Uitgeverij Van Maaskant Haun
‘…Ons tilt de golf op,
Ons slokt de golf op.
En wij verzinken.’
(Goethe, deel motto, 2019: 5)
Een andere Duitse
familiehistorie
Deze bespreking gaat niet
over De
Buddenbrooks van Thomas Mann;
die heb ik een tijd geleden al eens geschreven, en met plezier! De roman
waarover het hier gaat heet De Effingers
en is geschreven door Gabriele Tergit.
Gabriele Tergit is het pseudoniem voor Elise Reifenberg geb. Hirschmann; geboren 4 maart 1894 in Berlin; overleden 2. juli 1982 in London; ze was een Brits-Duitse schrijfster en journalist. Ze is vooral bekend door haar romans Käsebier erobert den Kurfürstendamm uit 1931 en De Effingers. Ze ondervond het geweld van de nazi’s. In 1933 vlak voor Hitlers overname van de macht, vluchtte ze via Tsjechië naar Palestina, waar haar man Heinz Riefling verbleef. Van 1933-1950 werkte ze aan haar roman De Effingers. In 1938 vluchtte ze uiteindelijk naar Londen, via Praag, Jeruzalem, en Tel Aviv. De roman beschouwde ze als de kroniek van een ondergegane wereld, waar ze heel veel van had gehouden:
‘Wat ik graag wil, is dat iedere Duitse jood zegt: ja, zo waren we, zo leefden we tussen 1878 en 1939, en dat ze het hun kinderen geven met de woorden: dan weten jullie hoe het was.'(ib.: 724, nawoord Henneberg)
Vier generaties van de
familie Goldschmidt / Oppner en Effinger raken aan elkaar geparenteerd; de
eersten zijn bankiers van het oude, degelijke soort, dat wil zeggen uit
het pre-industriële tijdvak, uit
Berlijn, de tweede handwerkslui uit Kragsheim in Zuid-Duitsland. Hoewel er niet
ontelbaar veel loten aan deze stamboom ontsproten zijn, was ik heel blij met de
stambomen van de families voor- en achterin het dikke boek.
De tijd waarin zich de
perikelen van de familieleden afspelen bedraagt zo’n 70 jaar, van kort na de
Frans-Duitse Oorlog (1870-1871), - die een kiem legde voor de Grote Oorlog van
1914-1918 -, tot vlak na WOII of eigenlijk er vlak voor. De opkomst neergang
van de joodse families Oppner-Effinger, in de titel van de roman eenvoudigweg
De Effingers genoemd, loopt gelijk op met een een moderner wordend Duitsland
met industrialisatie en het evenzo moderne kapitalisme - waarin natuurlijk
nauwelijks meer plaats is voor een oud bankiersgeslacht als dat van de Oppners
- en zijn échec: de opkomst van het nationaal socialisme en de moord op zes
miljoen joden.
Vader Effinger is een
handwerksman in Kragsheim in Zuid-Duitsland, een horlogemaker. Het stadje is
middeleeuws ommuurd, de middeleeuwse gildecultuur is er nog levendig. Het
landschap lijkt er eeuwenlang niet veranderd: de rivier, de weiden, de landweg,
het dorp, de bergen, de bossen, de bruisende bronnen. Het is een idyllisch
landschap, fysiek en mentaal. De generatie van Paul, Karl, Ben(no), Helene,
Willy en Bertha wil meer dan het rustige leven van hun ouders, de horlogemaker
en zijn (huis)vrouw en van eeuwen her. Ben emigreert naar Engeland; hij
voorvoelt het groeiend antisemitisme en wil vooruit in de wereld. Paul en Karl
beginnen een fabriek in Berlijn. Eigenlijk wil Paul in zijn eigen omgeving
blijven maar hij krijgt geen kans een moderne bedrijfsvoering te starten in
zijn geboorteplaats. De broers verschillen onderling als dag en nacht, en dat
doen hun echtgenoten ook. Toevallig zijn hun vrouwen zussen uit de familie
Oppner, bankier te Berlijn. Karl en zijn vrouw Annette zijn mondain en houden
van een uitbundig en materialistisch leven. Paul en Klärchen zijn spaarzaam en
gericht op de ontwikkeling van hun bedrijf, eerst in schroeven en later in
auto’s, de voertuigen die geen paarden en geen rails nodig hebben.
Voor mijn gevoel was Paul
zeker in het eerste deel van de roman de dragende figuur. Ik vond hem
aanvankelijk erg sympathiek, maar later werd hij toch wel een beetje een
drammer en een workaholic. Karl en zijn vrouw vond ik eerst een beetje
strebers, maar zij werden mij later iets sympathieker. Als lezer moet je toch
wat voelen voor de hoofdpersonen van het boek dat je aan het lezen bent, hoewel
in modernere romans veel hoofdpersonen helemaal niet sympathiek zijn of
nauwelijks. Ik denk bijvoorbeeld aan de personages van Arnon Grunberg, om maar
eens een dwarsstraat te noemen (grapje), maar het maakt wel duidelijk wat ik
bedoel. Een boek met een hoofdpersoon die je op het eerste gezicht niet heel
sympathiek vind of zelfs afstotelijk is moeilijker te lezen en toch moet je
daar dan ook doorheen om de onderhavige roman te kunnen appreciëren.
