dinsdag 28 april 2020

Gabriele Tergit - De Effingers

Recensie door Roosje
Uitgeverij Van Maaskant Haun
‘…Ons tilt de golf op,
Ons slokt de golf op.
En wij verzinken.’
(Goethe, deel motto, 2019: 5)
Een andere Duitse familiehistorie

Deze bespreking gaat niet over De Buddenbrooks van Thomas Mann; die heb ik een tijd geleden al eens geschreven, en met plezier! De roman waarover het hier gaat heet De Effingers en is geschreven door Gabriele Tergit.

Gabriele Tergit is het pseudoniem voor Elise Reifenberg geb. Hirschmann; geboren 4 maart 1894 in Berlin; overleden 2. juli 1982 in London; ze was een Brits-Duitse schrijfster en journalist. Ze is vooral bekend door haar romans Käsebier erobert den Kurfürstendamm uit 1931 en De Effingers. Ze ondervond het geweld van de nazi’s. In 1933 vlak voor Hitlers overname van de macht, vluchtte ze via Tsjechië naar Palestina, waar haar man Heinz Riefling verbleef.  Van 1933-1950 werkte ze aan haar roman De Effingers. In 1938 vluchtte ze uiteindelijk naar Londen, via Praag, Jeruzalem, en Tel Aviv. De roman beschouwde ze als de kroniek van een ondergegane wereld, waar ze heel veel van had gehouden:

‘Wat ik graag wil, is dat iedere Duitse jood zegt: ja, zo waren we, zo leefden we tussen 1878 en 1939, en dat ze het hun kinderen geven met de woorden: dan weten jullie hoe het was.'(ib.: 724, nawoord Henneberg)

Vier generaties van de familie Goldschmidt / Oppner en Effinger raken aan elkaar geparenteerd; de eersten zijn bankiers van het oude, degelijke soort, dat wil zeggen uit het  pre-industriële tijdvak, uit Berlijn, de tweede handwerkslui uit Kragsheim in Zuid-Duitsland. Hoewel er niet ontelbaar veel loten aan deze stamboom ontsproten zijn, was ik heel blij met de stambomen van de families voor- en achterin het dikke boek.

De tijd waarin zich de perikelen van de familieleden afspelen bedraagt zo’n 70 jaar, van kort na de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871), - die een kiem legde voor de Grote Oorlog van 1914-1918 -, tot vlak na WOII of eigenlijk er vlak voor. De opkomst neergang van de joodse families Oppner-Effinger, in de titel van de roman eenvoudigweg De Effingers genoemd, loopt gelijk op met een een moderner wordend Duitsland met industrialisatie en het evenzo moderne kapitalisme - waarin natuurlijk nauwelijks meer plaats is voor een oud bankiersgeslacht als dat van de Oppners - en zijn échec: de opkomst van het nationaal socialisme en de moord op zes miljoen joden.

Vader Effinger is een handwerksman in Kragsheim in Zuid-Duitsland, een horlogemaker. Het stadje is middeleeuws ommuurd, de middeleeuwse gildecultuur is er nog levendig. Het landschap lijkt er eeuwenlang niet veranderd: de rivier, de weiden, de landweg, het dorp, de bergen, de bossen, de bruisende bronnen. Het is een idyllisch landschap, fysiek en mentaal. De generatie van Paul, Karl, Ben(no), Helene, Willy en Bertha wil meer dan het rustige leven van hun ouders, de horlogemaker en zijn (huis)vrouw en van eeuwen her. Ben emigreert naar Engeland; hij voorvoelt het groeiend antisemitisme en wil vooruit in de wereld. Paul en Karl beginnen een fabriek in Berlijn. Eigenlijk wil Paul in zijn eigen omgeving blijven maar hij krijgt geen kans een moderne bedrijfsvoering te starten in zijn geboorteplaats. De broers verschillen onderling als dag en nacht, en dat doen hun echtgenoten ook. Toevallig zijn hun vrouwen zussen uit de familie Oppner, bankier te Berlijn. Karl en zijn vrouw Annette zijn mondain en houden van een uitbundig en materialistisch leven. Paul en Klärchen zijn spaarzaam en gericht op de ontwikkeling van hun bedrijf, eerst in schroeven en later in auto’s, de voertuigen die geen paarden en geen rails nodig hebben.

Voor mijn gevoel was Paul zeker in het eerste deel van de roman de dragende figuur. Ik vond hem aanvankelijk erg sympathiek, maar later werd hij toch wel een beetje een drammer en een workaholic. Karl en zijn vrouw vond ik eerst een beetje strebers, maar zij werden mij later iets sympathieker. Als lezer moet je toch wat voelen voor de hoofdpersonen van het boek dat je aan het lezen bent, hoewel in modernere romans veel hoofdpersonen helemaal niet sympathiek zijn of nauwelijks. Ik denk bijvoorbeeld aan de personages van Arnon Grunberg, om maar eens een dwarsstraat te noemen (grapje), maar het maakt wel duidelijk wat ik bedoel. Een boek met een hoofdpersoon die je op het eerste gezicht niet heel sympathiek vind of zelfs afstotelijk is moeilijker te lezen en toch moet je daar dan ook doorheen om de onderhavige roman te kunnen appreciëren.

