dinsdag 25 augustus 2020

Wim Daniëls - Quarantaine

Recensie door Roosje
Uitgeverij Thomas Rap


De komma en het uitroepteken aka Het meisje en de dokter

Het verhaal van deze corona-roman, het eerste dat ik dat van het grote thema corona en in tijden van corona gelezen heb, is een klein beetje dunnetjes en dat leidt een beetje af van de inhoud. In dit geval is de inhoud mooier dan het cadeaupapiertje.
Karel Vielligers, een gynaecoloog, en Julia - krijgt Julia nu een achternaam of niet? Ik heb het boekje in een ruk uitgelezen en heb geen aantekeningen gemaakt - voor een excessieve lezer is het soms heel fijn gewoon in het wilde weg te lezen zonder pen en papier maar dan zie je dat je het toch op je brood krijgt -. Maar goed dan, nieuwe poging: Karel met en Julia zonder achternaam ontmoeten elkaar op een Franse camping in de Dordogne. Het is vroeg in het voorjaar of eigenlijk laat in de winter van 2020. Corona bestaat maar vooral ver weg; in Europa maakt men zich nog niet veel zorgen.

Karel en Julia werken beiden aan hun proefschrift. Daar is die camping in de Dordogne van een Nederlandse eigenaar beroemd of berucht om: veel Nederlandse promovendi, die pogen rust te vinden voor het schrijven van hun magnum opus. Karel is gynaecoloog en heeft onderzoek gedaan naar de kunstmatige baarmoeder; hij heeft zijn boek eigenlijk al af. De puntjes moeten nog even op de i, zijn stellingen verzonnen, een laatste blik geworpen, en klaar is kees. Zijn promotie in mei staat al gepland. Aanvankelijk denk je als lezer met Julia mee: een kunstmatige baarmoeder, is dat nou niet erg klinisch en kil? Maar later krijg je de achtergrond van Karels ‘kindje’ te horen. - Ik ben lang niet zo’n grappige en intellectuele woordspeler als Wim Daniëls, maar het is mijn stukje dus ik doe gewoon waar ik zin in heb; it’s my party and I cry if I want to of woorden van gelijke strekking; geloof me of niet: ik schreef aanvankelijk to met dubbel o: too -.
Terug naar de kunstmatige baarmoeder: het is een en al liefde en medeleven, die Karel tot die klinische baarmoeder gedreven hebben. Je moet het Julia nageven: Karel is een lieve man - komt dat omdat hij gynaecoloog is of ondanks dat? Ik heb me altijd afgevraagd wat een man ertoe brengt om alsmaar op die plek naar vrouwen te willen kijken, no offence!

Julia is neerlandica. Zij schrijft een proefschrift over het leesteken in het Nederlands en met name de komma, maar ook het uitroepteken vindt een prominente plek. Zij is lang niet zo ver met haar onderzoek en haar schrijven als Karel. En Daniëls schrijft het niet maar tussen de regels door lees je: het schrijven van een dissertatie is in de alfawetenschappen een stuk lastiger dan in de bètawetenschappen.
Julia is met name geïntrigeerd door het gebruik van de komma. En ik ga instantly mee. De komma zal de meeste mensen een worst zijn. Hij verdwijnt ook een beetje - ik weid nu op eigen initiatief uit -. Hij, de komma, staat allang niet meer tussen twee persoonsvormen, of voor een voegwoord, anders dan ‘en’ en ‘want’. Ik denk zelf dat dat is onder invloed van het Engels. In die taal gebruik je heel weinig komma’s en is het gebruik van een komma voor ‘and’ heel chique - hoe heet dat ook al weer: de Oxford-komma; ja, inderdaad, zo heet hij. Zie ook Paulien Cornelisse! -
Een komma is in beide talen wel nodig tussen de elementen van opsommingen en bij een bijstelling: Karel, de gynaecoloog, en Julia, de neerlandica,…… Ik laat me meeslepen. Vergeet dit, tenzij je het interessant vindt. En de komma is nodig om het ritme van de zin te begeleiden.

Julia vertelt met smaak over het belang van de komma voor bijzinnen: bijvoorbeeld in juridische teksten met betrekking tot een erfenis. Er is een wereld van verschil tussen de volgende zinnen:
‘“Mijn vermogen dat in aandelen zit vermaak ik aan mij zoon Harm.”’(2020: 21) En “Mijn vermogen, dat in aandelen zit vermaak ik aan mijn zoon Harm.” (die zin geeft Daniëls natuurlijk niet; hij is veel minder een schooljuf dan ik). Snappie?
Ik herinner me dat ik in mijn opleiding te maken kreeg met dit verschil tussen beperkende (zonder komma) bijzinnen en uitbreidende (mét). Dat heeft een tijdje geduurd voor dat bij me inzonk. Ik vraag me af of een argeloze lezer zonder die specifieke taalkundige kennis de portee goed begrijpt. Maar ik bewonder Daniëls over de wijze waarop hij dit kleine maar belangrijke kommaatje te berde brengt. En dat hij via Julia ook nog eventjes de historische context van dat kommaatje onderzoekt - de historische informatie had van mij uitgebreider mogen zijn!-

