Recensie
door Roosje
Nijgh
& Van Ditmar
Had ik de liefde niet....
Dit
boek van Grunberg, zijn nieuwste - najaar 2018 - gaat over de liefde.
De liefde in velerlei gedaanten:
liefde
van ouders voor hun kinderen - maar niet vice versa, of in ieder
geval een stuk minder -;
liefde
van de ouders onderling; liefde van mannen ten opzichte van hun
echtgenotes en vice versa;
liefde
van mannen voor hun minnaressen;
liefde
van mensen ten opzichte van dieren - een ezel bijvoorbeeld -;
seksuele
liefde, de louterende lichamelijke liefde;
liefde
van maten onder elkaar - de brandweerlui, de goede mannen -;
liefde
van hulpverleners ten opzichte van hulpvragers - minder the other
way around, bijvoorbeeld de mensenknecht en de boer en zijn vrouw
-;
de
liefde van God voor de Pool - niet zozeer andersom -.
Liefde
is niet altijd wederkerig, zo blijkt; oef, pijnlijk.....
‘’Je herkent liefde.’De Pool schudde zijn hoofd. ‘Ik weet niet wat ik herken.’Ze (de vrouw van Bekkers, rdv) ging op bed liggen en daarom dacht de Pool dat zij naar hem verlangde, dat zij was gekomen omdat ze naar zijn lichaam verlangde, naar zijn ordinaire lust, de ordinaire lust van de brandweerman, vulgaire begeerte waarvoor hij zich schaamde, vooral omdat die hem in de steek liet, omdat er zo vaak niets over was van die begeerte, alleen een vage herinnering, een echo.’ (rdv: angst voor impotentie?)
Misschien spoilers
Ik
verdeel het boek in twee stukken; het eerste loopt tot en met het
eerste kippenhokverblijf van de Pool, het tweede deel vanaf het
moment dat de Pool uit zijn kippenhok komt en weer bij zijn vrouw
intrekt. Het eerste stuk vind ik bijna geniaal, zo prachtig van taal,
zo ontroerend, zo volledig getuigen van menselijk onvermogen, dat op
zich helemaal niet mooi is maar dat door Grunberg zo ontzettend goed
en beeldend en talig verwoord wordt.
Het
tweede deel lijkt een beetje afgeraffeld. Ineens moeten we met
zevenmijlslaarzen naar huis, naar het einde. Natuurlijk zit er in een
roman bijna altijd een zekere versnelling van het verhaal naar het
einde toe. Maar hier lijkt het alsof Grunberg niet helemaal wist hoe
het verhaal van de Pool te eindigen. Dat doet hij een beetje te
makkelijk en daarom voldoet het niet helemaal.
Maar
alleen al om het eerste deel moet je dit boek lezen.
Ik
ga het verhaal niet uit de doeken doen. Dan is direct alles weg. Er
zijn grofweg twee soorten besprekingen van romans: a. voor hen die
het boek nog moeten lezen en daartoe aangespoord (willen) worden door
de stukjesschrijvers; b. voor hen die het boek al hebben gelezen en
(willen) checken of de stukjesschrijver dezelfde waardering voor het
boek heeft.
Soms
schrijf ik voor de eersten en soms voor de anderen, net zoals mijn
pet staat.
Het
gaat in dit boek om de Pool en wel de Pool in zijn beroep,
brandweerman, en om de Pool zoals hij is in zijn gezin, met zijn
vrouw Wen en zijn twee zonen, Borys en Jurek. De mannen van de
brandweer, de collega’s, vormen een zeer hechte groep; je moet
immers blind op elkaar kunnen vertrouwen tijdens een brand.
Teambuilding is een ‘ongoing process’. Het is niet alleen
zo dat de mannen elkaar blindelings moeten kunnen vertrouwen, zij
vormen samen een levend organisme. Niemand kan en mag buiten de boot
vallen. De Pool wordt zo genoemd omdat zijn vader een Pool is en zijn
moeder een Duitse. Zelf is hij in Nederland, in Heerlen, opgevoed.
Aanvankelijk is zijn ‘Poolsheid’ geen probleem, of heel misschien
toch wel, maar minimaal. Hij wordt niet voor niets de Pool genoemd,
hij heeft een naam Geniek Janowski; omdat hij enigermate een
buitenbeentje is, probeert hij uit alle macht en in alle opzichten
een ‘goede man’ te zijn: goed voor zijn vrouw, goed voor zijn
kinderen, goed voor zijn maten. Voortdurend komt hij in situaties
waarin hij merkt dat hij helemaal geen goede man blijkt te zijn, zijn
ondanks. Ik denk hierbij voortdurend aan de ‘wijze’ woorden van
mijn lerares Engels: The way to hell is paved with good
intensions. (I could kill her for it... of is het should?
:-)).)
Je
verwacht dat de Pool gruwelijk ontspoort en dat doet hij in zekere
zin: 1. bizarre seks met zijn minnares, de vrouw van een collega -
maar eigenlijk is het haar eigen schuld want zij bood haar troost aan
en hij nam dat schroomvallig aan - en 2. een retraite in een
kippenhok. Maar het ontspoort niet zoals bijvoorbeeld in De joodse
messias of in Tirza, of het is maar schijn en komt het
door de rustige, haast onderkoelde wijze waarop Grunberg het verhaal
vertelt.
