Bespreking door
Roosje
Uitgeverij Prometheus
Scènes uit een huwelijk
*Spoiler alert*
Het verhaal vat ik eerst
samen. Zelf had ik het verhaal al op wikipedia gelezen zodat ik me helemaal kon
richten op de structuur van Effi Briest.
Effi’s hand wordt gevraagd
door Geert, baron von Instetten, een vroegere minnaar van haar moeder. Effi is
17 jaar en nog bijna een kind, een bakvis in ieder geval, Geert is even oud als
haar mama, 38 jaar. Let even op deze, in mijn ogen behoorlijke, ‘perversiteit’
- o tempora o mores -. Effi is met haar vriendinnen en weet van niets. Effi’s
papa is op zijn beurt 20 jaar ouder dan haar mama. Mama en Geert konden
toentertijd niet trouwen omdat hij nog geen goede positie had en geen gezin zou
kunnen onderhouden. Is er nog een spoortje van liefde tussen mama en Geert? In
ieder geval niet zodanig dat het de loop van het verhaal beïnvloedt behalve dat
mama hem vaak gelijk geeft en makkelijk haar dochter veroordeelt, in
tegenstelling tot papa.
Effi wil ook wel goed sier
maken bij haar vriendinnen en romantische ziel als ze is, stemt ze in. Is hij
de ware?, vragen haar vriendinnen. Effi antwoordt: Iedereen is de ware, hij
moet van adel zijn, een goede positie hebben en er goed uitzien. Meent ze dit
of spreekt zij zichzelf hiermee moed in?
Hoe dan ook, ze trouwen,
brengen hun wittebroodsweken door in het kunstschatten-rijke Italië en Effi
verhuist naar een oude huis net buiten Kessin, meer naar het noord-oosten, een
plaats die te ver van haar ouderlijk huis ligt om haar ouders regelmatig te
zien. Bovendien moet ze natuurlijk huisvrouw en echtgenoot spelen. Het huis is
een beetje eng, het staat als spookhuis bekend met de opgezette haai en
krokodil aan touwtjes en misschien een spokende Chinees op de bovenetage - de
Pruisische variant van ‘the mad woman in the attick’.* Haar trouwe
metgezellen zijn de hond, de grote Newfoundlander Rollo - de naam van een
snoepje, maar wellicht niet in het 19e-eeuwse Pruisen -, en de meiden Johanna
en Roswitha.
Ze ontmoet majoor Crampas,
een lady killer met een depressieve vrouw; de enige vrouw die Crampas kon
binden maar dat moest ze bekopen met een ongelukkig leven. Effi is zwanger,
krijgt een meisje, dat Annie genoemd wordt. Tijdens een barre sledetocht raken
Effi en Crampas ‘romantically involved’ of toch niet? Behalve de kus
vertelt Fontane ons niets. Dan wil Effi ineens verhuizen uit Kessin naar
Berlijn, waar haar mama aan het kuren is. Niet alleen om de spokende Chinees op
de bovenverdieping, zo zal blijken; noodlottigerwijze heeft Johanna het plaatje
van de Chinees, dat op een aftandse stoel geplakt zat, meegenomen uit het Kessinse
huis, als souvenir. Effi lijkt last te hebben van ‘ennui’, spleen,
zeggen de Engelsen: een melancholiek soort van verveling of levensmoeheid.
Overigens gebruikt Fontane beide termen niet.
Effi zoekt in Berlijn
afleiding en plezier. En dan is daar ineens het omslagpunt in de roman en
Fontane laat ons heel subtiel weten dat er tussen Effi en Crampas meer geweest
is dan een enkele kus in de slee. Hij werkt daar al heel voorzichtig naartoe en
wie goed leest en weet hoe het verhaal loopt, kan het opmerken. Ik lees
tegenwoordig langzaam en met een vergrootglas in de hand, een symbolisch
vergrootglas. Fontane heeft ons een beetje in slaap gesust met alle pleziertjes
in Berlijn en met de vakantie van Effi en Geert naar Denemarken, waar Effi zich
zelf een beetje verlieft in een struise knappe Deense meid: de Denen zijn
Germaanser en eigenlijk Duitser dan de Duitsers, zegt ze met grote vochtige
ogen (nee, dat van die ogen, dat verzin ik erbij; maar de - enigszins wrange -
humor van Fontanes opmerking over Duitsers en Denen is duidelijk). Ze gaan nog
thuis even langs om Annie en Roswitha op te halen in Hohen-Cremmen.