Langzaam word je als lezer
meegenomen met de Effingers in hun doen en laten; hun gesprekken samen, hun
hoogtijdagen - net als bij De
Buddenbrooks -. Alles wat we leren over hun tijd, wat betreft politiek,
cultuur, economie e.d., komt uit hun mond. Het grootste deel van de roman
bestaat uit dialogen en gesprekken. Daar moet je even aan wennen. De meeste
boeken die ik lees zijn ofwel totaal vanuit één hoofdpersoon geschreven met al
zijn muizenissen, genavelstaar of inwendige dialogen, ofwel vanuit de
gebeurtenissen die tot het verhaal leiden. Deze roman is vermoedelijk niet
uniek in zijn vertelwijze - hoewel ik even niet op een ander voorbeeld kan
komen, maar dat ligt aan mijn geheugen -. De Buddenbrooks van Thomas Mann is
anders geschreven, iets meer vanuit het ‘objectieve’.
Het verhaal van de
Effingers wordt met horten en stoten verteld, zeer gefragmenteerd, maar de
lezer kan de uiterlijke gebeurtenissen plaatsen. Ik moest zelf even opzoeken
wanneer de Frans-Duitse Oorlog ook al weer plaatsgevonden had en ik herkende
ook opmerkingen over het jonge Duitsland met betrekking tot de keizer en
Bismarck en dergelijke. In deze zin is De
Effingers een veel ‘politiekere’ roman dan De Buddenbrooks. Thomas Mann moest aanvankelijk niet veel hebben
van al dat politiek gedoe en daarin contrasteerde hij dan ook met zijn broer
Heinrich, die een zeer sociaal en politiek dier was.
Een van de dingen die ik
me afvroeg bij het lezen was: in welke mate speelt het joods-zijn van de
familie Effinger een rol? Naar mijn idee zijn de Effingers een voorbeeld van
geassimileerde joden. Mensen met een joodse achtergrond, die ook nog wel de
oude feesten vieren en daarbij stilstaan, de jongere generaties minder dan de
oudere, maar voor wie het joods-zijn als zodanig geen ‘issue’ is. Ze voelen
zich eerder Duits dan joods; eerder modern dan traditioneel levend vanuit het
geloof der vaderen. Toch voelen zij de ademtocht van het antisemitisme in de
nek. Broer Benno, die naar Engeland verhuisd is voelt dat aanvankelijk het
sterkst. Ook als het nationaalsocialisme aanwakkert zijn er maar weinig leden
van de Effingers die menen dat ze moeten vluchten voor het aanstormend geweld
tegen de joden.
De roman krijgt een
verhelderend nawoord van Nicole Henneberg. De laatste merkt op dat deze roman
autobiografische trekken uit het leven van Gabriele Tergit kent. Tergit laat
Paul verklaren dat hij verknocht is aan de ‘Joodse nestwarmte’, net als
zijzelf. Tergit zelf is op tijd vertrokken uit nazi Duitsland. Ze rouwde om
haar verloren Duitsland. Vlak na WOII liep ze te leuren met het manuscript van De Effingers, dat ze aan de straatstenen
niet kwijt raakte. Wat haar in Palestina, waar zij een poos gewoond had met
haar man, stoorde was het extremisme van onder andere de zionisten. Niet alle
joden zijn zionisten, ook in vroeger tijden niet; niet alle joden zijn heel
religieus. Er is een groep joden, dat ik maar voor het gemak geassimileerde
joden noem, misschien is dat wel de grootste groep, die zich zeer thuisvoelt
bij de joodse cultuur in het land waar zij sinds lang woonden, of dat nu
Duitsland, Rusland of Nederland is. Henneberg steunt me in deze opvatting. Dat
geldt gelijkelijk voor de Effingers en voor Gabriele Tergit.
Heel fijn is het dat De Effingers is opgenomen in de rij van
Schwob-boeken: de mooiste vergeten klassiekers. De eerste uitgave verscheen in
1951, en is in 2019 voor het eerst in Nederlandse vertaling verschenen;
vertaler is uitgever Meta Gemert.
Lezen moet iedereen deze
heerlijke en treurige familieroman; lekker dik is hij en dat is in deze tijden
van lockup en social distancing een heel groot voordeel.
Titel: De Effingers
Auteur: Gabriele Tergit
Vertaling: Meta Gemert
Nawoord: Nicole Henneberg
Pagina's: 735
ISBN: 9789083007625
Uitgeverij Van Maaskant
Haun
Oorspronkelijk verschenen:
1951 (Duits, 1e uitgave)
Verschenen: 2020 (Nederlandse vertaling)
door deze recensie ga ik het boek aanschaffen Dagmar
BeantwoordenVerwijderen