dinsdag 12 november 2019

André Gide - Moerassen

Recensie door Roosje
Uitgeverij Vleugels



Zonder titel*

We volgen gedurende zes dagen een man zonder naam, een ik-personage, tijdens zijn leven en het schrijven van zijn literaire stuk, dat de volgende titel draagt: Moerassen**. We volgen hem in zijn dagelijkse doen, in de struggle zouden we nu zeggen van de urban jungle van zijn agenda, verplichtingen, sociale bezoekjes van vrienden - bijvoorbeeld van best friend Hubert -, andere literatoren op letterkundige avondjes, van zijn bff - hij slaapt bij haar maar niet met haar; hiermee geeft hij indirect te kennen niet hetero te zijn; de bff heet Angèle -, van een reisje, van het schrijven en afronden (?, dat is nog maar de vraag) van zijn boek Moerassen.

Het boek is nog net in de 19e eeuw geschreven maar doet direct erg modern aan. Vanaf de eerste woorden weet je als lezer dat dit geen gewone roman is, of een autobio, of een toneelstuk, of poëzie, terwijl alle genres in dit boek voorkomen. Bovendien krijgt de naamloze schrijver geen naam, is zijn werk misschien een écriture automatique? Dat is het ook niet helemaal. Het boek is een mengelmoes van dagboek, roman, autobiografie, toneelstuk en poëzie.
Ik dacht aanvankelijk: dit is een roman met sterke autobio-kenmerken.

Wat natuurlijk ook direct opvalt - en daar is Gide heel expliciet in - is dat dit boek zowel het schrijfproces toont van het boek en tegelijk het onderwerp ervan is. Een boek over het schrijven van een boek; en dat boek heeft sterkte autobiografische én algemeen-menselijke trekken; het is bedoeld als een egodocument én als platform voor filosofische en literair-theoretische uiteenzettingen.
Dat doet allemaal erg zwaar aan, maar zo schrijft Gide helemaal niet. Hij schrijft met grote luim en ironie, maar ook met grote ernst en aandacht voor de algemeen menselijke zwaarmoedigheid en diens existentiële twijfel..

Voor de zekerheid expliciteert Gide ons helemaal voorin zijn boek:

Ik wacht met het uitleggen van mijn boek tot anderen het mij uitleggen. Het eerst te willen uitleggen maakt dat je al meteen de betekenis ervan beperkt; want we mogen dan wel weten wat we te zeggen hebben, we weten niet of dat ook het enige is wat we zeggen…’ (2019: 11)

Wij lezers worden expliciet uitgenodigd een duit in Gides zakje te doen. Echter, wat blijkt in het verloop van het boek? Die lezers zijn blijkbaar niet de  contemporaine ‘letterkundigen’, die op een cultureel avondje bij vriendin Angèle, hem alsmaar over Moerassen (onder)vragen en hem aan een filosofische en literair kruisvuur lijken te onderwerpen. Tenminste, zo ervaart de ‘Schrijver’, een enkele keer ‘het Schrijvertje’ genoemd, het. Hij krijgt het acuut benauwd ondanks de ventilator die Angèle heeft laten aanbrengen, en hij moet weg.

Moralist Barnabé zegt - in parafrase -: u wilt de mensen dwingen tot handelen, want u hebt een afkeer van stilstand, maar de daden moeten uit henzelf voortkomen. (ib.: 63).
Galéas zegt - nog steeds in parafrase -: je geneest een zieke niet door op zijn ziekte te wijzen, maar te tonen wat gezond is. (ib.: 64).
De ‘grote’ dichter Valentin Knox (ongetwijfeld ironisch bedoeld, rdv): gezondheid is geen belangrijk goed, het is slechts de middelmaat van alles. Ziekte is juist geen gebrek maar zij heeft een meerwaarde: een gebochelde is een mens plus een bochel. (ib.: 64-65). Kijk eens bij Vergilius, waar Tityrus de normale mens vertegenwoordigt: ’…het is de mens die niet tegelijk met ons sterft en die leeft met hulp van ieder van ons.’ (ib.: 66) Die uitspraak is natuurlijk helemaal tegen het verkeerde been. Die Tityrus van Vergilius is juist de hoofdpersoon in het boek van de Schrijver. Die Tityrus staat symbool, of is een metafoor voor, De Tevreden Mens; de mens die zijn moerassige land beziet en er gelukkig mee is. Natuurlijk is er veel beter en vruchtbaarder grond denkbaar, grond die je kunt bewerken en waar je geen koorts (malaria!) oploopt, maar het is zíjn land en hij doet het ermee.

De Schrijver zou graag een Tityrus zijn en vol tevredenheid neerliggen - Tityrus recubans bij Vergilius - maar zo is hij niet. Het platteland en de buitenlucht doen niets voor hem, integendeel. Na het literaire avondje van Angèle is hij totaal van de kaart. In bed heeft hij de meest uiteenlopende, maar in ieder geval vreselijke gedachten, die langzaam overgaan in een afschrikwekkende toestand van illusoire beelden in de overgangsfase van waken naar slapen, om natuurlijk uit te monden in een onontkoombare nachtmerrie, waaruit hij angstzwetend ontwaakt en volkomen in de put  en uitgeput is. Hij stelt niets voor als schrijver, etc etc.

