Recensie door Roosje
Uitgeverij Atlas Contact
Moeder
der smarten, bid voor ons, nu en in het uur van onze dood
Mater
dolorosa, ora pro nobis, nunc et in hora mortis nostrae
Let op: ik heb me in het onderstaande niet druk gemaakt over spoilers. Als je er niets van wilt
weten, lees dan eerst het boek van Brouwers en daarna pas eventueel mijn
stukje.
Bezonken rood van Jeroen
Brouwers is de keuze van mijn fysieke leesclub, waar ik alleen nog aan
meedoe als de titel me aanstaat. Een veellezer moet keuzes maken. Elena
Ferrante bijvoorbeeld, daar besteed ik liever geen tijd aan. Wie weet wanneer
mijn hora mortis gekomen is; een
beetje haast heb ik wel.
Dit boek las ik
ruim dertig jaar geleden voor het eerst, het kwam uit in november 1981;
Brouwers schreef het in de eerste helft van dat jaar. Het lijkt een autobiografische
roman, en met die term zeg je eigenlijk niets: hoeveel daarvan is dan ‘echt
gebeurd’ en hoeveel is fictie? Ongetwijfeld hebben autobiografische gegevens
ten grondslag gelegen aan deze roman. Maar het is Brouwers vertelling en
verzinning van gebeurtenissen in zijn jeugd. Ik ontkom er hier niet aan om even
in te gaan op de ruzie die Brouwers kreeg over zijn roman met Rudy Kousbroek,
die ook als kind in het jappenkamp had gezeten en die vond dat Brouwers
schromelijk overdreef met zijn gruwelijk verhalen in Bezonken Rood. De relativerende Kousbroek vond zijn ervaringen op
de katholieke scholen die hij na het kamp bezocht veel erger. Het is niet
ondenkbaar dat Brouwers, een gepassioneerd schrijver, veel minder relativerend
dan Kousbroek, zijn verhalen heeft aangepast, gefictionaliseerd omdat hij dat
wilde of omdat hij daar innerlijk toe werd genoodzaakt. Laat ik het zo maar
vertalen. Ze hebben beiden gelijk, Kousbroek en Brouwers, daar houd ik het op.
Het boek begint
op het moment dat Jeroen Brouwers’ moeder overlijdt: ave Maria, bid voor ons
zondaars, nu en in het uur van onze dood;
- Brouwers verzint geen alter ego, geen andere naam, maar dat mag ons er
niet van weerhouden voorzichtig te zijn met het al te letterlijk opvatten van
zijn tekst. Zijn moeder is dood en hij voelt niets. Direct moest ik denken aan
de voor mij in ieder geval iconisch geworden vreemdeling, Meursault, uit het
gelijknamige boek van Albert Camus. Een iconisch boek, blijkbaar, steeds weer
kom ik verwijzingen naar en verbanden met dat boek tegen. Dat is voor ons ieder
heel persoonlijk. Maar De vreemdeling
van Camus heeft, ook vroeger al, enorme indruk op me gemaakt. Meursault voelde
ook niets toen zijn moeder dood ging, terwijl allerlei mensen om haar doodsbed
aan het wenen waren. Als puber las ik het boek en wist intuïtief dat die
reactie een logisch gevolg is op de dood van de meest nabije persoon in je
leven, je moeder, Maria, mater dolorosa. Ik heb zelf dat net zo gevoeld bij de
dood van mijn moeder.
Waarom Jeroen
niets voelt bij de dood van zijn moeder, uit wie hij als ‘een baksteen’ geboren
werd, dat krijgen we in de loop van dit boekje te horen. Voor Brouwers is dit
een vrij dun boekje, 129 pp. Ik ben weliswaar een gevoelsmens maar een
huilebalk ben ik geenszins; bij dit boek schoten mijn gemoed en mijn ogen
vrijwel onmiddellijk vol.
