Uitgeverij Atlas Contact
*wel een spoilertje hier en daar*
De hellevaart van
Djoeke of de microkosmos van een loser
Motto
‘Meester Si, Meester Yu, Meester Li en Meester Lai zaten met z’n vieren te praten, en ze zeiden tot elkaar: “Wie kan het niet-zijn beschouwen als zijn hoofd, het leven als zijn ruggengraat en de dood als zijn kont? Wie beseft dat dood en leven, het bewustzijn en het onbewuste één lichaam zijn? Die zal onze vriend zijn!”. De vier keken elkaar aan en barstten in lachen uit.’-Uit Zhuang Zi - De volledige geschriften, vertaald door Kristoffer Schipper (2019: 5)
Oei, dat lijkt wel een
orakelprofetie van een gedrogeerde Pythia! De lezer zij gewaarschuwd: zij die
dit verhaal binnengaan weten wellicht niet wat hun te wachten staat. Hellevaart
of non-dualiteitservaring. Lees en huiver, of valt het toch nog wel mee? Lees
en huiver én het valt mee.
Op zekere dag vraagt zijn
oom aan zijn neef Djoeke van ’t Hull, een 32-jarige werkloze drop-out zonder
woon- of verblijfplaats, of hij het chaletje van hem en tante wil bewonen,
zolang de tante ziek is, omdat oom geen tijd heeft het te onderhouden. Djoeke
heeft niets beters te doen en neemt het aanbod aan. In november vertrekt hij
naar camping ’t Ezeltje, nabij een badplaats aan zee.
‘Een van de eigenaardigheden waarvoor de schilder van lantaarnpalen zich gesteld ziet is dat hij bij voortduring tegen het licht inkijkt. Ook als ze niet branden is dit het geval - want zelfs bij bewolkt weer staan ze betrekkelijk donker afgetekend tegen de hemel. En nog lange tijd na zijn verblijf op ’t Ezeltje, een vakantiepark, wordt Djoeke van ’t Hull aan deze wetmatigheid herinnerd: wanneer zijn ogen droog en vermoeid zijn verschijnt vanzelf het zinnebeeld van een matzilveren lantaarnpaal op zijn netvlies. Direct gevolgd door het veroverende gezicht van Audrey.’ (ib.: 7)
Audrey is de Pythia, in
zekere zin; Djoeke is de lantaarnverver, niet te verwarren met de
lantaarnopsteker uit een liedje van Boudewijn de Groot - want daar ligt mijn
instant associatie - en de trooster van Audrey, in zekere zin. De lantaarns,
het schilderen daarvan, nemen de plaats in van zijn eenzame masturbatieavonturen.
Djoeke komt zijn chaletje uit, doet iets voor de medemens, leert mensen en park
kennen en stalkt vooral Audrey. Nu ja, stalken is het niet helemaal maar Djoeke
wil graag weten wat zij uitspookt.
Audrey en lantaarnpalen;
een zekere fallische symboliek ontbreekt hier - vanzelfsprekend veronderstel ik
- niet.
Het verhaal bestaat
grotendeels uit een ayahuasca-sessie, trip of hoe je het ook noemen wilt. Het
sjamanistische ritueel en de spirituele reis worden door Audrey opgezet. Zij is
een kunstenaar en sjamaan, al blijkt dat laatste niet erg uit haar
levenswandel. Dat wil zeggen: ik weet eigenlijk niet hoe een sjamaan zich hoort
te gedragen; ik denk als een wijze. Zijn de vier Chinese wijzen uit het motto
door Zhuang Zi ook werkelijk wijs? Is de raaskallende Pythia wijs? Nee, die
laatste zeker niet. De Pythia geeft slecht door wat de goden haar influisteren.
De goden leven in een andere wereld dan wij, dus dat wij hen niet verstaan
lijkt heel voor de hand liggend.
Tijdens de ayahuasca-trip,
die ook veel weg heeft van een hellevaart, een kijkje in de afgronden van je
eigen ziel, van je eigen vooronderstellingen, je verleden, je angsten en noem
maar op, vloeien voor Djoeke’s geestesoog verleden, heden, angsten en
verlangens samen. De sjamaan gaat er voor het gemak vanuit dat alles wat er
gebeurt jou inzicht verschaft in je leven en je uitkomsten biedt voor je
toekomstige streven en je wegwijzers geeft voor het volgen van het juiste pad.
