Recensie door Tea
van Lierop
Uitgeverij
Ambo|Anthos
‘We willen over
degenen vertellen die in onze dagen hebben geleefd, meer dan honderd
jaar geleden, en die voor jou nauwelijks meer zijn dan namen op
scheefstaande kruisen of gebarsten grafstenen.’*
‘April
is van alle maanden het hoopvolst’
Dit
soort ‘duistere’ boeken oefenen een enorme aantrekkingskracht
uit. Het zijn verhalen over de eeuwenoude strijd tussen mens en
natuur, over menselijke verhoudingen en over de zin van het leven.
Deze elementen en de manier waarop het boek geschreven is maken dit
boek wat het is: een ode aan de natuur, menselijke relaties en de
kunst. Het verhaal laat zich niet zomaar vangen in een paar
beschrijvingen, het is meer een aaneenrijging van overdonderende
citaten waarin de essentie zich niet zozeer laat samenvatten, het is een gevoel dat je al lezend krijgt. Een gevoel van nietig zijn,
een gevoel van eenzaamheid, maar vooral een gevoel van ongelooflijke
bewondering voor een auteur die deze stijl een hele roman kan volhouden.
Het
verhaal speelt zich af in IJsland. Een kleine dorpsgemeenschap die
volledig afhankelijk is van de visvangst en de bevoorrading van
andere benodigdheden, probeert zich staande te houden in de
voortdurende strijd der elementen. De zee geeft, de zee neemt
is ook hier een waarheid als een koe. Je zult maar achterblijven als
vrouw met een stel kinderen wanneer je man niet terugkomt van de
visvangst. De lange nachten en de kou in de winter worden in april
hoopvol vervangen door meer licht…
‘Sommige zijn licht, andere donker, april bijvoorbeeld is een licht woord. De dagen lengen, hun licht gaat door het donker als een zwaard. Op een dag worden we wakker en de plevier is gekomen, de zon staat dichterbij, het gras komt onder de sneeuw vandaan en wordt groen, de boten worden weer te water gelaten na een lange winter op het strand te hebben geslapen en over de zee te hebben gedroomd. Het woord april is samengesteld uit licht, vogelgezang en blijde verwachtingen. April is van alle maanden het hoopvolst.’
Deze
tekst doet denken en is ongetwijfeld een verwijzing naar de
openingszin van een gedicht van T.S. Eliot ‘The Waste Land’
(1922) ‘April is de wreedste maand.’ Stefánsson lijkt
optimistischer dan Eliot, maar dat is slechts schijn. Zonder de toon
meteen als melancholiek te bestempelen, is het proza niet
lichtvoetig. Het is veelal donker van toon en een opvallend
verschijnsel is dat de auteur veel gebruik maakt van overdrijving,
uitvergroting. Dat maakt het boek peilloos en soms inktzwart. Het
fysiek en psychisch lijden wordt knap beschreven, de mensen wekken
geen medelijden op, het is hun lot. Niet dat ze hun lot altijd
omarmen, er wordt wel degelijk gestreden, maar het hoort bij hen. Zij
die daar altijd gewoond hebben, weten niet beter. Ieder probeert het
leven te leiden dat bij hem past. De één vlucht in de drank, de
ander doet dat door te lezen. En wat is het dan wrang dat de liefde
voor de literatuur aan één van hen het leven moest kosten.
Bardur,
die nog even een dichtregel wil nalezen en inprenten, vergeet daardoor
zijn jas wanneer hij aan boord gaat van het vissersschip waarop hij
werkt. Het is nog nacht en ijskoud, wanneer hij met zijn vissersmaten
de diepe visgronden opzoekt om kabeljauw te vangen. De strijd is
snel gestreden. Tegen de kou van de IJszee en de storm kan iemand zonder
beschermende kleding op.