Hij vertelt het
verhaal van het zoontje, dat hij is, zijn moeder, zijn zusje en zijn oma in een
jappenkamp in voormalig Nederlands Indië
in WOII tijdens de Japanse bezetting. In de jaren 80 van de 20e eeuw was het
niet de eerste keer dat dat verhaal verteld werd maar het ging nu ook weer niet
strijk en zet over het jappenkamp. Wat hij vertelt, is gruwelijk, maar ook
gruwelijk poëtisch. Brouwers is altijd poëtisch, hij weeft zijn teksten met een
paar motieven in elkaar, waarmee een groter patroon ontstaat, mooi van snit en
intens van inhoud en betekenis. Brouwers is de meester van het zuinige
motiefgebruik. Ik bedoel: het zijn een paar motieven, hier bijvoorbeeld:
spinrag, (spinnen)web, voile (op en hoed, voor een gezicht), voile-achtige
kleren, met kleuren als lila, blauw, roze maar dan de pasteltinten, tralies:
dat hoort bij elkaar: hard en zacht, verhullend, beschermend, maar ook
afsluitend van de wereld, buitensluitend.
En verder
boeken, Daantje op reis van Leonard
Roggeveen, leren lezen - uit dat beduimelde boekje leert zijn moeder hem lezen
-, de taal als bezwering, bidden, de litanieën van en over Maria, het Ave
Maria, gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend zij Jezus - al komt het
kindje Jezus in dit boek niet voor -, de vrucht van uw schoot, de aanroeping
van de moeder der smarten in nood, de taal die Jeroen in staat stelt de
gruwelijkheden te boekstaven, die hem de zin van zijn leven verschaffen.
En de motieven
rond moeder, Maria, de vrouw, zijn zusje, zijn oma, zijn vrouw, zijn
dochtertje, zijn minnares Liza. Nergens komen er jongens in voor, logisch, het
jongetje groeit op zonder vader, zonder mannen in een vrouwenkamp. Hij heeft
zelfs geen vriendjes, alleen zijn zusje en een vriendinnetje. Motieven rond de
geheimen van vrouwen, hun schoot, hun zwangerschap, hun seksualiteit, hun
menstruatie, hun bloed. Maria is weliswaar moeder aller mensen, Jezus speelt in
het leven van deze Jeroen geen enkele rol, Jezus is het jongetje Jeroen, dat
het lijden van de mensen, nou ja in ieder geval dat van zijn moeder op zich
neemt maar hij weet dat hij daarin geen heldenrol speelt.
Er is ook een
serie motieven rond tijd(sverloop), klokken, horloges en klokkenwinkels - Liza
woont boven een klokkenwinkel, doodsklokken met de onontbeerlijk ‘o’... - zie
hieronder -.
Het is een
conglomeraat van een paar motieven waarin alles past.
Wat mij ineens,
bij herlezing dus, opviel is het gebruik van assonance, van het binnenrijm met
‘o’ en ‘oo’, zoals al blijkt uit de titel BezOnken rOOd; deze o-klank staat
voor de dood. Net als trouwens in het recente boek van A.F.Th. van der Heijden,
Mooi doodliggen. Maar de titel van
Brouwers is nog even wat poëtischer, omdat de dood zelf niet genoemd wordt. Ja,
oké, hij ligt voortdurend op de loer in het kamp, en we beginnen natuurlijk
meteen met de dood van Jeroens moeder, maar hij voelt er niets bij. Hij gaat op
zoek naar dat gevoel voor en bij zijn moeder, met wie hij al jaren een heel
lauwe relatie had. Hij wil voelen en hij wil ook niet voelen: hij stopt Seresta
en Mogadon in zijn lijf en jenever om juist maar niets te voelen van die pijn,
die hem het leven onmogelijk maakt.
- In andere
passages zijn er binnenrijmen met ‘a’; iets minder opvallend. Het viel me
gewoon op als die o’s en toen ben ik gewoon gaan onderstrepen, en een enorm
aantal woorden met ‘o’ sprongen uit de pagina’s tevoorschijn. Dat is geen
toeval.
De titel Bezonken rood slaat onder andere op de
vlag van Japan
natuurlijk, maar ook op de ondergaande zon, de wereld die ondergaat in de
bloedrode brand van geweld en gruwel. Leuk detail: moeder had gezegd; beschouw
die jappenvlag maar als die van ons, dan neem je het blauw van de hemel er maar
bij - bij het wit en het rood.
