woensdag 20 maart 2019

Mirjam van Hengel-Een knipperend ogenblik. Portret van Remco Campert

Recensie door Roosje
De Bezige Bij




Remco Campert


Twee jaar lang bezocht Mirjam van Hengel Remco Campert en zijn vriendin Deborah in hun huis in de Jan Luijkenstraat in Amsterdam. Nooit langer dan een uur of anderhalf, Van Hengel vraagt en Remco antwoordt, een soort van. Van Hengel is niet geïnteresseerd in de vragen en antwoorden die al in de vele interviews zijn gesteld en beantwoord.

Zoals bij iedereen is zijn geheugen een degelijk door de tijd geordende kast geworden waarin alles wat vaak herhaald werd vooraan voor het grijpen ligt terwijl de rest allang als een slordige sokkenprop naar achteren is gerold.

Sommige ontboezemingen hebben het boek niet gehaald, dat wilde Campert niet. Daar gaat Van Hengel verder niet op in, ze accepteert dat tout court. Maar interessant is dat wel. Zou ze die zaken ook niet opgenomen hebben als Campert niet meer geleefd had? - ik gun hem nog vele jaren! En welke dingen zijn dat dan? In het boek staat ergens dat Campert niet geïnterviewd wilde worden door Ischa Meijer, suggererend dat de laatste de geïnterviewde te veel wilde laten zeggen, ‘bekennen’ (mijn woorden, rdv). Dat blijkt toch wel een beetje uit deze biografie: er zijn zaken waarover Campert niet veel wil zeggen, over zijn eigen vader, die hij gemist heeft en over zijn eigen vaderschap bijvoorbeeld. Er is ongetwijfeld meer. Of dat heel erg is? Een beetje.

Daar staat tegenover dat Van Hengel een geweldig portret van Campert en zijn leven tot nu toe heeft kunnen schetsen juist omdat ze hem zo persoonlijk heeft kunnen spreken en omdat ze onbekommerd door zijn spullen heeft kunnen gaan, je zou kunnen zeggen: zijn ‘levende’ spullen. Misschien heeft Van Hengel hierdoor een portret kunnen schrijven over Campert zoals hij aan het eind van leven is en zoals hij zich zijn leven herinnert op dit moment. Dat is niet helemaal wat verstaan wordt onder een biografie, denk ik, maar het heeft meerwaarde.

Ik vond persoonlijk de laatste hoofdstukken, die gaan over Campert zoals hij nu is, erg aantrekkelijk. Ouderdom heeft blijkbaar ook zijn bonuspunten, voordelen. Ouderdom maakt dat je het leven kunt beschouwen op een meer onthechte wijze; dan kun je tot nieuwe inzichten komen; dan kunnen de dingen een andere vorm en beleving krijgen dan toen je jong was.
Maar of dit boek over Campert nu een biografie is zoals we dat genre gewoonlijk opvatten - toch een zweem van objectiviteit en niet de hoofdpersoon die zegt: nou, doe dit maar niet -, is wel een beetje de vraag, maar anderzijds heel erg is het niet.

Volgens Campert zelf hoort de biografie tot ‘het nobele genre van de fictie’. En Van Hengel herinnert ons eraan dat hij met deze uitspraak Virginia Woolf aanhaalt. Volgens Woolf is het genre van de biografie in diepste wezen ‘hybride’: ‘...het in kaart brengen van geschiedenis vraagt om feiten, maar om iemands essentie te raken is fictie nodig.’

Van Hengel hoopt dat dit boek ‘een verhaal vertelt. Een encyclopedisch boek waar alles in staat is het niet en een boek dat alleen op feiten gebouwd is wilde ik niet maken.

Het is niet mijn bedoeling dit verhaal van Van Hengel nog eens dunnetjes over te doen. Ik zou zeggen: ga vooral zelf lezen.
Nog een paar dingen wil ik onder de aandacht brengen. Wat doet het met iemand die al vroeg zijn vader verliest en als die vader ook nog eens een nationale oorlogsheld is en wiens leven dan later ook weer in the picture staat? En als je moeder eigenlijk ook heel vaak weg is en je door je oma wordt grootgebracht; en je geen broers en zussen hebt? En dan die eeuwige oorlog, die het leven van zo velen verpest heeft?

Een beetje schokkend vind ik wel het hartstochtelijk en genotzuchtig innemen van alcohol en sigaretten, en dat nog steeds, maar ook bewondering, grote bewondering dat je daar dan ook nog zo oud mee kan worden. Dat zou mij nooit lukken; daar voel ik wel iets van afgunst, haha.

