Uitgeverij
Koppernik
Innerlijke monologen van een
eeuwig in wording, eenzame filosoof
Deel
drie van de trilogie (de eerdere delen zijn De verboden tuin en De opdracht)
over Ewout Meyster schijnt prima zelfstandig te lezen. De roman werd onlangs genomineerd voor de shortlijst van
de Libris Literatuur Prijs. In 2019 werd het boek bekroond met De BookSpot
Literatuurprijs voor fictie (50.000 euro) en de Zeeuwse Boekenprijs 2019. Wat
heeft dit boek dat het zoveel nominaties verdient?
De
zeventienjarige Ewout heeft slechts één missie: de wereld overtuigen dat HIJ de
wijsheid in pacht heeft, weet hoe het hoort, hoe je een man van de wereld
wordt, de juiste mensen kent, de goede woorden gebruikt. Ooit zal hij alles
verwerken in een boek en het publiek zal aan zijn lippen hangen net zoals men
deed wanneer Jean-Paul Sartre een lezing gaf. Ewout spiegelt zich niet aan de
minste publieke figuren, behalve Sartre noemt hij Albert Camus, Merleau-Ponti
en Nietzsche. Niet dat hij er veel van snapt - verder dan wat doorbladeren komt
hij niet - terwijl de leraar het zo uitlegde dat hem alles glashelder werd.
Wanneer hij vervolgens L'être et le néant van Sartre moet lezen voor school
valt niets op zijn plek, alleen maar woorden, geen beelden, geen ‘aha’ momentjes.
Dit gevoel van steeds iets willen bereiken, er je best voor willen doen, maar
alles vergeefs is zo’n beetje het thema.
‘‘Ho ho,’ zei Gert opnieuw. ‘Zo zo. Sartre hè? Nou. Nou. Tjonge. Wat weet jij van Sartre…?’ Hij slikte even. ‘Jongen’ had hij willen zeggen; een plaatsbepaling, een definitieve bevestiging die duidelijk maakte wie hij zelf was, en hoe hij hier stond – een volwassene met een jazzkelder, en mooie vrouwen, ook volwassen, om hem heen, en tegenover hem die jongen – achttien misschien, een ‘jongen’; niets eigenlijk. Zichtbaar vormde zijn mond zich al naar dat woord. Maar hij zag Ewouts blik, zijn roerloos fonkelende ogen strak op hem gericht en het wetende lachje daarin; waakzaam, op alles voorbereid, en het woord gleed weg. En hij, Ewout, knikte naar hem onveranderd glimlachend, grootogig en roerloos was zijn blik.’
Door
de vorm waarin de auteur Ewouts gedachten overbrengt: veel innerlijke monologen
met daartussenin dialogen met vooral vrienden, geen getitelde hoofdstukken, wel
vier genummerde delen, is het boek te lezen als één lange gedachtestrijd. Ewout
geeft niet makkelijk op. Dat koppige vasthouden aan iets wat niet voor hem
weggelegd is beheerst zijn hele bestaan. Niets kan ‘zomaar’ zijn, geen woord,
gebaar, wat je drinkt, wat je draagt, hoe je haar behoort te zitten, alles kan
bijdragen aan het ‘juiste’. Dit boek is veel meer dan een jongen die zich koste
wat kost wil spiegelen aan de jongens en mannen die het gemaakt hebben. Zijn
worsteling met de eenzaamheid laat een prachtig tijdbeeld zien. Het taalgebruik
brengt de jaren 60 tot leven. Een woord als ‘mieters’ (doet denken aan J.J.
Voskuil) en de populariteit van Elvis Presley, Harry Belafonte, Cliff Richard
brengt je als lezer direct in de juiste sfeer waarin het verhaal zich afspeelt.
De
opstandige Ewout heeft het regelmatig met zijn moeder aan de stok. Zij heeft
samen met een compagnon een boekhandel, religieuze werken worden er verkocht.