Voor Audrey en Djoeke blijkt de uitkomst, het inzicht, iets anders te zijn dan
wat ze ervan verwacht hebben. Nee, dat is niet helemaal juist, want het is niet
zo duidelijk wat zij er van tevoren verwachtten. Zijn verwachtingen juist niet
verwarrend en versluierend? Moet je juist niet als een blanco blad - in het
geval van Audrey wellicht een leeg tekenpapier - het WERK - andere benaming
voor ayahuasca-trip - ingaan?
Niet dat Anton Valens zich
bezighoudt met deze bespiegelingen. Dat pleit zeer voor hem, trouwens. De kern
van het verhaal wordt gevormd door deze trip en de veelsoortige belevenissen en
ervaringen van Djoeke, die zonder twijfel het hoofdpersonage is en door zijn
ogen beleven wij zijn verhaal. Aan het begin van het boek wordt duidelijk -
niet direct aan mij, overigens, maar dat ligt vast aan mij - dat deze
sjamanistische trip alweer een tijd geleden is, en dat die wellicht het einde
van een depressieve periode aankondigde.
Djoeke is een loser,
ongetwijfeld; een sympathieke loser? Mwah, nee; hij wordt geobsedeerd door de
ranke, intense, boho Audrey. De twee krijgen een verhouding waarin zij de
richting en de frequentie bepaalt; tenminste volgens Djoeke. Zij lijkt
functioneel frigide waar het de erotiek en de geslachtsdaad betreft: het
gefriemel tussen haar benen en het ‘gemanipuleer’ in haar ‘punani’ (dat woord
is slang, ik dacht iets uit de Kama Soetra; dat verraadt direct iets over mij,
haha). Overigens praat Djoeke niet in termen van frigiditeit, en het erotische
gestuntel brengt hem in gedachten terug bij zijn ex-vriendin Roelien. Als lezer
krijg je geen warme gevoelens bij Audrey, maar ik realiseerde me maar al te
goed dat het Djoeke’s gevoelens en bedenkingen zijn over haar. Hij voelt zich
sowieso de mindere van haar en snapt niet wat zij in hem, voormalig acné-lijder
en pokdalige, in hem ziet. Hij heeft een groot minderwaardigheidsgevoel. Daarom
kan het ook niet duidelijk worden wat Audrey in hem ziet; je denkt al (te?)
snel: ze moet getroost worden, ze heeft een aanbidder nodig, ze doet het voor
de blote aandacht.
Met de andere bewoners
komt Djoeke wel in contact maar erg diep gaan zijn gevoelens ten opzichte van
hen niet. Zijn gedachten worden gaandeweg volledig in beslag genomen door de
Pythia (dat is overigens mijn aanduiding van Audrey, rdv; mijn manier van
grappig zijn, denk ik). Zo is er bijvoorbeeld Aiden, de man die een speciaal
soort fetisj heeft; hij geilt op rubberlaarzen die ‘rieken’ naar zweet van
mannenvoeten. Dat is best grappig. Zijn fetisj brengt hem niet veel geluk. Hij
verliest zijn lieve Newfoundlander Pericles; wie noemt zijn hond Pericles? Dat
is een heel zielig en afschuwelijk verhaal. Aiden komt in de problemen met de
Poolse paprikaplukkers (wat een schoonheid van een alliteratie).
Er is de Poolse mevrouw
Beatric Koblitska met haar zoon Olek; de zoon die maar niet aan Poolse
werknemers kan komen voor zijn aannemersbedrijf - als het dat is, een
aannemersbedrijf -; wat een groot tragikomisch effect heeft.
Er zijn ook de invalide
Jefferson en de gepensioneerde Patrick, die werkelijk in een bad trip lijkt te
zijn beland. Op de een of andere wijze
zijn Audrey, Fiantelli en Carolina Monsanto (what’s in a name?) tot het inzicht
gekomen dat een ayahuasca-sessie de zielepoten van het vakantiepark weer op de
rit zou kunnen zetten, of er gloort een ander inzicht: namelijk dat het 100
euro de deelnemer opbrengt.
Zoals de gedachten van een
meditatie-beoefenaar ongeordend zijn, zo zijn die van een ayahuasca-drinker dat
evenzeer. Wat te denken dat Monsanto het drankje gebrouwen heeft? Gruwel?