Na een jaar of zes van een
kabbelend huwelijk, nee, dat niet, van ups en downs, krijgt Effi weer last van
angsten - we weten waarom! de Chinees was maar kinderspel - en gaat kuren in
onder andere het kuuroord Emst, waar mensen zich meer vermaken met elkaar dan
met wisselbaden en gezond eten. Door een simpele toevalligheid ontdekt Geert
een stapeltje liefdesbrieven van Crampas aan Effi. Als man van eer en
slachtoffer van zijn sociale harnas kan hij niet anders dan de ex-minnaar van
zijn vrouw uitnodigen voor een duel - het is schitterend zoals Von Instetten
zichzelf in de strak sociaal gedefinieerde nesten werkt -. Crampas weigert
niet, hij lijkt zijn lot aanvaard te hebben en sterft.
Effi wordt verbannen naar
een verdiepinkje in Berlijn met alleen Roswitha die haar verzorgt. Haar ouders
willen haar ook niet ontvangen. Haar nare hoest komt terug. Na een paar jaar
probeert Effi nog contact te krijgen met haar dochter. Haar bezoekje wordt een
fiasco, het kind is totaal een kind van haar vader: vormelijk en niet innemend.
Effi geeft de moed op. Haar laatste maanden mag zij thuis in Hohen-Cremmen
doorbrengen waar de ennui en de tbc haar vellen. Rollo verhuist op het laatst
naar Effi om haar te troosten.
‘Een gevoel van
bevrijding kwam over haar. ‘Rust, rust’’ (1977: 328). Op de plaats van de
zonnewijzer ligt nu een marmeren plaat ter nagedachtenis aan Effi Briest; ze
had erop gestaan haar oude naam terug te krijgen. De hond Rollo legt er zijn
kop op.
Eerlijk is eerlijk, dit
einde vind ik wel een beetje te veel slagroomsoes. Enerzijds is het voor een
lezer heel prettig als de hoofdpersoon zielenrust vindt, een katharsis
ondergaat, maar dit is iets te veel van het goede en ook die schat van een hond
met de naam van een snoepje vind ik te zoet.
Het verhaal heeft een
vrijwel cyclische vorm: het eindigt ongeveer waar het begint, bij de
zonnewijzer, die aan het einde vervangen is door een marmeren gedenkplaat,
tussen de heliotropen, de zonnebloemen in de tuin van Hohen-Cremmen. Het
verhaal eindigt op een ‘hoger’ niveau dan het begon: Effi is dood maar heeft in
tegenstelling tot Von Instetten wel gemoedsrust gevonden. Hij is de dader maar
is zelf slachtoffer geworden, Effi was ook een soort dader maar vond ondanks
haar voortijdige dood, de mooiste schat in een mensenleven: peace of
mind.
Deze roman van Fontane,
die aanvankelijk als een feuilleton verscheen in Deutsche Rundschau,
is bijzonder door zijn wijze van vertellen: het wemelt van de vooruit- en terugverwijzingen.
Ook de terugverwijzingen zijn bijzonder. Fontane vertelt ons eigenlijk niet wat
er nu gebeurd is: hij besteedt geen zinnen aan de bruiloft, noch aan de
geboorte en al helemaal niet aan de feitelijke verhouding tussen Effi en
Crampas. Hij wijst zeer subtiel en terloops vooruit en terug. Het boek bestaat
voornamelijk uit dialoog en monologue intérieur. Mensen vertellen
elkaar van alles over wat er gebeurd is, over hun angsten en dromen, en
overdenken het een en ander bij zichzelf. Het begin van deze roman is heel
sterk. Als je zoals ik weet hoe het verhaal gaat, zie je in het eerste deel,
voor Effi’s huwelijk, hoe Fontane bijna in iedere zin vooruitwijst naar de
ontrouw, Effi’s onvervulde verlangen en vooral de vroegtijdige dood van deze
tragische heldin.