De lezer heeft
inmiddels wel door dat het gaat om iemand met een posttraumatisch
stresssyndroom, ik geloof dat dat alweer anders genoemd wordt. Toevallig las ik
afgelopen weekend een artikel in de Volkskrant over Hilary Mantel en haar
historische reeks over Thomas Cromwell en over haar eigen leven. Even kijken of
ik dat een beetje behoorlijk kan
parafraseren: er zijn dingen die je als kind meemaakt die je niet snapt en
daarom niet onthoudt of niet opslaat, later begin je daar vat op te krijgen en
herbeleef je je grotere of kleinere trauma’s opnieuw, maar dan achteraf en als
volwassene. Dat kan
inslaan als een bom. Zo is het met het jongetje Jeroen ook. Maar er is nog iets
meer - het is bij Brouwers altijd toch nog even wat meer -: op het einde van de
oorlog wordt zijn moeder helemaal in elkaar geslagen door de Japanse
kampleider, de Dood in hoogsteigen persoon, die Sone heet; zie je weer die ‘o’,
dat is echt niet toevallig! De jongen mag van zijn moeder niet van zijn plaats
komen om haar te helpen of iets dergelijks, hij kan emotioneel niet anders dan op dat moment
afstand van haar te nemen: hij houdt niet meer van haar, zijn gevoel voor haar
stopt, anders wordt het hun beider dood. Je houdt de dood buiten de deur door
niet meer te voelen. Maar verraden word je altijd, want je hield niet meer van
haar en toch ging ze dood.
Ze wordt
gecremeerd - er is ook een motievenreeks rondom as en dergelijke - om 15.00 u
en nog wordt de Heiland niet genoemd, als ware hij de satan. Zijn moeder
verdwijnt van de aarde als ware zij de Heiland zelve, om 15.00 u.
Het nu-verhaal
is het overlijden en het begraven van Jeroens moeder, en de dagen daartussen.
De flashbacks gaan natuurlijk over het kamp. Jeroens moeder is Maria, voor
sommigen te hoog verheven om werkelijk lief te hebben. We hebben Maria niet
lief, we hebben haar nodig, zij moet voor ons bidden, want zelf kunnen we dat
niet. Jeroen kan dat niet; hij kan niet bidden; hij kan slechts schrijven....
‘Koningin van de engelen. Koningin van de
aartsvaders. Koningin van de profeten. Koningin van de apostelen. Koningin van
de martelaren. Koningin van de belijders. Koningin van de maagden. Koningin van
alle heiligen. Koningin zonder smet ontvangen. Koningin van de allerheiligste
rozenkrans. Koningin van Atlantis. Bid voor ons. Spaar ons. Ontferm u over ons.
Hoor ons. Verhoor ons. Ontferm u over ons.
Geboekstaafd is: ‘Mijn moeder was de mooiste
moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden.’’ (1988: 118-119)
Schrijven is
voor Jeroen de wereld enigszins leefbaar maken voor zichzelf, schrijven is de
slechte tovenaar enigszins een rad voor ogen draaien, schrijven is zijn moeder
eren omdat hij dat niet op een andere manier kan. Al voelt hij hij niks bij de
dood van zijn moeder, dit boek is haar grafsteen, de ‘baksteen’ die zij baarde
toen zij Jeroentje op de wereld zette. Dit boek is het toverboek om zich weer
kind te voelen terwijl hij dat niet durft. Diep in zijn hart voelt hij ook dat
hij haar in de steek gelaten heeft. - gadver wat een een zielloze zin van mij,
rdv -. Niets is simpel: alles heeft minstens twee kanten; alles is bezoedeld
met het bloed.
‘Wij zullen elkaar niet in de steek laten, hè
mama? Hè? hè, mama?
Dit denk ik, terwijl ik nog altijd sta waar mijn
moeder heeft gezegd dat ik moest blijven staan, al wil best met gespreide armen
naar haar toe vliegen, bommen werpend, broembroem, tèts,! tèts!, het glas van
mijn cockpit bespattend met bloed, mijn moeders eigen Daantje op wie zij trots
kan zijn, zijn hoed dient hem tot aureool: heilig, driewerf heilig is hij
Daantje de schrijver, Daantje die niet meer lachen kan .’ (ib.: 119).
