lode ten opzichte van de jood, die Lode en zijn vader
hebben laten onderduiken - tegen een flinke som duiten waarschijnlijk. Maar met
wie ben je als vervolgde jood beter geholpen: een hebberige slager, die je laat
onderduiken of een nazistische landgenoot of eentje die van twee walletjes eet?
Deze kwestie wordt door Wilfried en Lode evenmin fijntjes opgelost. Er lijkt
geen held voor te komen in deze tamelijk zwarte roman. Welke Antwerpenaar cq
Vlaming was er nu wel een unverfroren held. Lode misschien net iets meer dan
zijn maat Wilfried.
Het ik-perspectief in deze
roman heeft als bedoeling dat Wilfried zijn visie op de dingen geeft. Bij een
ik-personage moet je als lezer altijd op je hoede zijn. Je bent geneigd het
personage direct te geloven, maar er zit meestal een adder onder het gras,
technisch heet dat een 'onbetrouwbare verteller/personages'; Dat betekent
echter niet dat hij altijd en perse liegt; hij kan het zelf niet in de gaten
hebben; of hij verdraait de zaken om er zelf beter vanaf te komen of iets
dergelijks: een klein leugentje om bestwil of uit wanhoop. Naarmate het verhaal
vordert, krijg je aanwijzingen dat er iets in zijn verhaal niet helemaal klopt
of helemaal niet klopt. Ik had dat in dit geval toen ik me begon af te vragen
aan wie Wil zijn verhaal vertelde of voor wie hij het opschreef.
Gaandeweg kreeg ik in de
gaten dat hij schrijft aan zijn achterkleinzoon, die helemaal niet bestaat, een
familielid in de toekomst. Zijn familieleden hebben hem een soort van in de
steek gelaten, zo voelt Wilfried dat, met helemaal vooraan de stoet zijn
kleindochter, de kritische, de anarchistische, die heel erg ongelukkig was of
psychisch ziek. Dat laatste kan een aanwijzing zij dat Wil dat zelf ook is.
Er zijn meer aanwijzingen.
Daar ga ik niet op in vanwege de spoilergevoeligheid. Lees zelf maar, ga op
zoek naar waar het verhaal wringt of zoiets. Nog een aanwijzing ligt in het
heden, dat Wil oud is en onaangenaam voor zijn verzorgster, een vervelend
brompot van een oude man.
Misschien probeert
Wilfried zich een beetje vrij te pleiten van al te nare zaken die in de oorlog
gebeurd zijn en die Lode hem nadraagt: zijn ‘tweezakkerij’, het
van-twee-walletjes-eten.
Ik weet niet meer hoe oude
Yvette, Wilfrieds later vrouw, was toen ze hem ontmoette. Ik had het idee niet
heel jong meer. In ieder geval op een leeftijd dat zij eens moest gaan trouwen
omdat het er anders niet meer van zou komen. Toen kwam Wilfried met haar broer
Lode mee, een beetje onnozel en kinderlijk nog haast. Let wel: dit is allemaal
vanuit Wilfrieds optiek! Misschien zou Yvette het verhaal heel anders verteld
hebben.
Daar lag Yvettes kans: zij
weet beter van de hoed en de rand dan hij. Wil weet niet wat ermee aan te
vangen zoals hij met zijn hele leven toentertijd niets wist aan te vangen, en
als hij eerlijk is in zijn hele leven niet geweten heeft. Niet naar Duitsland -
de Arbeitseinsatz - te hoeven leek het enige wat hem dreef in WOII. Daarom was
hij bij de politie gegaan; hij kwam van de regen in de drup.
Hij weet niet hoe zich te
gedragen ten opzichte van Yvette; zij wel tegenover hem, lijkt het hem: zij
stuurt hem liefdesbrieven. Vrouwen zijn romantisch. Hij verdedigt haar eer ook
niet wanneer de Duitsers haar te opdringerig zijn. Hij snapt haar signalen
niet. Hij is een beetje boers, lijkt het. Zij maakt het uit. Dan mist hij haar.
Dat lijkt een beetje een mannending, ook nu misschien nog wel: ze weten niet of
ze het wel willen, een soort bindingsangst. Dan maakt de vriendin het uit en
dan pas missen zij haar. Zo gaat het ook tussen Yvette en Wil. Opeens weet hij
ook, denkt hij het te weten, hoe hij haar moet aanpakken. De eerste erotische
avances kwamen van haar. Eindelijk neemt Wil het over en benadert haar ruw en
wild, voornamelijk omdat hij denkt dat het zo moet, dat hij haar zo laat zien
hoe groot zijn hartstocht voor haar is, en dus zijn liefde voor haar. Liefde en
huwelijk zijn altijd sociaal voorgeschreven, volgen de regels van de tijd. 'Een
huwelijk, lieve jongen, is een oefening in vernedering tot de dood ons
scheidt'., zegt hij tegen zijn gefingeerde (achter)kleinzoon.
