maandag 20 november 2017

Patrick Modiano-Trilogie van een beginnend schrijverschap

Beoordeling 5 sterren 
Met dank aan uitgeverij Querido 


'Zoektocht naar een ongrijpbaar verleden in stilistisch proza.' 



Deze trilogie is een bundeling van de romans Verdaagd verdriet (1988), Bloemen en puin (1991) en Hondenlente (1993). De Franse titels Remise de peine, Fleurs de ruine, Chien de printemps roepen onmiddellijk de Parijse sfeer op die zo mooi bij de romans past. De boeken hebben een autobiografisch karakter. Centraal staan de herinneringen aan en de zoektocht naar het eigen verleden. Modiano beschrijft de situatie vanuit het perspectief van een kind, niet feitelijk, maar in de vorm van zijn waarnemingen.  
  
 


Evocaties 

Het motto van deze 'roman' luidt: 


'Voor Dominique'

Bijna iedere familie die vier generaties teruggaat, beweert wel recht te hebben op een of andere sluimerende titel of op een of ander kasteel of domein, rechten die voor een rechtbank niet met succes verdedigd zouden kunnen worden, maar die de verbeelding prikkelen en de ledige uren verkorten. De rechten die iemand op zijn eigen verleden heeft zijn nog onzekerder.' 

R.L. Stevenson, ‘Een hoofdstuk over dromen 

In Across the plains wijdt Robert Louis Stevenson een heel hoofdstuk over het onderwerp dromen. Hij verzocht zijn onderbewustzijn tijdens zijn slaap verhalen voor hem te bedenken. 
Dit motto lijkt goed te passen bij de sfeer die Modiano creeërt wanneer hij zijn personage, volstrekt niet chronologisch, herinneringen laat vertellen. Deze opgeroepen herinneringen zijn meer flarden dan duidelijk afgebakende feiten. Het verhaal is een aaneenschakeling van evocaties; plaatsen in Parijs en omgeving, gebouwen, kleding, kleuren, transportmiddelen, eten, vreemde 'gasten' smelten samen tot een dromerig geheel waarvan de lezer niet weet wat er wel of niet klopt, het blijft raadselachtig 

Gelukkige dwaas 

Verdaagd verdriet is doordrenkt met Modiano's dierbare thema's: de zoektocht naar zijn vader en de melancholieke omzwervingen in Parijs. Remise de peine is letterlijk vertaald strafvermindering. In de eerste roman verschijnen die straf en het verdriet in meerdere gedaanten. De verteller, Patoche 10 jaar, woont met z'n broertje bij vriendinnen van z'n moeder in een dorp vlak bij Parijs. Zijn moeder is op tournee, zij reist met een toneelgezelschap ergens in Europa of Noord-Afrika. Een vader is er ook, maar komt niet veel in beeld, hij is een schimmige figuur met dubieuze connecties. 

 

De 'gasten' waarmee de verteller het huis deelt, zijn aparte figuren. Eén van hen is kleine Hélène, zij heeft als circusartieste gewerkt en loopt een beetje mank. Dan is er nog Annie, die haar geld verdient in het nachtleven van Parijs. De tent heet Carroll’s en de kinderen geloven heilig dat zij in een wit-met-rode circustent, inclusief beesten, werkt. Na zo'n nacht horen de jochies dikwijls deze raadselachtige zin:

Annie heeft de hele nacht in Carroll’s gehuild...’  

De moeder van Annie is Mathilde, zij noemt de verteller 'gelukkige dwaas'. Opvallend is dat onze verteller het vaak over 'jasjes' heeft; Frede draagt getailleerde mannenjasjes, Annie een oud leren jasje, Hélène een 'cowboy-jasje', zo leuk hoe de kleine verteller dit soort details opgeslagen heeft. 

Chateau 

Eén van de schimmige figuren is Eliot Salter, markies van Caussade, een piloot die zich in de Eerste Wereldoorlog heldhaftig had gedragen. Daarna huwde hij een Argentijnse en was hij de koning van de Armagnac geworden. Later kocht hij een kasteel, deed iets illegaals met drank en verkocht die met de hulp van de vader. Dit kasteel spreekt tot de verbeelding van de jongens en in hun fantasie beleven ze hier hun gedroomde werkelijkheid. Dat dit allemaal niet goed af kon lopen is duidelijk, de straf en het verdriet komen terug in de rest van Patoches herinneringen.  
 