De
dichtregels die Bardur tot zich wilde nemen om ze later aan zijn
vriend te citeren zijn:
‘Nu kwam de avond stil eraan en allesWas door schemer met haar kostuum bedekt.De stilte was wat restte, want vee en vogel,De een naar zijn gras, de ander naar ’t nest,Was aan het zicht onttrokken.’Citaat uit ‘Het paradijs verloren - John Milton
Titelpagina van Paradise Lost, de eerste editie, uit 1667 |
De
jongen, hij krijgt geen naam, is de vriend van Bardur. Wanneer hij
het boek van Milton - Bardur kreeg het van een blind geworden
kapitein, Milton was ook blind - terug wil brengen gaat hij
letterlijk door een hel. De hellevaart leidt hem uiteindelijk naar
een warme plek waar hij zich nuttig kan maken. De dood van Bardur is
een kantelpunt in het boek. Gaat het in de eerste episode vooral over
het vissersleven en het water, in de tweede episode gaat het over de
tocht van de jongen met boek naar het dorp over land, ver weg van de
zee. In het ‘landdeel’ worden de dorpsbewoners besproken. Dit is
een heel ander verhaal, het vertelt over het reilen en zeilen van de
dominee, de kroeg, de neringdoenden en het contrast van zij die
bezitten en zij die niet bezitten. Ee volgen mooie, schilderachtige
beschrijvingen van de oude wijk waarin de huisjes dicht opeen geplakt
staan en de bewoners moeite hebben het hoofd boven water te houden.
De
gesprekken van de blinde kapitein Kolbein en de drankzuchtige
kapitein Brynjolf zijn prachtig en tekenen een sfeer die typerend is
voor het boek, vol symboliek en over hemel en hel.
‘Twee bier en de wereld is niet meer slecht en vol gezever dat een fatsoenlijk mens kan irriteren. Want wij zijn fatsoenlijke mensen, jij en ik, zegt hij tegen Kolbein die met zijn raspende, haast schurende stem zegt dat fatsoen iets voor onnozele engelen is.Ik snap niet wat je bedoelt, zegt Brynjolf met een diepe stem die de vissen in zee laat trillen als hij op het dek staat en luid bevelen geeft.Dat had ik ook niet verwacht, raspt Kolbein.Leg het dan ’ns uit en de duivel mag die bengel halen, volgens mij is dat namelijk zo’n onnozel geval.Dan is de duivel niet in hem geïnteresseerd, zegt Kolbein, de onnozelen krijgen namelijk engelenvleugels.Je bent een rare, dreunt de reus, en daarom heb ik je altijd zo goed kunnen lijden.’
Deel
één las ik met veel bewondering vanwege de mix van
prozaïsche en poëtische stijl, de geweldige karakterbeschrijvingen
en de diepte van de beschouwingen, op naar deel twee!
*Citaat uit de proloog
Afbeelding |
De
auteur
Jón
Kalman Stefánsson (1963) werd geboren in Reykjavík. Hij behoort tot
de grootste Europese schrijvers van deze tijd.In een poëtische en
beeldende stijl schrijft hij over IJsland. Stefánsson werd
genomineerd voor de Nordic Council Literature Prize en won de
IJslandseliteratuurprijs en de Per Olov Enquistprijs.(bron)
Titel:
Hemel en hel
Auteur:
Jón Kalman Stefánsson
Vertaling:
Marcel Otten
Uitgever:
Ambo|Anthos
ISBN:
978 90 263 2888 6
Pag.:
206
Genre:
fictie
Verschenen:
september 2010
Bijzonder! Mijn interesse is gewekt.
BeantwoordenVerwijderenFijn! Daar krijg je vast geen spijt van, veel leesplezier tegen die tijd!
BeantwoordenVerwijderenHoi Tea, een mooie recensie! Ik had al eerder begrepen dat Stefansson mooie boeken schrijft. Hij komt op mijn nog te lezen lijstje. Groetjes, Erik
BeantwoordenVerwijderenHoi Erik, dank je wel. Hij moet je liggen, maar dat blijkt wel uit de recensie, donker, koude en diep. Veel leesplezier! Groet, Tea.
BeantwoordenVerwijderen