Thomas Mann was een van de
bewonderaars van Fontane** en je ziet dat Mann veel van hem geleerd heeft
inzake de vooruitwijzingen in bijvoorbeeld De dood in Venetië: deze
novelle verwijst constant naar de dood. Waar Mann veel literaire energie stopt
in het opulente gebruik van motieven, doet Fontane dat wel iets minder. Hij
doet het wel: denk bijvoorbeeld aan de bontmantel en het Japanse kamerscherm en
een lamp met rood schijnsel dat Effi’s verlangen naar romantiek en erotiek
verbeeldt. Of het gebruik van de gothic elementen: de Chinees,
die misschien spookt op de zolder van het huis in Kessin: talloze malen komt
dit verhaal terug. Hij symboliseert Effi’s angsten en onvermogen. De Chinees
krijgt hulp van andere gothic elementen als witte vrouwen, zeemeerminnen en
ander ‘Seegespenst’, die mensen zouden betoveren en in het ongeluk
storten. De schommel en de zonnewijzer, die staan voor Effi’s heerlijke jeugd
en haar tragische volwassen worden.
In de roman komt het
moderne leven en de geopolitieke situatie van die tijd, eind 19e eeuw,
Duitsland is nog niet lang één natie met een keizer, uitgebreid aan de orde.
Dat contrasteert met de naturalistische inhoud van Effi Briest. Het
werken met contrast - en overeenkomsten - is een gewild vormprincipe van de
moderne roman; ik noem maar een Philip Roth en een Nicole Krauss; vul maar
aan.... Een realistische vrouwenroman, zoals Madame Bovary is Effi
Briest niet. Ik zei hierboven al dat er maar heel weinig verteld wordt
over belangrijke gebeurtenissen in Effi’s leven: niet over haar huwelijksdag,
niet over de geboorte van haar dochter, niet over het overspel: de drie zaken,
die voor vrouwen in het algemeen en voor Effi in het bijzonder, van bijzonder
belang zijn. Effi wordt gevormd door haar opvoeding, die redelijk vrij is; ze
speelt met vriendinnen, ze draagt makkelijke - reform- - kleding. Haar ouders
zijn bijzonder op haar gesteld. Haar thuissituatie is warm en vriendelijk. Maar
dan slaat het volwassen leven toe als een bliksemschicht aan een heldere hemel.
Het huwelijk, het huwelijk met een vormelijke man, die gesteld is op zijn
maatschappelijke carrière en die ook veel ouder is dan zij. En bovendien de
oude minnaar van haar moeder: hoe pervers is dat? En hij meent dat hij zijn
jonge vrouw moet opvoeden, zoals Crampas haar zegt, met straffe middelen: de
opgezette haai en krokodil***, de spokende Chinees. Hij lijkt te suggereren:
Kom op, Effi, verman je, je bent geen kind meer. Sprookjes bestaan niet en spookverhalen
evenmin.
Dieren zijn eveneens
motieven in dit verhaal: hond, paard, krokodil, haai, vogels, papegaai.
Het overspel wordt vooral
met terugverwijzingen aan de lezer kenbaar gemaakt. Ik dacht bij het schrijven
van de afscheidsbrief van Effi - zonder Crampas’ naam te noemen! - als zij naar
Berlijn vertrekt: Hé, wat is dat? Heeft zij toch een verhouding met hem gehad?
Heeft Fontane me na de kus in de slee en de Schloon lekker in slaap zitten
sussen met zijn mooie praatje en het zogenaamde fijne leven van Effi? Well
done, Fontane!
De trein komt een aantal
malen voor; Effi is gebiologeerd door dit voertuig en zijn razende energie en
kracht. Ik vat dit toch wel op als een verwijzing naar Anna Karenina van
Tolstoj. Een vooruitwijzing naar de trieste afloop van ook deze tragische
heldin (Anna K. werd inderdaad eerder gepubliceerd, rdv). De trein en het
‘ongeluk’ met de trein spelen in Tolstoj ook een vooruitwijzende rol.
