vrijdag 12 april 2019

Marente de Moor - Foon


Recensie door Roosje
Uitgeverij Querido



Het knarsen der tijden

Ik hoor niets, maar het begint al licht te worden. Voor mij tekent zich het behang af met de kegeltjes en driehoekjes, achter mij de kamer. Met de half verduisterde ramen en de gebroken vensterbanken. Met het fluwelen stoeltje waarop mijn overgooier hangt alsof ik er nog in zit. [...] De voordeur is goed dicht. Toch glijdt tussen deur en en drempel het ijs van de veranda naar binnen en duwt tegen die veranda de tuin, waarop nog zo’n dertig centimeter sneeuw ligt.’
(2018: 5)

Lev en Nadja, twee zoölogen, wonen in een zeer afgelegen gebied in West-Rusland. De plaats van het oerbos, waar de dieren sprookjesachtige kenmerken bezitten en mensen veranderen in heksen en tovenaars. Geheimzinnig is het er. Vreemde verschijnselen, een pratende raaf, een intens blatend, babbelende bok, een trouwe hond, zoete herinneringen aan de beertjes. En er is iets als een kwade kracht, die heel af en toe de kop op steekt en die uit alle macht onder het deksel gehouden wordt.

Oud zijn ze, Lev en Nadja. Hij is dementerend en zij is vreemd, een heks noemen ze haar, ze drinkt te veel. Alleen de zoon, in beslag genomen door zijn eigen besognes komt nu en dan op bezoek met zijn smartphone en zijn ufo-fascinatie. En de pope, die geen pope is, maar een drank-beluste weirdo, komt langs om zijn buik te vullen en aanspraak te halen. 

Bladzijde na bladzijde vullen Nadja's gedachten onze gedachten. Aanvankelijk is er geen touw aan vast te knopen, maar ongelooflijk boeiend zijn haar innerlijk geraaskal, haar verwarrende hallucinaties en haar angstig gemompel. De Moor is hier een fantastisch schrijver, ze overtreft zichzelf met dit boek. 

De verschillende perioden uit Nadja’s leven schuiven over elkaar heen, buitelen over elkaar heen. Heel langzaamaan beginnen zich duidelijker lijnen van Nadja’s leven af te tekenen. Haar relatie en huwelijk met Lev, haar kinderen, zoon Dimka en dochter - en lieveling - Vera. Hun werk in de Russische rimboe, hun zoölogisch onderzoek, de wijze waarop zij hun inkomen verdienden; de relaties met hun medewerkers, de Nederlandse Esther, over wie Dimka vertelt dat zij weer terugkomt, en waarvan Nadja enorm schrikt, maar dat is ook een periode in het verleden; je weet eigenlijk meestal niet over welke periode Nadja het heeft; over Vera in Sint-Petersburg; over de dieren, de beren, de beertjes waarmee het noodlot over hen werd afgeroepen. 

Omdat we zo autarkisch leefden, duurde het even voordat de misère ons bereikte. De crisis begrepen we pas toen we de nullen telden op de rekeningen van water en elektriciteit. De doffe ellende bereikte een dieptepunt. De mensen waren verziekt door armoede, dronken wat ze konden vinden tot alles zwart werd, van de tenen aan hun ontstoken voeten tot het licht in hun ogen. Vanachter onze ramen zagen we hoe ze de tulpen afsneden in ons tuintje en we zeiden er niets van, omdat dit al geen mensen meer waren die zich lieten aanspreken. Toen ons erf leeg was, kwamen ze bij het laboratorium in het bos. Alles werd ontmanteld. Ze staken de onzinnigste zaken bij zich, een weegschaal, pipetjes, glasplaatjes, delen van onze droom die in dit nieuwe land allang geen waarde meer hadden.’ (ibidem: 96)

Lev maakt zich zorgen over de watervoorziening die naar zijn idee alsmaar minder wordt. Beiden horen zij het Geluid, de foon, die overal en altijd aanwezig is. Maar voor beiden klinkt het toch anders. Horen zij het omdat het zo stil is in het bos, horen zij het omdat ze te veel drinken en steeds meer in de war raken en angst hen aan het overmeesteren is? Is het God die de meubels verschuift, in Nadja's visioenen? Is het het kreunen van de Aarde zelf? Of het over elkaar heen schuiven van de aardkorsten, het primordiale van de aardse oerkrachten? Het altijd aanwezig achtergrondgeluid klinkt soms als het apokalyptische klaroengeschal, de trompetten van de aankondigende engelen. De pope probeert haar tot het geloof te brengen.
Zelf ziet Nadja de Schepper in de Grote Machinist op de Locomotief van het Leven, die zij alsmaar aanroept en tot haar praatpaal en biechtvader aanroept. Er zou ooit een treinverbinding aangelegd worden of die is er ooit in het verleden geweest. 