Niet alleen trekt zijn
verleden bij Djoeke langs, zijn inzichten en ontologische vragen doen dat
evenzeer. Zo vraagt hij aan ‘zijn Ander die geen Ander is' (dualiteit waar
niet-dualiteit heerst), zijn alter ego om het zo te zeggen: ‘Is de dood het
einde van mijn bewustzijn? Stopt dan mijn tijd?’* (ib.: 80) Maak je niet druk,
zegt ‘zijn Ander die geen Ander is’, er bestaat alleen het NU (mijn parafrase,
rdv). En meer van zulke eureka’s: ‘Ik ben die ik zal zijn.**’ (ib.: 84).
Djoeke noemt het zelf zijn
gesprek met God, terwijl hij zich realiseert dat joodse kabbalisten wel cijfers
en letters hebben voor God maar dat zijn naam niet uitgesproken kan worden. ‘Het besef van het voortschrijden van de
tijd kruipt onder zijn huid en doet hem huiveren.’ (ib.: 89)
Het is maar de vraag of de
ayahuasca Djoeke blijvende inzichten heeft verschaft. Als we het motto van
Zhuang Zi nogal letterlijk nemen, waarschijnlijk niet, of niet op de wijze als
hij misschien gedacht had, of gehoopt. Het leven zelf lijkt een nog warriger
Pythia dan hele Audrey en haar gedoe.
In meerdere opzichten vind
ik dit een verwarrend boek. Natuurlijk is het verwarrend omdat het gaat over
een trip; daar is qua momentane ervaringen natuurlijk geen kaas van te maken,
hoewel de auteur de lezer altijd stuurt. Verwarring blijft ook over hoe dit
boek te lezen. Ik ben er ook nog niet helemaal uit en op de een of andere wijze
heeft de auteur mijn sympathie, al ligt zijn boek Ont al veel te lang ongelezen
in mijn kast. Zijn observaties, overdenkingen en humor zijn behoorlijk subtiel
en subliem. Het zijn de glimlichtjes op de nachtelijke golven, de flonkerende
sterretjes aan de donkerblauwe hemel. Het verhaal is gewoon een beetje saai. Ik
noteerde in mijn schriftje: ik ben nu op blz 45 en ik zit nog steeds niet in
het verhaal. Dat is ook weer een les voor mij. Meestal beweer ik dat ik het
verhaal niet zo belangrijk vind, dat de wijze waarop een roman geschreven is
voor mij belangrijker is. Maar dit boek logenstraft mijn opvatting, denk ik. Of
het moet zijn dat er een behoorlijke congruentie bestaat tussen de best wel
saaie hoofdpersoon en het redelijk saaie verhaal. Stille wateren hebben diepe
gronden. Ik geloof dat ze dat vroeger ook over mij zeiden.
Toch raad ik een ieder aan
deze roman van Valens te lezen en zijn eigen oordeel te vellen.
* Onlangs las ik dat Anton
Valens uitgezaaide nierkanker heeft, en dan zijn zulke uitspraken des te
navranter en huiveringwekkender. Dit is dan misschien ook wel Valens’ laatste
roman.
** Een uitspraak die ook
in de Bijbel staat, en natuurlijk tegenwoordig gebezigd wordt door allerlei
spirituele types. Ik vermoed dat de oude Chinese tao-meesters van hierboven er
zeer smakelijk om zouden lachen.
Auteur
Hij kreeg zijn
schilderopleiding aan de Gerrit Rietveld Academie en Rijksacademie en was
daarnaast werkzaam in de thuiszorg. Hij brak in 2004 als schrijver door met
Meester in de hygiëne.
Boektitels
mei 2004: Meester in de
hygiëne (uitgeverij Augustus)
maart 2008: Dweiloorlog
(uitgeverij Augustus)
juni 2008: Ik wilde naar
de rand van Beijing (uitgeverij Augustus)
mei 2009: Vis (uitgeverij
Augustus)
februari 2012: Het boek
Ont (uitgeverij Augustus)
Titel: Chalet 152
Auteur: Anton Valens
Pagina's: 187
ISBN: 9789025457839
Uitgeverij: Atlas-Contact
Verschenen: oktober 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.