Ik moet natuurlijk ook
even een tragische heldin van eigen bodem noemen: Eline Vere (en
misschien ook Hedwig uit Van de koele meren des doods van
Frederik van Eden, maar deze toch maar heel erg terzijde, en waar het het
mislukte huwelijk betreft natuurlijk ook Een liefde van
Lodewijk va Deyssel). De roman van Couperus blinkt uit in eigentijdse en
naturalistische psychologie, en Eline lijkt op de een of andere wijze toch een
meer zelfstandige vrouw dan Effi. Eline pleegt geen overspel zoals Emma B, Anna
K en Effi B, ze trouwt gewoon helemaal niet. Ze wordt daar niet gelukkig van,
dat dan weer niet.
Ik kan met niet aan de
indruk onttrekken dat de mannelijk auteurs van deze romans veel sympathie voelden
voor hun tragische heldinnen, misschien Flaubert, die een min of meer
realistische roman schreef, het minste. Vrouwelijk personages zijn vanuit
naturalistisch perspectief **** een uitstekend ‘lijdend voorwerp’ om aan die
naturalistische kenmerken vorm te geven; - ik ga niet uitgebreid in op de
kenmerken van het naturalisme en de verschillen met de romantiek en het
realisme -. Het plegen van overspel en het plegen van zelfmoord waren
natuurlijk de methoden van verzet bij uitstek tegen de benauwde en benarde
positie van vrouwen in maatschappelijk en persoonlijk opzicht. Effi leest onder
andere de naturalistische roman Nana van Zola.
Nana ( Eduard Monet) |
Fontanes humor en zijn wijze van suggestie lijken zeer Engels: tongue in cheek en zeer subtiel. Ik noem bijvoorbeeld het verhaal van de Chinees en de kleindochter of nicht: je vermoedt als aandachtige lezer direct dat er sprake is van een geheime verhouding, zoals Effi die gaat krijgen met Crampas, en Fontane vertelt het verhaal van de Chinees talloze malen en telkens wat anders, zodat de geheime verhouding steeds meer onthuld wordt, maar nooit helemaal. Natuurlijk is het verhaal ook als afschrikking bedoeld, maar afschrikking werkt vaak niet.
Ergens las ik, ik denk
achterin mijn boek dat Fontane zich als auteur op de achtergrond houdt in het
verhaal; dat is voor het grootste deel inderdaad zo. Maar op een paar plekken
laat hij ook weer subtiel merken waar hij staat, probeert hij zelfs de lezer te
bewerken bepaalde personages onsympathiek te gaan vinden. Het verholen
anti-semitisme namelijk van Von Instetten en van papa: misschien trouwt Annie
wel een bankier, eentje die christelijk is. De papa van Effi is een van de
meest complexe figuren in de roman. Hij staat minder op status en vormelijkheid
dan Instetten en zijn vrouw, en neemt het vaak voor zijn dochter op, maar een
standvastige man is hij niet, en hij maakt zich ook nog schuldig aan
anti-semitisme. Effi is overigens ook niet een toonbeeld van de doortastende
vrouw noch van een goede echtgenote en moeder; ze manipuleert mensen met haar
zwakheid en ingebeelde ziekte; haar huisarts heeft dat direct door en vermoedt
heel modern dat zij meer ‘psychische’ klachten (rdv: mijn woorden) heeft; hij
laat haar kuren: verandering van plaats en lucht. Maar ja, wat vermocht een
vrouw, wat waren haar wapens in haar ongelijke strijd?
Erotiek speelt een
subtiele rol. Fontane suggereert dat Effi pas na de geboorte van haar kind een
echte vrouw is geworden, al spelen erotische gevoelens voor haar huwelijk zeker
een rol, een vage: denk aan de bontjas, het Japanse kamerscherm, de rode lamp.
Pas na de bevalling gaat Crampas zich voor haar interesseren, dan pas is haar
sensualiteit werkelijk ontwaakt. Als je tussen de regels door leest lijkt
Fontane te suggereren dat Geert en Effi geen seks meer hebben. Helemaal zeker
ben ik er niet van maar ze raakt ook niet opnieuw zwanger. Grappig detail is
dat Effi zich in de laatste vakantie van Geert een beetje verlieft in een
struise blonde Deense meid, die volgens haar Germaanser, Duitser is dan de
Duitsers zelf (beetje wrange humor: is dit ook een beetje verholen
maatschappijkritiek van Fontane? Het is niet onwaarschijnlijk).