Toch, een enkele keer kijk hij uit het raam - het raam van Angèle - en mompelt: ‘Het leven, het leven van anderen! Dat, het leven! Het leven zien! Wat het toch is te leven!’ (ib.: 93) Een uitspraak die iets van vitalisme heeft, maar dat kan direct weer omslaan in diepe wanhoop en afkeer van datzelfde ‘Leven!’.

Een reisje met Angèle moet uitkomst brengen. De Schrijver zoekt het platteland om ruim te kunnen ademen. Het reisje bekomt hun slecht. Niet zozeer de bestemming is van belang, zo beweert de ik, met élan, maar het vertrek. Hoe dan ook, het miezert zowat de hele dag en Angèle heeft slechts haar parasol meegebracht en haar paraplu thuisgelaten. In een donkere schuur wachten zij tot het weer opklaart.

Hij houdt een agenda bij maar kijkt er zelden in. Hij schrijft zaken op om ze niet te hoeven herhalen, zoals hij ook voortdurende losse blaadjes vol schrijft met invallen en poëtische oneliners. Zijn agenda corrigeert hij ook net zo makkelijk weer. Zo staat er op een dag: proberen om 6 uur op te staan - dat noteert hij vrijwel iedere dag. Dan wordt hij op een dag om 8 uur wakker en voelt zich ziek; dan streept hij 6 uur door en vervangt dat door 11 uur.

Ironie en ernst, tegenstellingen, eigen observatie en de mening van anderen, als ook de omstandigheid dat het verhaal niet verloopt langs causale lijnen, maken dit boek en dit verhaal, dat eveneens het scheppingsverhaal van het boek is, tot een meerlagig avontuur, met absurdistische trekken, waarin het uitstekend past dat het boek niet maar bij één genre is onder te brengen. Woordspelig als in ironische stukken; woordspelig als in poëzie. De structuur is heerlijk circulair; het eindigt ongeveer zoals het begon, behalve dat Hubert vervangen is door Gaspard en Moerassen door Polders. Over Polders werd eerder opgemerkt dat hij dat maar eens wilde voltooien. Of Moerassen nu einde gekregen heeft? Ja zeker, en wel dit:


Om zes uur kwam mijn trouwe vriend Gaspard.
Hij kwam van het schermen. Hij zei: ‘Hé! Zit je te werken?’ Ik antwoordde: ‘Ik schrijf Polders…
(ib.: 114)


Hulde aan de Uitgeverij Vleugels die dit boek opnieuw heeft uitgegeven.

* Omdat Gide zijn boek geen eenduidig genre geeft, besluit ik maar net zo (?) tegendraads mijn stukje geen titel te geven, als was het een modern abstract schilderij (I wish…).

In het Frans Paludes, een archaïsche benaming die nog slechts voorkomt in de medische term paludisme = malaria. Paludes verwijst naar het Latijn - palus, paludis - van met name Vergilius, die prominent in Gides tekst voorkomt. Verder zijn er connotaties met ludes = spel; pa-lude (fonetisch voor pas lude) = zonder spel: spel en ernst, hetgeen slaat op de toon van Gides tekst. Het spelen met woorden, hun vorm en betekenis is van belang in deze tekst en wijst al vooruit op het absurdisme als van dada (mijn opvatting, rdv; lees ook nawoord van vertaalster Hannie Vermeer-Pardoen).

*** Automatisch schrijven (ook wel écriture automatique genoemd) is het schrijven zonder vooropgezet idee, met het doel de tekst te gebruiken voor een literair doel.
Literair gezien kan automatisch schrijven worden vergeleken met improviseren. De auteur schrijft wat in hem opkomt, ongeacht of het syntactisch juist is of niet. Het idee is dat men zo het onbewuste aanspreekt en op die manier tot nieuwe en onverwachte teksten kan komen, die evenwel qua idee dicht bij de opsteller liggen. De ontstane teksten worden vaak (niet per se) verwerkt tot poëzie, waarna ze dikwijls geredigeerd worden. Auteurs die automatisch schrijven toepasten zijn: André Breton, Louis Aragon en Guillaume Apollinaire.
Automatisch schrijven wordt wel een surrealistische techniek genoemd omdat deze voor het eerst doelbewust werd toegepast bij Dada en het surrealisme. 

Auteur

André Paul Guillaume Gide (Parijs, 22 november 1869 aldaar, 19 februari 1951) was een Frans schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1947.

Gide was de zoon van een protestantse vader uit de Midi en een uit een katholieke familie afkomstige maar tot het protestantisme bekeerde moeder uit Normandië. Hij was een van de belangrijkste schrijvers van zijn generatie.

