Recensie door Tea
van Lierop
Uitgeverij
Ambo|Anthos
Zinderende
finale van de trilogie
Einde….
ongelooflijk hoe deze magnifieke trilogie eindigt!
De
jongen, Jens en de knecht Hjalti zijn gestrand. Zij waren op weg -
door weer en wind - een kist weg te brengen, een doodskist met het
lichaam van Asta, een dode Joodse vrouw. Een ongeluk doet hen stranden
en de jongen vraagt zich af of hij nog leeft. Dan
komt de vrouw met het rode haar en vraagt of de jongen wil leven of
sterven en kust hem, een kus waarin het leven zit.
Zo
begint deel drie en gelukkig gaat het verhaal nog vele pagina’s
door met verhalen over de jongen, de blinde kapitein, Geirthrud,
Jens, Gisli en al die anderen die deel uitmaken van de afgelegen
dorpsgemeenschap in IJsland. Dit deel zou afzonderlijk gelezen kunnen
worden las ik ergens, maar dat is geen aanbeveling, het boek wordt
zoveel mooier wanneer de namen al een geschiedenis hebben.
De
reizigers worden opgevangen in Vlakbank, vanuit het huis heeft de
jongen uitzicht op de witte bergen en de ‘pikzwarte rotsgordels als
de deuren van de hel.’ Daar mag hij op krachten komen en horen wat
er gebeurd is. Jens heeft bevriezingsverschijnselen en is er minder
goed aan toe dan de jongen. De Odyssee van Jens en de jongen duurde
zes dagen, een reis vol ontberingen en toen dat afschuwelijke
ongeluk. Wat een drama, de dode knecht kan niet gemist worden in het
moederloze gezin waarin vader Bjarni nu alleen de zorg heeft over de
kinderen en zijn oude moeder. In prachtige bespiegelingen wordt de
nieuwe situatie beschreven zoals hij is, met al zijn pijn, verdriet en
verlangen. Het is volstrekt onmogelijk weer te geven hoe Stefánsson
ons vertelt hoe het is te leven, lief te hebben, te lijden en te
sterven. Om dat te kunnen moet je de auteur zelf aan het woord laten.
Elke bladzijde is gevuld met woorden die de mooiste en diepste
beelden oproepen. Het zal voor iedere lezer anders zijn welke het
meeste aanspreken, maar wat te zeggen van deze:
‘Toen stierf Hjalti. De meeuw klaagt weer. Ergens staat geschreven dat degene die van de kou omkomt niet helemaal sterft, maar in een meeuw verandert, een klaagzang in de lucht wordt.’
Dat
woorden een belangrijke rol kunnen vervullen is duidelijk, sterker nog, woorden uit het verleden zijn in dit boek een leidmotief. De herinneringen van de doden komen als gedichten
en verhalen tot ons.
‘Arbeid adelt. Spreekwoorden en stijlfiguren bewaren in zich de wijsheden van de loop der tijden, het destillaat uit het leven van vele generaties, de bondige boodschap van het verleden naar het heden, in de juiste woorden gekerfd en gepolijst zodat ze niet worden vergeten, niet verloren gaan, door de tijd heen dringen en waar zouden we ook zijn zonder de kennis van het verleden, arbeid adelt, heel juist, maar ook gevaarlijke nonsens.’
In
dit deel komt na de lange, koude winter de lente. Maar in deze
streken komt de lente laat en is kort van duur. Lente is niet alleen
maar groen, licht en lucht gevuld met het vrolijke getjilp van
vogeltjes. De lente is ook het jaargetijde waarin de doden begraven
worden, waarin alles vochtig wordt door de smeltende sneeuw en waarin
wit en zacht grauw en nat wordt. ‘Als sneeuw het verdriet van de
engelen is, dan is natte sneeuw het spuug van de duivel, alles wordt
nat, zwaarder, de sneeuw een smerige smurrie.’ Lichamen van de
doden zullen als voedsel dienen voor de vos en de raaf. Lente
betekent voor de jongen ook liefde, de hunkering naar een vrouw is
bijna niet te dragen. Waar blijft ze, wanneer zal hij de liefde mogen
omarmen? Deze trilogie beslaat vier seizoenen, in dit jaar is behalve
de wisseling van de jaargetijden ook de coming-of-age van de jongen
te zien. Was hij eerst nog schuchter en onder de indruk van hen die
weten en van vrouwen met hun enorme aantrekkingskracht, langzamerhand
ontpopt hij zich letterlijk tot een jongeman die zelf weet en durft
naar zijn instincten te luisteren. Prachtig hoe hij de vrouw met de
rode haren ontmoet:
‘Hij praatte en onderwijl nam hij een beslissing of hij gaf er veeleer aan toe. Een bootje zien te krijgen, noordwaarts naar Vlakbank roeien, roeien in de richting van het rode haar, in de richting van wat hij niet wist wat het was. Het moest gewoon gebeuren. Het hart beval het.’
En
dat het hart ’het’ beval, is het bewijs dat ‘het’ de juiste
hartkamer gevonden heeft. De kamer van het geluk in plaats van die
van de wanhoop. Het staat allemaal in dit boek én in een oud Arabisch
handboek, zodat zij die dit boek lezen weten hoe gevoelens werken,
waar wij invloed op hebben en waarop niet, hoe krachten gemobiliseerd
kunnen worden. Helaas lezen we ook dat de doden betreuren dat alles
wat nu gebeurt, elke fout die nu gemaakt wordt, lang geleden ook al
gemaakt werd.
Aan
iedereen die graag ondergedompeld wordt in een omgeving waaruit niet
te ontsnappen valt, metaforen kan waarderen en niet schuwt in
zijn eigen ziel te kijken: 'Lees deze geweldige trilogie, ik las hem
in hartje winter en vond dat een perfecte timing!'
De auteur
Jón Kalman
Stefánsson (1963) werd geboren in Reykjavík. Hij behoort tot de
grootste Europese schrijvers van deze tijd.In een poëtische en
beeldende stijl schrijft hij over IJsland. Stefánsson werd
genomineerd voor de Nordic Council Literature Prize en won de
IJslandseliteratuurprijs en de Per Olov Enquistprijs.
Auteur: Jón Kalman
Stefánsson
Vertaling: Marcel
Otten
Uitgever:
Ambo|Anthos
ISBN: 9789041422149
Pag.: 414
Genre: fictie
Verschenen: augustus
2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.