Niet bijzonder interessant was zijn leven met Fritzi ten Harmsen van der Beek, met wie Campert een tijdje getrouwd is geweest. Beiden waren waarschijnlijk totaal ongeschikt voor een geregeld leven. Te veel drank, te veel mensen om hen heen, te veel ruzie. Over Fritzi ten Harmsen van der Beek is er onlangs een dikke biografie verschenen door Maaike Meijer. Die ga ik beslist ook lezen.

Interessant is Camperts vriendschap met Lucebert, van wie ik onlangs een biografie las, van de hand van Wim Hazeu en die ik eigenlijk saai vond en langdradig. Campert nam het Lucebert niet kwalijk dat hij in de oorlog uit vrije wil in Duitsland gewerkt had. Campert komt uit dit boek tevoorschijn als een redelijk aimabel mens, een beetje een loner toch, maar niet altijd inschikkelijk en geneigd tot ruzie in dronken buien.

Ik had me niet zo gerealiseerd dat Campert in wezen niet zo’n vrolijk iemand is; hij komt uit dit boek een stuk somberder - ik denk wel aan zijn Somberman’s - dan ik wist.

Dit boek van Van Hengel leest heerlijk, in tegenstelling tot dat van Hazeu over Lucebert, maar dat kan heel goed een persoonlijke kwestie zijn - ik ben overigens bijzonder dol op Lucebert, daar ligt het niet aan -.
Gelukkig heeft zij veel uit Camperts werk geciteerd, veel uit zijn gedichten, die ik zalig vind, misschien fijner dan zijn proza. Waar het lezen van de biografie van Wolkers me aanzette tot gulzig herlezen van zijn werk, doet deze biografie dat minder. Toch las ik onlangs Het dagboek van een poes, columns van Campert over Poef, de poes van hem en Deborah.

Niet zo lang is deze bespreking geworden maar ik sluit af met de aansporing tot het lezen van deze biografie en met de wens dat Campert nog een zalig leven heeft.
Wellicht dat na zijn dood nog een biografie verschijnt of is dat toch dubbelop?

Van Hengel presenteert een gedicht van Campert dat hij schreef toen hij twintig was; het lijkt erop, schrijft zij, dat Campert nooit zomaar jong is geweest of dat hij misschien wel nooit oud wordt.


Oude dichter

Licht is dichtgeknoopt in een
neteldoek
mijn bril waar is mijn bril ligt
op de schoorsteen
naast de werken verzameld en
prijsgegeven
naast de foto van de vrouw
verlaten

en mijn kinderen ik versta hun
roepen niet meer
en mijn pen mijn vingers de
verveloze schutting van mijn
hart
heb ik de hemel ooit bezeten
de aarde ooit herkend
het laatste wapen droom
geslagen uit mijn hand
sta ik ontredderd in de
sprakeloze duisternis
laat nu de dood maar komen
langs de versleten treden van
mijn verzen’


Over de auteur

Mirjam van Hengel (1967), is schrijfster, redacteur en programmamaker.

Van Hengel studeerde Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Ze werkte vervolgens als literair journalist voor onder andere de KRO en Vrij Nederland en was literair criticus bij Het Financieele Dagblad (1996-2001) en redacteur van Tirade (1998-2007). Als (poëzie)redacteur verbond ze zich aan Uitgeverij Van Oorschot (2001-2007) en Querido (sinds 2008). Van Hengel werd in 2011 poëzieprogrammeur bij De Nieuwe Liefde.

In 2014 verscheen het boek Hoe mooi alles. Leo en Tineke Vroman, een liefde in oorlogstijd (Querido). Met behulp van brieven, dagboeken en gesprekken met het tweetal, reconstrueerde Van Hengel de liefdesgeschiedenis tussen dichter Leo Vroman en antropologe Tineke Sanders. Het boek werd goed ontvangen en door regisseur Léon van der Sanden bewerkt tot een theaterstuk, dat in 2015 in première ging met in de hoofdrollen Kees Hulst en Esther Scheldwacht. Op 4 september 2018 is haar biografie van Remco Campert: Een knipperend ogenblik (De Bezige Bij) verschenen. (Wikipeda)


© Keke Keukelaar





Titel: Een knipperend ogenblik. Portret van Remco Campert
Auteur: Mirjam van Hengel
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum: november 2018
Druk: 1e druk
Aantal pagina's: 512 pagina's
ISBN13: 9789403122908
Categorieën: Literaire non-fictie; biografieën


1 opmerking:

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.