Concluderend kan ik zeggen
dat ik vooral erg onder de indruk ben van Fontanes opmerkelijke structuur van
vooruit- en terugwijzingen. Dat hij via die kanalen zijn verhaal heeft verteld,
en dan ook voornamelijk door middel van dialogen en interne monologen. Humor en
kritiek op de moderne Duitse samenleving zijn subtiel bijna terloops. Een
intrigerende roman, die zijn plaats verdient tussen Emma B, Anna K en Eline V:
mannelijke auteurs met een groot hart voor vrouwen!
* Fontane was goed bekend
met Engeland- hij heeft er gewoond - en de Engelse literatuur; hij bewonderde
Thackarey. Je merkt in deze roman dat het gothic element een grote rol speelt
en dat Fontanes humor lijkt op de Engelse: tongue in cheek en
heel subtiel, misschien zelfs wel een soort van terloopse humor.
** De secondant van Crampas in het duel
met Von Instetten heet Buddenbrook!! Ik zou haast denken dan Thomas Mann die
naam aan Effi Briest ontleend heeft, tenzij misschien de naam Buddenbrook
tamelijk algemeen is in noord-oost Duitsland. Ik heb er Margreet den Buurman,
Mann-kenner, naar gevraagd maar heb nog geen antwoord.
*** Dieren spelen een
bijzondere rol in dit boek: op de eerste plaats Rollo de hond met de
snoepjesnaam, de trouwe metgezel; in tegenstelling tot de griezelige opgezette
haai en de krokodil en de zwarte kip die Frau Kruse op schoot houdt als troost;
verder zijn er veel paarden, waarop gereden wordt en die rijtuigen en sledes
trekken. In Berlijn woont Effi in de buurt van de dierentuin; zij verlangt naar
het horen van de vinkenslag,die haar misschien aan Hohen-Cremmen doet
herinneren, en papegaaien, een exotische vogel.
**** Wikipedia:
Naturalisme verwijst in de
literatuurwetenschap naar een stroming die permanent aanwezig was in de periode
1850-1900 en vooral tot uiting kwam in het proza en het drama. Deze stroming
was een uitvloeisel (of volgens sommigen: onderdeel) van het literaire realisme
en wordt gezien als een rechtstreekse tegenreactie op de romantische
literatuur.
De Franse schrijver Émile
Zola (1840-1902) was de eerste die de term "naturalisme" in een
literaire context bezigde. Hij schreef een aantal essays waarin hij zijn
opvattingen over het naturalisme uiteenzette: Le roman expérimental (1880), Les
romanciers naturalistes (1881), Le naturaliste au théatre (1881)
In een opstel over Gustave
Flaubert vatte Zola de kenmerken van de naturalistische roman (waarvan hij
Madame Bovary als het prototype zag) in drie hoofdpunten samen:
Een getrouwe weergave van
het leven, met geordende scènes en zonder romantische elementen of een te
gekunstelde plot.
De protagonist(en)
mag/mogen geen bovenmenselijke proporties bezitten, maar is gelijk aan de
alledaagse mens. De schrijver zelf probeert volledig te verdwijnen achter
de door hem vertelde gebeurtenissen.
Samenvatting van Anbeek
Ton Anbeek onderscheidt in zijn analyse uit 1982 van de (Nederlandse) naturalistische literatuur de volgende hoofdkenmerken :
Ton Anbeek onderscheidt in zijn analyse uit 1982 van de (Nederlandse) naturalistische literatuur de volgende hoofdkenmerken :
- een nerveus en overgevoelig personage als middelpunt van het verhaal
- ontnuchtering na hooggespannen verwachtingen
- determinisme
- haat tegen de burgerij (vooral herkenbaar in het werk van Frederik van Eeden en Heijermans; hiervan lijkt evenwel geen enkele sprake te zijn in het vroege werk van Couperus, dat bij uitstek als naturalistisch wordt gezien.)
- seksualiteit
- écriture artiste
- een personele verteller (i.p.v. een auctoriële)
rdv: Fontane besteedt
nogal wat tijd aan de romantische dichter Heine, door Crampas aan Effi: Heine
en romantiek duiden op gevaar, en ook zekere ‘gothic’ elementen. Zo palmt
Crampas Effi in.