Langzaam word je als lezer meegenomen met de Effingers in hun doen en laten; hun gesprekken samen, hun hoogtijdagen - net als bij De Buddenbrooks -. Alles wat we leren over hun tijd, wat betreft politiek, cultuur, economie e.d., komt uit hun mond. Het grootste deel van de roman bestaat uit dialogen en gesprekken. Daar moet je even aan wennen. De meeste boeken die ik lees zijn ofwel totaal vanuit één hoofdpersoon geschreven met al zijn muizenissen, genavelstaar of inwendige dialogen, ofwel vanuit de gebeurtenissen die tot het verhaal leiden. Deze roman is vermoedelijk niet uniek in zijn vertelwijze - hoewel ik even niet op een ander voorbeeld kan komen, maar dat ligt aan mijn geheugen -. De Buddenbrooks van Thomas Mann is anders geschreven, iets meer vanuit het ‘objectieve’.
Het verhaal van de Effingers wordt met horten en stoten verteld, zeer gefragmenteerd, maar de lezer kan de uiterlijke gebeurtenissen plaatsen. Ik moest zelf even opzoeken wanneer de Frans-Duitse Oorlog ook al weer plaatsgevonden had en ik herkende ook opmerkingen over het jonge Duitsland met betrekking tot de keizer en Bismarck en dergelijke. In deze zin is De Effingers een veel ‘politiekere’ roman dan De Buddenbrooks. Thomas Mann moest aanvankelijk niet veel hebben van al dat politiek gedoe en daarin contrasteerde hij dan ook met zijn broer Heinrich, die een zeer sociaal en politiek dier was.

Een van de dingen die ik me afvroeg bij het lezen was: in welke mate speelt het joods-zijn van de familie Effinger een rol? Naar mijn idee zijn de Effingers een voorbeeld van geassimileerde joden. Mensen met een joodse achtergrond, die ook nog wel de oude feesten vieren en daarbij stilstaan, de jongere generaties minder dan de oudere, maar voor wie het joods-zijn als zodanig geen ‘issue’ is. Ze voelen zich eerder Duits dan joods; eerder modern dan traditioneel levend vanuit het geloof der vaderen. Toch voelen zij de ademtocht van het antisemitisme in de nek. Broer Benno, die naar Engeland verhuisd is voelt dat aanvankelijk het sterkst. Ook als het nationaalsocialisme aanwakkert zijn er maar weinig leden van de Effingers die menen dat ze moeten vluchten voor het aanstormend geweld tegen de joden.

De roman krijgt een verhelderend nawoord van Nicole Henneberg. De laatste merkt op dat deze roman autobiografische trekken uit het leven van Gabriele Tergit kent. Tergit laat Paul verklaren dat hij verknocht is aan de ‘Joodse nestwarmte’, net als zijzelf. Tergit zelf is op tijd vertrokken uit nazi Duitsland. Ze rouwde om haar verloren Duitsland. Vlak na WOII liep ze te leuren met het manuscript van De Effingers, dat ze aan de straatstenen niet kwijt raakte. Wat haar in Palestina, waar zij een poos gewoond had met haar man, stoorde was het extremisme van onder andere de zionisten. Niet alle joden zijn zionisten, ook in vroeger tijden niet; niet alle joden zijn heel religieus. Er is een groep joden, dat ik maar voor het gemak geassimileerde joden noem, misschien is dat wel de grootste groep, die zich zeer thuisvoelt bij de joodse cultuur in het land waar zij sinds lang woonden, of dat nu Duitsland, Rusland of Nederland is. Henneberg steunt me in deze opvatting. Dat geldt gelijkelijk voor de Effingers en voor Gabriele Tergit.

Heel fijn is het dat De Effingers is opgenomen in de rij van Schwob-boeken: de mooiste vergeten klassiekers. De eerste uitgave verscheen in 1951, en is in 2019 voor het eerst in Nederlandse vertaling verschenen; vertaler is uitgever Meta Gemert.

Lezen moet iedereen deze heerlijke en treurige familieroman; lekker dik is hij en dat is in deze tijden van lockup en social distancing een heel groot voordeel.

Titel: De Effingers
Auteur: Gabriele Tergit
Vertaling: Meta Gemert
Nawoord: Nicole Henneberg
Pagina's: 735
ISBN: 9789083007625
Uitgeverij Van Maaskant Haun
Oorspronkelijk verschenen: 1951 (Duits, 1e uitgave)
Verschenen: 2020 (Nederlandse vertaling)

1 opmerking:

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.