En dan het uitroepteken, dat heel literair via Tsjechov binnen komt zeilen. Karel had in het begin meteen aan diens De dame met het hondje gedacht toen hij Julia - die natuurlijk niet voor niets Julia heet, besef ik ineens! - bij zijn aankomst op het bungalowpark met een hond had zien spelen. Hij was direct voor haar gevallen. Na haar verhaal over het uitroepteken voelt Karel zich ineens dat uitroepteken die hij altijd onder stoelen en banken had gestoken; ineens steekt hij zijn licht niet meer onder de korenmaat. Hij doet ertoe en hij is verliefd! Met een uitroepteken natuurlijk!
Julia vertelt Karel het verhaal over het uitroepteken van Goesev van Tsjechov - dat doen mensen in tijden van epidemieën: Canterbury Tales van Chaucer of de Decamerone van Boccaccio: elkaar verhalen vertellen in tijden van quarantaine; om elkaar een hart onder de riem te steken, om elkaar te troosten, om elkaar een uitweg uit te verschaffen voor doodsangst -.
Ze lezen elkaar verhalen voor en veel gedichten. Want wat blijkt: eerst wordt Julia ziek, vermoedelijk corona en dan ook Karel, vermoedelijk ook corona. Zij zorgen voor elkaar. Karel was al als een blok voor haar gevallen en zij doet dat omgekeerd ook voor hem. Er is wel een moeilijkheid, Julia is namelijk niet vrijgezel, zij heeft al een paar jaar een vriendin. Karel is zo vrij als een vogeltje maar ook zo blue als een 'a kitten on a row’ - eigenlijk is ‘helpless as a kitten on a row’ uit het liedje Misty dat onder andere door Ella Fitzgerald onsterfelijk is gemaakt; een lievelingsnummer maar dat doet in het geheel niet ter zake -.
Misschien heeft Julia een verborgen agenda; in het laatste stukje van de roman kun je lezen hoe het afloopt en dat ga ik niet verklappen natuurlijk.
Net als Karel in zijn proefschrift ben ik me al te bewust van de komma en of ik ze wel of niet juist gebruik, terwijl dat niemand zal opvallen behalve Wim Daniëls en zijn alter ego Julia.

Uiterlijk lijkt het verhaal over een onmogelijk stel - geen Romeo en Julia maar Karel en Julia - dat voor elkaar valt in tijden van corona, van onbekendheid met een nieuwe virusziekte, van lockdown, quarantaine, angst voor de ziekte, angst voor de dood, hoe kom je thuis als je ziek bent. Maar het gaat misschien nog meer over het belang van taal, taalgrapjes vanzelfsprekend - het ene misschien wat grappiger dan het andere; de hond heet ‘Doute’ (Frans voor ‘twijfel’) maar als Nederlander versta je ‘Doet’ (hij doet, een hond ‘doet’ gewoon altijd; die denkt niet na) - en over beschouwingen over taal. En daar is Daniëls een meester in.
Deze korte roman - een heerlijkheid tussen alle kleppers; een boek dat je met één diepe ademteug kunt uitlezen - zit boordevol taal in allerlei vormen en is een heerlijkheid. In een roman overvallen je grapjes je meer dan wanneer je weet dat het stukje gaat over taal of een bepaald taalverschijnsel; zie ook Paulien Cornelisse, die net als Wim Daniëls een fenomeen is van grote klasse - ik vermoed dat ik hier weer erg contamineer, maar kniesoor, het is mijn feestje -.
Vandaar dat mijn enthousiasme over dit kleine boekje onevenredig groot is.

Een van de beroemdste zinnen uit de Nederlandse letterkunde ga ik hier citeren in het kielzog van Julia en Daniëls, met een verkeerd kommagebruik, en dat is me nog nooit opgevallen, of ik dacht: nou ja, vroeger gebruikte men gewoon meer komma’s.

‘’Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter’’, Nescio, De Uitvreter, 1915, eerste zin. Voor de mensen die het Amsterdam van 1915 niet zo goed kennen: de Sarphatistraat was in geen enkel opzicht een mooie straat. Net zomin als de Dapperstraat uit het gedicht van Bloem dat is / was. Maar daar gaat het natuurlijk nu net om: dat het een verschrikkelijke straat is en dat je daar toch zo gelukkig kunt zijn. Bloem komt trouwens ook nog efkes langswippen in liefdes- en koortsdromen.

En nu maar eens bedenken welke komma het betreft in bovenstaand citaat en waarom Nescio dat zo gedaan heeft.

Auteur

W.Th.M.G. (Wim) Daniëls (Aarle-Rixtel, 11 oktober 1954) is een Nederlandse schrijver, taalkundige, cabaretier en spreker en werkte enkele jaren als leraar Nederlands en Duits in het middelbaar onderwijs. Vervolgens was hij vijf jaar als tekstwetenschapper verbonden aan de Open Universiteit.

Sinds 1994 is hij fulltime schrijver en taaladviseur. Hij geeft ook lezingen en voordrachten, en staat in het theater met cabaretvoorstellingen en theatercolleges.

Samen met Kasper Boon maakte hij in 1999 het bordspel Het grote taalspel. 
(Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Wim_Dani%C3%ABls)

Titel: Quarantaine
Auteur: Wim Daniëls
Pagina's: 188
ISBN: 9789400406773
Uitgeverij Thomas Rap
Verschenen: juni 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.