De streng protestantse opvoeding door zijn moeder heeft hem schuldgevoelens en frustraties opgeleverd als jongeman. Ook zijn nicht Madeleine Rondeaux, met wie hij opgroeide en met wie hij ten slotte huwde, was puriteins; hun huwelijk was louter een spirituele verbintenis en is nooit geconsummeerd. Later raakten zij vervreemd, maar haar terminale ziekte bracht hen weer bijeen; zij overleed in 1938. In 1923 kreeg Gide ondertussen een overspelige dochter bij Elisabeth van Rysselberghe, de dochter van Théo en Maria van Rysselberghe.

Gide heeft zich uiteindelijk bevrijd van deze hem verstikkende banden. Door het lezen van de werken van Nietzsche, door ontmoetingen met schrijvers als Oscar Wilde en door de ervaringen tijdens zijn Afrikaanse reizen ontwikkelde hij zijn geestelijk evenwicht als universeel humanist wiens non-conformistische levensstijl werd aanvaard.

André Gide streefde ernaar open te blijven staan voor nieuwe kunststromingen als dadaïsme en surrealisme, of de mystieke kunst van William Blake, wiens werk hij vertaalde.

Op middelbare leeftijd ging hij een langdurige vriendschap en verhouding aan met de vijftienjarige Marc Allégret (1900-1973), die hij adopteerde en die later een bekend filmproducent zou worden.

Terugkerende themas zijn het religieuze en het zinnelijke, waarbij de balans in de loop der jaren steeds vaker naar het zinnelijke doorsloeg. Vanaf zijn eerste werk schreef Gide over zijn eigen leven, zijn eigen psyche; het zou hem nooit lukken zijn eigen 'Ich' uit te sluiten. Zijn werk wordt narcistisch genoemd.

Zijn homoseksualiteit komt in zijn werk pas later aan de oppervlakte: in de vroegere werken draait hij er nog wat omheen. Toen hij echter in de jaren negentig van de negentiende eeuw drie jaar doorbracht in Algerije, viel veel van zijn geremdheid van hem af, mede doordat hij verliefd werd op de jonge Athman. Daarna verschenen zijn grote werken l'Immoraliste (1902) en la Porte étroite (1909). Tijdens WO I schreef hij Corydon (gepubliceerd na de oorlog, in 1924) waarin hij de homoseksualiteit in een gunstig daglicht stelt en zich beroept op grote figuren als Blaise Pascal en Montaigne. Overigens was hij voorstander van een viriele vorm van homoseksualiteit, die hij beschouwde als niet "tegen de natuur", maar wel "tegen de norm". In 1926 kwam Les Faux-monnayeurs uit, door Gide wel zijn "enige roman" genoemd. Het was in ieder geval zijn monumentaalste.

Berucht is zijn houding tegenover de veelzijdige kunstenaar Jean Cocteau, op wie hij altijd heeft neergezien, zonder dat de reden daarvoor ooit duidelijk is geworden. Gides dagboeken wekken de indruk dat er (deels seksuele) jaloezie in het spel was.

Toen van de Amerikaanse auteur Gore Vidal in 1948 het openlijk homoseksuele The City and the Pillar uitkwam - een doorbraak in de VS - stuurde Gide de schrijver een exemplaar van Corydon.

In de jaren twintig begon Gide zich te bekommeren om de maatschappelijk zwakkeren. Hij werd een voorvechter van gelijkberechtiging van de vrouw en was voorstander van een humanere behandeling van misdadigers.

In de jaren dertig had hij, zoals vele schrijvers in die tijd, sympathie voor het communisme, vooral onder invloed van het evangelie. Maar na een reis naar de Sovjet-Unie in juni 1936, in gezelschap van Jef Last, keerde hij ontgoocheld terug. Naar aanleiding van dit bezoek schreef hij een destijds opzienbarend reisverslag Retour de l'U.R.S.S. (1936) dat scherpe kritiek bevatte op de toestanden die hij had aangetroffen. De Sovjet-autoriteiten waren niet gelukkig met dit boek, waardoor Gide in de Sovjet-Unie in ongenade viel. Hij verloor vele communistische en socialistische vrienden.[1]

In de jaren veertig ontwikkelde zijn denken over het concept van de vrijheid zich: absolute vrijheid, aldus Gide, was zowel schadelijk voor de maatschappij, als voor het individu.

Als oprichter van de Nouvelle Revue française (1909, na een abortief begin in 1908), maar vooral als vrijgevochten schrijver, heeft Gide een enorme invloed uitgeoefend op latere generaties Franse schrijvers en op de ontwikkeling van de moderne Franse roman, de Nouveau roman.

Het werk van André Gide is geprezen en aangevallen, maar zowel voor- als tegenstanders erkennen zijn meesterschap over de vorm. Hij kreeg eredoctoraten van diverse universiteiten, waaronder Oxford. In 1947 ontving Gide de Nobelprijs voor Literatuur. In 1952 zette de Katholieke Kerk zijn werk op de lijst van verboden boeken.

Titel: Moerassen - Paludes
Auteur: André Gide
Vertaling: Hannie Vermeer-Pardoen
Pagina's: 135
ISBN: 9789078627753
Uitgeverij Vleugels
Jaar: 1895; 1926; 2019


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.