Auteur
Jeroen Godfried
Maria Brouwers (Batavia, 30 april
1940) is een Nederlandse journalist, schrijver en essayist.
Jeroen Brouwers
is het vierde kind van Jacques Theodorus Maria Brouwers (1903-1964) en Henriëtte
Elisabeth Maria van Maaren (1908-1981). Later werd nog een broertje geboren.
Zijn vader werkte als boekhouder bij een architectenbureau.
Na de Japanse
invasie begin 1942 en de capitulatie van het KNIL werd zijn vader overgebracht
naar een krijgsgevangenkamp in de buurt van Tokio. Brouwers belandde met zijn
grootmoeder Elisabeth Henrica Pos (1885-1945), zijn moeder en zus eerst in het
Japanse interneringskamp Kramat. Na een paar maanden werden ze overgeplaatst
naar het kamp Tjideng, in een buitenwijk van Batavia . Zijn grootouders hebben de kampen
niet overleefd. Hij schreef in 1981 over deze Japanse bezetting van Indonesië
een boek Bezonken rood, vertaald in 1988 in het Engels als Sunken Red. Zijn jeugd in Indonesië
speelt ook een rol in zijn romans Het verzonkene
en De zondvloed. Deze drie romans
zijn later in één band uitgebracht.
Na de oorlog
werd het gezin herenigd en verhuisde naar Balikpapan
(Borneo, het huidige Kalimantan ).
Mevrouw
Brouwers repatrieerde in 1947 met haar kinderen per schip naar Nederland . In 1948 kwam ook Brouwers' vader
naar Nederland .
Tot 1950 woonde
Brouwers thuis bij zijn ouders. Van zijn tiende tot zijn zestiende werd hij in
diverse rooms-katholieke pensionaten in o.a. Limburg
ondergebracht. De reden was dat hij een onhandelbaar kind zou zijn dat na de
vrijheid van Indië niet kon wennen aan het Hollandse keurslijf. Ook deze
internaats- en kostschoolervaringen bij o.a. Jongenspensionaat 'St. Maria Ter
Engelen' Bleijerheide van de broeders Franciscanen te Bleijerheide verwerkte hij
in zijn werk, zoals in zijn roman Het
Hout (2014), waarvoor hij de ECI
Literatuurprijs ontving.
Brouwers werd
in 1992 opgenomen in de Orde van de Vlaamse Leeuw, en is sinds 1993 Ridder in
de Belgische Kroonorde.
In 2007 kende
de Taalunie aan Brouwers de Prijs der
Nederlandse Letteren toe. Hij accepteerde eerst de prijs, maar weigerde
deze later, omdat het bijbehorende geldbedrag van 16.000 euro volgens hem niet
in overeenstemming was met het prestige van de prijs. Zo leverde alleen een
debuutprijs bijvoorbeeld al 15.000 euro op, terwijl de Prijs der Nederlandse
Letteren een oeuvreprijs is. In dezelfde maand nam Brouwers de Tzumprijs voor de beste literaire zin
van 2007 in
ontvangst, waaraan een geldbedrag van 52 euro was verbonden. Ook ontving hij in
2007 de cultuurprijs van de gemeente Zutendaal, waaraan geen geldbedrag was
verbonden. In 1993 kreeg hij voor zijn hele oeuvre de Constantijn Huygens-prijs , toen 10.000 gulden waard en in november
2015 voor zijn roman Het hout de ECI
Literatuurprijs groot 50.000 euro.
In 2018 werd
bekend dat de Radboud Universiteit Nijmegen Brouwers een eredoctoraat toekent.
Titel: Bezonken
rood
Auteur: Jeroen
Brouwers
Pagina's: 152
pagina's
ISBN
9789025445010
Uitgeverij
Atlas Contact
Verschenen:
maart 2015
Mijn exemplaar
is uit 1988, Uitgeverij De Arbeiderspers, Tiende druk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.