Zelfmoord  
  
In de volgende roman 'Bloemen en puin' is de zoektocht wederom één van de thema's. Een dubbele zelfmoord van een jong echtpaar in 1933 spoort de verteller aan in de buurt van het drama te gaan zoeken in de buurt van het gebouw waar het gebeuren heeft plaats gevonden. Het is zondagavond, het is stil op straat: 
  
'De straat was leeg. Ik kon mezelf nu wel voorhouden dat daar niets vreemds aan was, zo op een zondagavond in deze leergierige en provinciaalse buurt, en toch vroeg ik me af of ik nog wel in Parijs was. Recht voor mij, de koepel van het Panthéon. Ik werd angstig bij de gedachte straks helemaal alleen daar voor dat doodse monument te staan, en liep de rue Lhomond in.' 
  
Aan de hand van deze zoektocht komt er een stoet kleurrijke personages voorbij. Op het tot de verbeelding sprekende Île de Loups, het Wolveneiland, bezoekt de verteller regelmatig antiekhandelaar Claude Bernard. Hij bezit een paar pakhuizen, een kraam op de vlooienmarkt in Saint-Ouen, en zelfs een antiquariaat op de avenue de Clichy. Deze Bernard dient als opstapje voor het zoeken naar de oplossing van de dubbele zelfmoord. Het huis dat een rol speelde in die zaak stond ook op het 'Wolveneiland'. 

Rive gauche 

In zijn jeugd woonde de verteller in de wijk Saint-Germain-des-Prés, hij noemt het zijn 'oude dorp'. Toen hij veertien was liep hij weg van school en kwam terecht in café-tabac Malafosse, daar werd hij aangesproken door een knappe Deense vrouw met kort blond haar en lichtblauwe ogen. In oubollig Bargoens vroeg ze aan hem wat er gebeurd was, het antwoord op z'n reactie was:


Wat dondert het ook, gabbertje?’ En ze sloeg met vlakke hand op de bar: ‘Een whisky voor m’n gabbertje...’
  
Dit is een schitterende beschrijving van een belangrijke herinnering van het leven op de linkeroever van de Seine. De 'Rive gauche' is echter alles behalve geheel onschuldig; de beruchte joodse collaborateur Maurice Sachs* woonde er in hetzelfde appartement als de Modiano's aan de quai Conti. Ook de 'Santé'-gevangenis en het 'Vél d'hiv, de Parijse voorpost van Auschwitz bevonden zich op de linkeroever.

Clochard  

Om in de stijl van Modiano te blijven hebben we ook in deze roman een personage  met een dubieuze reputatie, het gaat om Pacheco.

'Ik had hem een paar keer op de boulevard Jourdan zien lopen, een man van een jaar of vijftig, in een verschoten bruine jas met te lange mouwen en een zwartfluwelen broek, op gevoerde laarzen. Zijn haar was donker en achterovergekamd, zijn wangen waren ongeschoren. Hij liep omzichtig, alsof hij bij iedere stap die hij zette bang was uit te glijden in de sneeuw.'

Een paar maanden later heeft hij een complete metamorfose ondergaan, een raadselachtige gebeurtenis die stof geeft voor meer zoektochten naar de ware reden hiervan. Modiano raakt op dreef en gooit zijn thema's in de strijd: valse papieren, louche handeltjes, fout geld, zogenaamde adellijke titels, dure cadeaus en prostituees. 

Het vastleggen van de stilte

Hondelente is de derde roman in de serie van drie. Een mystiek boekje waarin feiten en fictie niet goed te onderscheiden zijn. De verteller is op zoek naar fotograaf Francis Jansen, die in het verleden een aantal foto's gemaakt heeft van de verteller en zijn toenmalige vriendin. Jansen treurde destijds (1964) om de dood van zijn vriendin Colette Laurent en zijn vriend en fotograaf Robert Capa.

Jansen probeert met zijn foto's de 'stilte' vast te leggen. Stilte kan refereren aan de dood; sinister genoeg ligt het huis van Jansen precies tegenover het kerkhof van Montpernasse in het veertiende arrondissement. De verteller is op zoek naar zijn verdwenen vriend en deze vriend is op zoek naar zijn overleden vrienden. Deze queeste doet denken aan Orpheus die Eurydice terug wil halen uit de dood. Montpernasse verwijst naar de 'Parnassos' waar Apollo en de muzen wonen.

Conclusie 

Deze drie enigmatische en bekoorlijke juweeltjes laten een diepe indruk achter. De beschrijvingen van het Parijs van weleer zijn bijna schrijnend melancholiek, het is er niet meer, maar door dit soort verhalen komen de straten, de pleinen, de gebouwen weer terug in de herinnering. Je voelt alsof je die nachtelijke eenzaamheid zelf beleeft en de beleving is intens.