Borys,
de oudste zoon van de Pool en Wen, heeft last van de puberteit. Boris
heeft grote moeite zich verhouden met zijn leeftijdgenoten. Hij is
eenzaam, nog eenzamer dan zijn vader. Niets helpt, behalve de zorg
voor een oude manke pony, Het Eenzame Oude Meisje. Maar eigenlijk
helpt zij ook niet. Even helpt het Oude Meisje ook de Pool, tegen wil
en dank, maar ook zij helpt de Pool ten lange leste niet.
‘De ouders waren het erover eens, het beest (d.i. de manke pony, Het Eenzame Meisje) moest gered worden, het beest redden was Borys redden. Zo simpel was het. Redden was de typische taak van de brandweerman en alleen al daarom had de Pool spijt dat hij in de auto bijna zijn geduld was verloren. Zo iemand wilde hij niet zijn, een schreeuwende vloekende vader. ‘We laten dat beest niet afmaken,’ zei hij met een kordaatheid die hem verraste want hij was er zelf nog niet helemaal van overtuigd dat het echt het beste was voor de pony, zo’n boer wist waarover hij sprak’. (rdv, de boer zei: Je moet dat beest laten afmaken, ze is mank, ze heeft pijn.) (2018: 75)
In
een lange rij zijn mens en dier aan elkaar verbonden, gebonden kun je
beter zeggen: de Pool, Borys, de invalide boer, de dierenknecht, de
vrouw van de boer, Wen, Het Oude Eenzame meisje, de mensenknecht, de
vrouw van Bekkers, Bekkers en de maten, de dierenarts, de slager,
Jurek, de abt, God, Julia en de collega’s.
Over
het algemeen ben ik lang van stof maar deze keer wat minder. Minder
analyse, minder leeservaring. Soms vind ik het moeilijk om veel te
zeggen over een boek dat me diep getroffen heeft. Dan lijkt de
leeservaring meer gestoeld op gevoel dan op ratio en analyse. Vaak
zie ik in dat geval af van een bespreking.
Dat
heb ik met dit boek ook, ik ben enorm onder de indruk van hoe
Grunberg dit verhaal vertelt, het talige deel, zijn taalvaardigheid
is ongehoord goed, zijn stijl is overweldigend, maar ook hoe hij de
scènes samenrijgt, en van zijn humor, best ‘hard’ op zijn tijd,
maar toch heel grappig. Hij weet de woorden samen te brengen en van een begrip alle betekenissen uit te buiten. Een heel intelligent auteur!
Maar ook ontroert Grunberg diep door het menselijk tekort, dat wij
allemaal maar al te goed kennen, rücksichtslos op ons bordje
te scheppen. Het tweede deel vind ik iets minder, maar kniesoor die
daar op let.
Over
de auteur:
Arnon
Grunberg (officieel: Arnon Yasha Yves Grünberg, Amsterdam, 22
februari 1971) is een Nederlandse schrijver van joodse komaf. Hij
schrijft meestal onder de naam Arnon Grunberg, maar maakte ook enige
tijd gebruik van het heteroniem Marek van der Jagt.
Grunberg
is afkomstig uit een gezin dat zwaar getraumatiseerd is door de
Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder Hannelore Grünberg-Klein
(1927-2015) overleefde Auschwitz, waar ze naar eigen zeggen goed
behandeld is. Zijn vader zat op talrijke adressen ondergedoken. Arnon
Grunberg heeft één oudere zus. In 1982 emigreerde zijn zus naar
Israël, waar zij inmiddels met haar gezin in een nederzetting nabij
Ramallah een strikt orthodoxe levensstijl volgt. Grunberg zelf zwoer
aan het eind van zijn puberteit elke vorm van religie af. Grunberg
volgde het Amsterdamse Vossius Gymnasium, maar werd in 1988 van
school verwijderd nadat hij voor de tweede keer was blijven zitten.
Daarna werkte hij onder meer als jongste bediende bij een apotheek en
als bordenwasser.
De
jonge Grunberg wilde acteur worden. In 1989 speelde hij de hoofdrol
in een film van de Nederlandse filmer Cyrus Frisch. Voordat hij in
1994 doorbrak als schrijver, had hij een kleine uitgeverij, Kasimir.
Op
23-jarige leeftijd debuteerde Grunberg bij Nijgh & Van Ditmar met
Blauwe maandagen, een sterk autobiografische roman, waarin
onder andere de oorlogservaringen van zijn ouders aan bod komen. Het
boek werd een internationaal succes: in Nederland werd het bekroond
met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut en het Gouden
Ezelsoor voor het best verkochte debuut. Het werd vertaald naar het
Engels, Duits, Deens, Italiaans, Frans, Spaans, Tsjechisch, Zweeds en
Japans. Met zijn tweede roman, Figuranten (1997), bevestigde
hij zijn talent, alhoewel de ontvangst van deze roman minder
enthousiast was dan bij Blauwe Maandagen.
Prijzen,
onder andere: 2007 - Libris literatuurprijs voor Tirza; 2009 -
Constantijn Huygensprijs voor zijn oeuvre; 2010 - Frans
Kellendonkprijs voor zijn oeuvre.
Auteur:
Arnon Grunberg
Titel:
Goede mannen
1e
druk: september 2018
ISBN13
9789038805351
Categorieën:
Literaire romans
Uitgever:
Nijgh & Van Ditmar
Omvang:
512 pagina's
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.