Het huwelijk van Elsschot,
dat genoemd wordt door Wilfried, heeft hier een heel duidelijke functie,
‘überduidelijk’ zou je bijna zeggen..
Vrouwen moesten wel
trouwen om iets van zelfstandigheid te bekomen, een eigen huishouden te kunnen
voeren. Thuisblijven en je ouders verzorgen was geen optie. Wel een optie, maar
niet te verkiezen boven eigen huis en haard. Verliefdheid en 'courting', het
hofmaken, was aan regels gebonden. Niet iedereen kende die regels even goed.
Ben je eenmaal getrouwd, dan kan de romantiek overboord. Die heeft dan zijn nut
gehad.
Lode is net zo
onbetrouwbaar, want hij is verliefd op Wilfried. En deze ging niet in op zijn
avances, omdat hij gegeneerd was, verbouwereerd, heel misschien vond hij het
wel spannend, maar was hij te bleu om erop in te gaan. Het wassen van Lode voor
de ogen van Wilfried vond ik een van de mooiste scènes uit dit boek. Prachtig
beschreven en van een ingehouden erotiek, vermengd met schaamte, zich niet
weten te gedragen, onzekerheid, ongemak. Veel mooier en oprechter lijkt deze
'liefde' dan die tussen Yvette en Wilfried. Voor mij een van de hoogtepunten
uit deze roman.
Heel heel misschien vond
Wil het ook wel spannend, al wonnen de schaamte en het ongemak het. Het moet
voor Lode niet makkelijk geweest zijn zijn maat aan zijn zus te verliezen. Dit,
de homo-erotiek en de mannenvriendschap, is zeker een heel belangrijk thema in dit
boek. Voor mij is deze vriendschap belangrijker dan het huwelijk. Authentieker,
op de een of andere manier.
En dat brengt me tot de
idee dat niemand in dit verhaal helemaal te vertrouwen is, wat natuurlijk heel
logisch is. Lees er nog maar eens de vroege WF Hermans op na,
bijv. De donkere kamer van Damocles; Tranen der acacia's mag
ook. Helden in oorlogen bestaan niet. Helden bestaan waarschijnlijk sowieso
niet.
Olyslaegers hink-stap-springt door
de verschillende tijden in Wilfrieds leven. Ik hou zeer van dit soort heen en
weer bewegen door de tijd. Vaak is dat even wennen, maar je moet als lezer
altijd op je hoede zijn. Olyslaegers maakt veel gebruik van flashbacks. Van mij
mag een auteur lekker heen en weer springen. Zo werken onze gedachten immers ook?
Olyslaegers gebruikt de
praesens historicum, de verleden tijd wordt gebracht in de tegenwoordige tijd.
Zelf ben ik daar een grote voorstander van. Dat verlevendigt het geheel zeer!
Het kan een beetje verwarrend zijn maar een goed auteur weet de tijdlijnen in
zijn roman goed te presenteren.
Deze roman ‘las’ ik als
luisterboek. Olyslaegers heeft het zelf ingesproken en hij gebruikt voor
verschillende personages een ander stemmetje. Hij doet dat met veel vaart,
humor, zwartgalligheid en overtuiging. Hij doet dat niet in het plat-Antwerps;
dat zou ik niet verstaan, maar wel in het Vlaams. Ik geniet daar, als
niet-Vlaamse, erg van. Het luisteren van dit boek vind ik zelfs indringengder
dan wanneer ik het alleen maar had gelezen. Ik ben gewend om boeken te luisteren,
ik vind het prettig maar ik heb er wel aan moeten wennen. In ieder geval heeft
dit luisterboek ook een meerwaarde omdat het voorgelezen wordt door de auteur
zelf.
Auteur
Jeroen Olyslaegers (Mortsel,
1967) schrijft columns, theaterteksten en proza. Met zijn vorige romans WIJ
(2009, genomineerd voor de Gerard Walschap Literatuurprijs) en WINST (2012)
maakte hij een rentree in de Nederlandse letteren. In 2014 ontving hij de
Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn werk en maatschappelijk engagement, en
de Edmond Hustinxprijs voor zijn theateroeuvre. Met de roman WIL uit 2016 zette
hij het sluitstuk op zijn trilogie over onze ontspoorde tijd en over de positie
van het individu tegenover de gemeenschap. Het betekende de doorbraak van
Jeroen Olyslagers. Het boek werd bekroond met de Fintro Literatuurprijs
(vakjury en lezersjury), de Confituur Boekhandelsprijs, de Prijs van de Vlaamse
Gemeenschap voor Proza, de F. Bordewijk-prijs en stond op de shortlist van de
Libris Literatuur Prijs en de Inktaap. Olyslaegers woont en werkt in Antwerpen.
Titel: Wil
Auteur: Jeroen Olyslaegers
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum:
oktober 2018
Druk: 13e druk
Aantal pagina's: 336
pagina's
EAN: 9789403120300
Categorieën: Literaire
romans
* Woordspeling op: Julius
Caesar, De bello Gallico: Over de oorlog met de Galliërs.
goed
BeantwoordenVerwijderen