In het blog van Paul Gellings** staat dat Modiano in staat is om met een enkele aanwijzing een hele situatie kan schetsen, daar ben ik het mee eens. De verwijzingen naar de Griekse mythologie heeft hij ook helder uitgelegd en daarmee een extra dimensie gegeven aan deze trilogie. Waarvoor hartelijk dank.  


De auteur

Jean Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945) is een Franse schrijver en de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2014. Eerder werd Modiano reeds gelauwerd met onder meer de Grand Prix du Roman van de Académie française (1972) en de prestigieuze Prix Goncourt (1978). Modiano is de zoon van Louisa Colpijn, een Belgische actrice, en Albert Modiano, een uit het Egyptische Alexandrië afkomstige Joods-Italiaanse man, die elkaar in 1942 in bezet Parijs ontmoetten.

Modiano had een vrij eenzame jeugd: zijn ouders waren veel afwezig, zijn broertje stierf op jonge leeftijd en hij zat jaren op strenge katholieke kostscholen. Hij bracht een groot deel van zijn tijd door met het lezen van boeken van schrijvers zoals Louis-Ferdinand Céline, Gustave Flaubert en Marcel Proust (met die laatste wordt hij vaak vergeleken). Op een van zijn scholen kreeg hij les van Raymond Queneau, die hem onder zijn hoede nam en later introduceerde in de literaire wereld door hem mee te nemen naar een feest van Éditions Gallimard, Modiano’s toekomstige uitgeverij.

Herinneringen aan en de zoektocht naar het eigen verleden staan centraal in Modiano's werk. Dat werk kenmerkt zich door een gedempte, melancholieke toon die langzamerhand zijn handelsmerk is geworden. Ook de Duitse bezetting van Parijs keert regelmatig terug in zijn romans. In de dankrede die hij uitsprak toen hij de Nobelprijs voor de Literatuur ontving zegt hij hier zelf over dat hij zijn bestaan te danken heeft aan het bezette Parijs, en dat die plaats daarom altijd een soort oerbron voor hem is geweest, die hem is blijven achtervolgen.(wikipedia) 

Interview

In een interview (Libération, 10 mei 2013) bestempelt Modiano Verdaagd verdriet niet echt als een roman, het verhaal is verbonden aan zijn nogal raadselachtige jeugd. 

'
Het was een periode in mijn leven waarover ik nooit met iemand heb kunnen spreken en waarvan ik me elke keer weer afvroeg of ik het wel écht beleefd heb. Mijn broer en ik woonden in een een huis vlakbij Jouy-en-Josas, omringd door vreemde types. Aan deze situatie kwam totaal onverwacht een einde. Blijkbaar hadden één of twee van mijn moeders vrienden, net als in een detective, iets op hun kerfstok. Mijn broer en ik zaten moederziel alleen in dat huis toen de politie arriveerde. Mijn vader is ons komen halen. De stemming hield het midden tussen 'Le Grand Meaulnes' ** en de 'Série noire' *** Er was een enorm verschil tussen de wereld van de kinderen en die van de volwassenen, de regels waren behoorlijk streng en er was geen televisie.' (vert. tvl)

*Als jood collaboreerde Sachs eerst met de nazi's (hij bedroog Joden die naar de niet bezette zone wilden ontsnappen), werd niettemin in 1943 door de Gestapo opgesloten en 14 april 1945 na een verschrikkelijke dodenmars in de omgeving van Hamburg door een Vlaamse SS'er vermoord. Zijn lichaam is nooit teruggevonden. Lange tijd deden geruchten de ronde dat hij nog zou leven. Lange tijd deed ook het verhaal de ronde dat hij aan de honden zou zijn gevoerd. 

**Paul Gellings is schijver, dichter en vertaler. 

***De klassieker van Alain-Fournier uit 1913. 

****'La Série noire' is een serie 'detectives' en 'roman noirs' (een genre dat zijn wortels heeft in de 'gothic novel' en een voorloper is van de 'detective'). Voor het eerst uitgegeven in 1945, door Éditions Gallimard 
  
Auteur: Patrick Modiano 
Vertaald door: Paul
Gellings, Edu Borger, Paul Gellings 
Uitgeverij: Querido
 
Genre: vertaalde fictie 
ISBN: 9789021406480
 
Pag
: 320 
Verschenen: juni 2017
 
  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.