dinsdag 2 juni 2020

Dietske Geerlings - Als het licht mijn raam vindt

Recensie door Marijke van der Hoek
Uitgeverij Pumbo.NL


Schilderijen als verwerking…

Voor mij was dit een onbekende schrijfster, maar nu wil ik meer van haar lezen!
In het begin voel je je als lezer net zo ‘ontheemd’ als de dement wordende oma Maria. Zij staat op van de stoel bij het raam (toch een typisch plekje voor ouder wordende mensen) en ziet haar moeder (?) aankomen. In haar wazige wereld verwart zij heden en verleden;

“… ik zit er precies middenin… ik voel me losstaan van alles…”(blz 12)

Het is zo beeldend beschreven dat je het leest en herleest.
Je vraagt je af… wie-is-wie? Is ‘mama’ ook de dochter Lucille?
De dementie van oma Maria is zo treffend beschreven, dat – zelfs al heb je dementie in je naaste familie of omgeving niet meegemaakt – je heel goed kunt voorstellen in welke mistige, verwarrende wereld deze mensen moeten leven.

“… zo voel ik me eigenlijk ook een beetje… hangend in het donker, alsof er allemaal hapjes uit mij gegeten zijn en er nog maar een klein stukje van over is…”(blz 99)

Het wisselende vertelperspectief dwingt je tot grondig lezen, soms tot herlezen. Zelf heb ik in het begin een stamboom getekend om de familierelaties scherp te krijgen. Je begint met een raadsel, maar al lezend krijg je steeds meer stukjes van de puzzel aangereikt die in elkaar passen. Zo werden voor mij de personen van ‘mijn stamboom’ per hoofdstuk scherper getekend.

Lucille Claudel heeft niet alleen de naam van haar oma Lucille Claudel, maar is zelf ook kunstschilder, net als haar oma! Beide vrouwen schilder(d)en erg goed. Lucille is op bezoek bij haar dement wordende moeder Maria. Zij ziet in het glas-in-lood raam een gestalte, gefilterd door de warme kleuren van het glas.. háár gestalte.. Jildou… mijn kleine meisje. Wie is Jildou, denk je dan..

Na deze ervaring besluit Lucille een reeks van zeven doeken te gaan schilderen. Waarom ‘zeven’? Veel mensen zullen het direct herkennen als een heilig getal. Zeven staat symbool voor compleetheid. Het geeft aan dat iets af is: iets kan niet beter worden dan het is, of juist niet erger. In deze roman zal het leiden naar de catharsis. De catharsis.. want er is in het leven van deze vrouwen sprake van een groot onheil. Alleen is het de vraag wat Lucille hier mee doet:


“… wil ik mijn geheim wel prijsgeven… ik kan geen vreemden toelaten…ik kijk terug, maar ik sluit mijn hart….”(blz 40)

In de flashbacks worden veel gegevens duidelijk. Hoe zit het met Jildou, hoe zit het met Mara, het meisje? Wat is de rol van de kloostertuin?
Lucille begint met de reeks schilderijen, de eerste 5 doeken lukken redelijk snel. Het zijn momentopnamen:

“… van die ene middag in de zomer…”(blz 38)

Lucille heeft het heel moeilijk met die laatste twee schilderijen. Je voelt als lezer dat zij door een diep dal moet. Ze belt haar vriend Joshua. “Neem me mee naar de kloostertuin.” Nu kan ze niet meer terug. De sfeer waarin dit plaats vindt is zo beeldend beschreven dat je het gevoel hebt bij deze ontmoeting aanwezig te zijn.

Haar ogen spiegelen de wanhoop en het afgrijzen om het verleden te ‘ontmoeten’.
In zeven (!) jaar heeft ze niet zo gehuild.. ze kan niet meer stoppen.
Die kloostertuin, wat voor herinneringen liggen daar? Zowel Maria als Lucille ervaren dat als een ‘zware deur’ die niet of nauwelijks met heel veel moeite open moet gaan.
Als oplettende lezer krijg je elke keer een vooruitwijzing naar het drama. Lucille vertelt aan Mara:

“… ik heb mijn hele leven het gevoel gehad dat ik een heel groot offer moest brengen om omie Maria gelukkig te maken..”(blz 109)

Het verhaal van Jildou wordt vnl in flashbacks helder, maar speelt heel duidelijk ook in het heden van deze sterke vrouwen. Een prachtige vorm om de lezer mee te nemen. Mara, de kleindochter voelt de onuitgesproken gevoelens van Lucille en omie Maria, emoties en verdriet haarfijn aan.
As Lucille het laatste schilderij wil schilderen vraagt ze haar moeder Maria om erbij aanwezig te zijn. Lucille twijfelt wel.

“… Ik weet niet wat ik over ons afroep, maar als er een hel is, moeten we er samen doorheen om het licht te bereiken…”(blz 185)

Al deze schilderijen worden, na voltooiing, tentoongesteld in de kloostergangen.

“… het is wonderlijk hoe het verdriet zich manifesteert in de ruimte …. Soms gaat het kalm naast je zitten… soms valt het je aan met open vizier…”(blz 208)

Deze roman eindigt met een klein lichtpuntje zoals op het zevende doek:
Een klein puntje licht druppelt subtiel het einde binnen als een optimistisch wolkje.
Gefascineerd werd ik door dit boek. Een prachtige vertelstijl met veel beeldende taal, het boeide me tot aan het eind. Het ‘immense verdriet’ wordt stukje voor stukje bloot gegeven, maar wel zo dat het respect afdwingt voor degene die het moeten verwerken. De symboliek in het verhaal, de prachtige heldere opbouw… ik kan maar een ding zeggen: dit boek moet gelezen worden!!
Én een auteur waarvan je de publicaties in de gaten moet houden.

Dietske Geerlings (1971) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde. In Zutphen verdient zij sinds 1996 haar brood als docent Nederlands en in 2018 zag haar eerste dichtbundel bRoos het levenslicht. Hier bleef het niet bij, want er verschenen nog drie dichtbundels en drie romans.

Thema’s:
Dementie, rouw, verwerking, sterke vrouwen, moederschap, roman,
triggert eigen herinneringen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.