Als Lev op zekere dag verdwijnt, nadat Nadja een astronomisch hoge rekening voor het gebruik van gas en licht heeft ontvangen - hoe verwart zij inmiddels? Ze probeert zelfs niet eens zoon Dimka te bereiken. De telefoon heeft ze verstopt, angstig voor het geluid, angstig voor het contact met de buitenwereld. Die verbinding is vanzelfsprekend sowieso slecht. Dat is logisch voor een zo afgelegen gebied waar volgens officiële bronnen niemand meer woont. Misschien woont er ook wel niemand. Misschien is Nadja de middagheks geworden. Misschien is haar wanordelijk innerlijk gebrabbel nog maar een relict van de vrouw, de wetenschappelijk onderzoeker, die zij vroeger was. 

Geleidelijk en toch ook weer plots, als met een schok als van een niet geregistreerde aardbeving, maakt De Moor ons lotgenoot van dé gebeurtenissen. Ineens vallen de stukjes netjes op hun plaats. De Moor heeft dat heel kundig gedaan; zij beweegt geleidelijk de stukjes naar elkaar toe, bijna zonder dat je er als lezer erg in hebt. Je bent namelijk zo in beslag genomen door de sprookjesachtig hallucinerende gedachten en bezweringen van Nadja, dat je daar helemaal in opgaat. 

Voor mij had het verhaal geen duidelijke afronding nodig, maar fraai is het wel. 

Het moderne Rusland, van na het communisme, komt aan de orde. De Moor is slaviste en dat is te merken aan het gemak waarmee ze zich beweegt in dat land, dat werelddeel en zijn geschiedenis, zijn sprookjes en volksverhalen. 

Dit is het tweede boek dat ik van haar lees. Over De Nederlandse maagd was ik niet heel enthousiast, te geforceerd, meen ik. Maar deze roman is fenomenaal, intrigerend, hallucinerend. Ik snap niet zo goed waarom deze roman niet op de shortlist van Libris Literatuurprijs staat. Vermoedelijk omdat deze roman een groter publiek minder aanspreekt, denk ik met mijn misschien wat elitaire smaak. 

Auteur

Marente de Moor (Den Haag, 1972) is een Nederlandse schrijfster en columniste. Ze won de AKO Literatuurprijs (2011) en de European Prize for Literature (2014) voor haar roman De Nederlandse maagd (2010). Zij had enkele jaren een vaste column in Vrij Nederland. Haar werk is in tien talen vertaald. 
Zij groeide op in Bussum en had in haar jeugd al een fascinatie voor Rusland. Op haar achttiende bezocht ze een communistisch jeugdkamp in de Sovjet-Unie. De Moor studeerde Slavische taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Tussen 1991 en 2001 woonde ze acht jaar in Rusland waar ze aan de theaterschool studeerde en als verslaggever werkte voor een misdaadprogramma op de Peterburgse televisie. Ze schreef columns voor De Groene Amsterdammer die in 1999 gebundeld werden uitgegeven als Peterburgse vertellingen. Bij terugkeer in Nederland werkte ze als redacteur voor Elsevier en HP/De Tijd. 
In 2007 verscheen haar debuutroman De overtreder die in 2010 in door Suhrkamp Verlag werd uitgegeven als Amsterdam und zurück. Haar tweede roman, het in 2010 verschenen De Nederlandse maagd (Die Niederländische Jungfrau, 2011) werd in 2011 bekroond met de AKO Literatuurprijs en in 2014 met de European Union Prize for Literature. Haar derde roman, Roundhay, tuinscène kwam in 2014 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Haar verhalenbundel Gezellige verhalen werd bekroond met de J.M.A. Biesheuvelprijs.

Titel: Foon
Auteur: Marente de Moor
Pagina's: 320
ISBN: 9789021412009
Uitgeverij  Querido
Verschenen: oktober 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.