maandag 9 september 2019

Dezső Kosztolányi – Anna

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij van Gennep




‘Fiscor kwam weer boven met een armzalig hoopje goed dat in een geruite doek was gewikkeld.’


Het meisje dat tenslotte toch wende..

Deze klassieke roman begint op 1 augustus 1919, de dag dat Béla Kun – Hongaars politicus – naar Wenen vluchtte. Hiermee kwam een einde aan de Radenrepubliek, een communistische staatsvorm. Deze machtswisseling gooit het hele leven van de Hongaarse bevolking overhoop. Plotseling worden de rollen omgedraaid. Zij die tijdens de communistische Radenrepubliek de touwtjes in handen hadden worden nu door de onderdrukten verguisd en de oude orde wordt hersteld. Er mag weer gepronkt worden met bezit en de ‘roden’ worden gewantrouwd. Nog een beetje onwennig en wantrouwend wordt de situatie vlak voor de overgang bekeken door Kornél Vizy, heer des huizes

‘Beneden liep de rode soldaat die zo-even geroepen had heen en weer. Hij zag er echter zo eenzaam en verlaten uit, dat het moeilijk was hem te haten. De man was niet meer dan een kleine, schlemielige proletariër. Geen echt mens, eerder een embryo, dat iemand een geweer met een bajonet om zijn schouders had gehangen.’

De woning van Kornél Vizy is de plek waar het verhaal plaats vindt. Hier komt Anna werken als dienstmeid, hier zetelt de conciërge die van overtuigd communist verandert in een man met een dienende functie en in dit gebouw bevinden zich ook de woningen van een ambitieuze advocaat en een oude, consciëntieuze dokter. Met hun gezinnen en dienstmeisjes vormen ze net een mini-maatschappij en Kosztolányi weet hiermee een prachtig tijdsbeeld te scheppen dat het wel en wee van de mensen laat zien in al zijn facetten. Het is een genot om te lezen hoe er gedacht wordt over sociale verschillen. In Hongarije schijnt erg veel adel te zijn, lang niet allemaal welgesteld, maar toch met een titel. Iedereen heeft zijn plaats in de rangorde, ongeschreven regels dienen in acht genomen te worden, de auteur kent die regels en weet hoe belangrijk het is die orde in stand te houden.

De titel zegt het al, Anna is het personage waar alles om draait. Mevrouw Vizy is geen makkelijke werkgeefster, de meisjes doen het nooit goed. Niet teveel prijzen is het motto en hopen dat ze eerlijk zijn en goed werken. Wanneer Anna, het felbegeerde meisje waarop ze zolang hebben moeten wachten, haar intrede doet bij de Vizy’s weten ze niet wat hen overkomt. Wat een ijverig meisje, niets op aan te merken. Dit meisje is echter niet geheel vrijwillig beland bij haar nieuwe werkgeefster, bij de vorige was het veel levendiger, daar waren kinderen die ze kon voorlezen. Er is over haar beslist.
Arme Anna, ze kan niet gelukkig worden, totdat er leven in de brouwerij komt. Neef Jancsi neemt zijn intrek bij zijn oom en tante. Deze nietsnut met zijn dandy maniertjes zet een serie gebeurtenissen in gang waarover ik hier niet zal vertellen, het zou ten koste gaan van het leesplezier.

‘Intussen bezorgde hij Anna veel werk. Iedere morgen moest ze om acht uur bij hem aankloppen en hem zijn chocolade brengen in een kopje met een gouden rand. Samen met een croissant en een glas water zette ze dit op de stoel naast de divan.’


Dit boek is bijzonder aangrijpend. Het arme meisje komt helemaal in de macht van het echtpaar, het is alsof ze het eigendom is van vooral mevrouw. Ze pronken ook met Anna, alsof het om een mooi voorwerp gaat. Het echtpaar verloor een dochtertje en het lijkt of ze nu alle aandacht richten op Anna, niet als dochter, want ze blijft dienstmeid.

Hoezeer het leven van Anna contrasteert met dat van Jancsi is bijna onbeschrijfelijk, maar de auteur slaagt erin dit verschil te verwoorden. Filmisch zijn de passages over de pracht en praal die de rijken ten deel valt. Comfortabel reizen in mooie treinen, goedgevulde tafels die in sfeervol verlichte restaurants staan - en daarmee mensen die langslopen het gevoel geven uitgesloten te zijn van de gelukkigen die daar wonen - geven exact de decadentie weer waarin de welgestelden zich wentelen. Daartegenover staan meisjes zoals Anna, die bijna niets bezitten en hun schamele eigendommen vervoeren in een dichtgeknoopte doek.

‘In theesalon Gerbeaud brandden de Venetiaanse kroonluchters en in de Vácistraat, de Kroonprinsstraat en alle overige ouderwetse, nog van de vorige eeuw daterende straten van de binnenstad werden achter de spiegelruiten van de etalages de lichten ontstoken, zodat alle waren er nog begerenswaardiger en sprookjesachtiger uitzagen dan gewoonlijk [...]’

Van Kosztolányi wil ik beslist meer lezen. Inmiddels is een aantal boeken van hem vertaald in het Nederlands: De gouden vlieger, Leeuwerik, De bekentenissen van Kornél Esti en Nero. De elegante schrijfstijl, de prachtige karakterbeschrijvingen en de opgebouwde spanning vormen met het boeiende tijdsbeeld van Hongarije in een roerige periode een weergaloze leeservaring.

De auteur

Dezső Kosztolányi (Szabadka (tegenwoordig Subotica, Servië), 29 maart 1885 – Boedapest, 3 november 1936) was een Hongaars dichter, schrijver, vertaler en journalist. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste Hongaarse literatoren van de 20e eeuw. 

Kosztolányi was vooral estheet en individualist, zijn werk laat een toenemende verdieping zien. In de communistische periode gold hij als burgerlijk en conservatief, maar ook toen werd hij erkend als voorbeeldig stilist. Kosztolányi schreef makkelijk en snel, naast 12 bundels gedichten publiceerde hij veel krantenartikelen en korte verhalen. Hij was tevens belangrijk als literair vertaler. Hij vertaalde werk van Shakespeare, Rilke, Goethe, Verlaine en Rimbaud, maar ook Alice in Wonderland.

Titel: Anna
Auteur: Dezső Kosztolányi
Vertaling: Henry Kammer
Uitgever: Uitgeverij van Gennep
ISBN: 9789055154340
Pag.: 287
Genre: fictie
Verschenen: oorspronkelijk 1926, deze editie 2005

2 opmerkingen:

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.