De krachtmeting met de moeder past in iedere tijd, maar in de jaren ‘60 waren
de verschillen met ouders en kinderen vaak aanzienlijk en werden vergroot door
de barsten in de verzuiling die tot dan zorgden voor een duidelijk
georganiseerde maatschappij. Dit alles weet de auteur over te brengen door te
vertellen over de kerk, de verderfelijke dansmuziek, foute kleding, roken,
drinken, kortom alles wat de jeugd ten gronde kan richten. Moeder ziet Ewouts
ogen (hij traint op een koele blik)
‘‘Moet je die ogen zien. Het is de duivel die daaruit spreekt, jongen. Keer terug van deze verkeerde weg.’ En ze was de kamer uitgegaan zonder nog een woord te zeggen.’
Deze
meesterlijke roman heeft vele facetten. Hij legt eigenlijk de hele structuur
van het menselijk bestaan bloot. Neem alleen het feit dat Ewout bedenkt dat HIJ
het recht heeft om andere jongens de les te lezen. Hij trekt macht naar zich
toe op een heel berekende manier. Wanneer het niet zo’n eenzame trieste figuur
was zou je een hekel aan hem krijgen, het gevoel voor hem balanceert op het
randje. De titel verwijst naar een opschepper, blaaskaak, dat is precies het
juiste woord. Als zelfbenoemde man van wereld houdt hij spreekuur voor zijn
vrienden. Hier wordt het thema knecht-meester uitgewerkt, zolang de jongens nog
schuchter om een afspraak komen vragen is hij meester.
Maar
er is meer. Verborgen moeten zijn seksuele verlangens blijven! Dat is alleen
voor hem, gedachten, fantasieën, opwindende kledingstukken….al die dingen zijn
onderdeel van zijn escapisme, zo kan hij verder. Ook homoseksualiteit wordt
argwanend bekeken, waar hoor je bij, word je uitgescholden of als held bekeken?
In de vriendengroep is dit een veelbesproken thema, het heimelijke en verbodene
ademt de sfeer van de jaren ‘60. Zo vrijgevochten waren ze nog niet, hoewel er
toen wel steeds meer taboes opgeheven werden.
Voor
wie houdt van boeken die zich afspelen in de broeierige jaren 60, niet wars is
van een boek waarin ogenschijnlijk niet veel gebeurt en niet schuw is van
vele leestekens zoals haakjes, is dit precies het juiste boek, een aanrader.
'Over hém ging het! Over hemzelf! Hij was het over wie de leraar Frans vertelde. Hij was zoals Sartre; ook al was hij dit jaar weer blijven zitten – voor de derde keer al – en werd hij opnieuw van een school verwijderd; geen school wilde hem nog hebben. Maar net als Sartre zou hij een groot denker worden, een filosoof. Wat had hij geleden en gedwaald, en zich in bochten gewrongen. Als in een koker van duisternis ging hij voort, elke dag opnieuw. En geen einde, geen uitweg had hij kunnen vinden. Een melaatse was hij, een zieke, met die gedachten en ideeën die niemand had, en waarvan niemand mocht weten dát hij ze had. Want vals was hij en heimelijk, een paria, een vijand van allen die gewoon waren en als zichzelf.'
De
auteur
Wessel
te Gussinklo studeerde psychologie in Utrecht. In 1986 verscheen zijn eerste
roman De verboden tuin, die bekroond werd met de Anton Wachterprijs. Zijn
tweede roman, De opdracht (1995), ontving de Lucy B. en C.W. van der
Hoogt-prijs, de ECI-prijs en de F. Bordewijkprijs, en werd genomineerd voor de
Libris Literatuurprijs en De Gouden Uil.
Zijn
meest recente roman, Zeer helder licht, stond op de toplijst van de AKO
Literatuurprijs. In 2015 verscheen het cultuurfilosofische essay Wij zullen aan
God gelijk zijn en in 2016 de essaybundel Vijf sterren voor de gaarkeuken.
In
2017 verscheen zijn veelgeprezen roman De weerkgekeerde bloem die op de
longlist van de Libris Literatuurprijs en de Bookspot Literatuurprijs stond.
Februari 2019 verscheen De Hoogstapelaar, de roman kreeg unaniem lovende
kritieken. In november 2019 won hij met De Hoogstapelaar de Bookspot
Literatuurprijs. (bron)
Titel:
De hoogstapelaar
Auteur:
Wessel te Gussinklo
Uitgever:
Koppernik
ISBN:
9789492313638
Pag.:
384
Genre:
fictie
Verschenen:
2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.