Over de auteur
Theodor Fontane (Neuruppin, 30 december
1819 – Berlijn, 20 september 1898)
was een Duits schrijver van balladen, romans en recensies, op de overgang van
het realisme naar het naturalisme.
Fontanes ouders waren
hugenoten, wier voorouders van beide kanten vanuit Zuid-Frankrijk waren
overgekomen naar Berlijn. In Neuruppin werd door vader Louis Henri Fontane een
apotheek geopend. Daar en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd
door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als
apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in
contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste
successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de
Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij en
maakte een aantal reizen naar Engeland. Zijn vroege gedichten waren in de stijl
van Moritz von Strachwitz en Fontane was in die tijd een enthousiast
radicaal-democraat, die achter de liberale revolutie in 1848 stond. Hij
verhuisde in 1855 voor vier jaar naar Engeland, waar hij als vrije journalist
werkte en over onder meer de Krimoorlog berichtte.
Na zijn terugkeer wierf de
Pruisische staat hem als journalist; hij werd in 1860 redacteur bij de
Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen
over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die
Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in groot detail
beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Toen lag Pruisen
tijdens een korte tijdsspanne driemaal in oorlog: in 1864 met Denemarken, in
1866 met Oostenrijk en in 1870-'71 met Frankrijk. Tijdens deze drie oorlogen
was Fontane oorlogscorrespondent; in 1871 was hij in de buurt van Domrémy, de
geboorteplaats van Jeanne d'Arc en besloot het te bezoeken, ofschoon het achter
de Franse frontlinie lag. De Fransen verdachten hem hierom van oorlogsspionage
en hij werd krijgsgevangen en ter dood veroordeeld. In extremis werd hij gered
door tussenkomst van Bismarck.
Hij werd in 1870 redacteur
van de liberale Vossische Zeitung en vulde de daaropvolgende twee decennia drie
banden met theaterrecensies. In Engeland was hij in contact gekomen met het werk
van William Makepeace Thackeray, waarvoor hij een buitengewone bewondering had.
Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote
maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal
schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen,
anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de
Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn
theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici,
zoals Gerhart Hauptmann en raakte daarbij relatief geïsoleerd onder zijn eigen
generatie. Ook schreef hij nog late gedichten. Door Engelse ballades te
vertalen, verrijkte hij zijn eigen idioom. 'Die Brück' am Tay' (over de ramp
met de Tay Bridge) en 'Archibald Douglas' zijn beroemde gedichten, alsmede 'Der
Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland', dat later in de DDR verboden werd,
wegens zijn vermeend paternalistische karakter.
Fontane worstelde met zijn
eigen geweten ten aanzien van enerzijds de democratische hervormingen die hij
op vroegere reizen in Engeland had gezien en zijn sympathie voor de liberalen
van het Frankfurter Parlement en anderzijds zijn verlangen naar stabiliteit en
een moreel en rechtvaardig burgerdom; zijn schommelen tussen conservatisme en
liberalisme getuigt hiervan. Zijn beroemdste romans zijn afspiegelingen van
zijn eigen visie op de burgerlijke samenleving. Irrungen, Wirrungen beschrijft
een kleinburgerlijk, eenvoudig milieu, het beroemde Effi Briest legt de geborneerde
kleingeestigheid van dergelijke milieus bloot. De figuur van Effi, die ten
onder gaat door de koppige, halsstarrige houding van haar omgeving, schijnt een
sterke autobiografische invulling van Fontane zelf te hebben gekregen. Fontane
heeft een plaats als een der grootste Duitse romanciers verworven, door, naar
Engels model, de eerste maatschappelijke romans te schrijven, die daarenboven
van een grote kwaliteit zijn en tot de klassiekers in de wereldliteratuur zijn
gaan behoren. (bron)
Auteur: Theodor Fontane
Titel: Effi Briest
Uitgever Ooievaarpocket
(Prometheus, ism De Arbeiderspers)
Vertaling: Pé Hawinkels
1977
ISBN: 9789057136047
Pag.: 336
Genre: fictie
Verschenen: deze editie 2001
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.