donderdag 28 februari 2019

Doeschka Meijsing-Over de liefde

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Querido



Over lotsbestemming, liefde en de blik op Hades


Nee, dit is niet alleen een roman over de (lesbische) liefde, het is veel meer dan dat en het is een raak boek. Met trefzekere analyses weet de auteur de ervaringen van hoofdpersonage Philippa, Pip voor intimi, op het gebied van de liefde te verbinden aan menselijke tekortkomingen in het algemeen en die van haar exen in het bijzonder. Hierin spaart ze zichzelf niet, gevoelens van onzekerheid en schaamte maken het verhaal geloofwaardig en hoewel het thema niet vrolijk stemt is de toon niet loodzwaar.

De manier van schrijven is pakkend, zowel de afwisseling van de onderwerpen als de humor maken het verhaal ontzettend goed leesbaar. Dat is tevens een beetje misleidend, want onder de soms luchtige toon liggen de min of meer verborgen aanwijzingen. Het boek ademt de klassieke oudheid en is voor de liefhebber echt een bijzondere leeservaring. Ik las eerder Hoe verliefd is de lezer en De tweede man van Doeschka Meijsing en was ook van deze twee titels zwaar onder de indruk.

Philippa blikt terug op drie mislukte relaties. Als een kloosterlinge woont ze nu alleen in een kaal huis en likt haar diepe, stinkende wonden. Jason- speaking name, één van de argonauten - goede vriend en redder in nood komt op inspectie en leest haar de les. Zelf heeft hij drie minnaressen

‘'Een man moet in de nabijheid van de zee wonen,' had hij gezegd, 'een vaste vrouw is als het binnenland, betrouwbaar maar opgesloten. Als ik geen atheïst was geweest had ik nu op de berg Athos gezeten, Grieks-orthodox uitkijkend over de altijd wisselende zee en vrouwen als duivelinnen beschouwend.' 'Zijn vrouwen dan duivelinnen voor je?' vroeg ik.
 'Natuurlijk zijn ze dat, hun oermoeder is Circe, speels, listig, verrukkelijk. Een man die op huis aan wil moet hen mijden.'’ (2008-16)

Een van de motieven is Grigori Perelman, de man die het bewijs leverde van ‘een hypothese uit 1904 van Poincaré’. De bijbehorende prijs haalde hij niet op, hij verdween ‘in de eeuwig zingende bossen van Rusland.’ Waarom al die roem wanneer je voor die tijd ook al gelukkig was? Philippa ziet in dit bericht een openbaring: een ontdekking met gevolgen, dingen worden in gang gezet wanneer er een taak volbracht is en nu het klaar is rest er niets anders dan de dood. Vertaald naar haar eigen leven vult ze aan: en Liefde, Verraad, Verdriet en Angst, stuk voor stuk reacties die als gangmaker functioneren en leiden naar de ondergang.


Na ‘Cel’ het eerste hoofdstuk volgt hoofdstuk twee ‘Requiem’, inderdaad, het wordt er niet vrolijker op, wel mystieker. Vreemde toevalligheden laten echo’s uit het verleden klinken, vrienden die allang uit beeld zijn komen plots terug en er is een link met vroeger. Een dvd met een documentaire maakt van alles los bij Philippa. Diep begraven herinneringen komen boven en gaan gepaard met heftige schaamte, eigenlijk komt die schaamte pas nu in hevige mate binnen, meer nog dan toen. Dit wordt echt heel mooi beschreven, een herinnering die al zolang ligt opgeslagen kan als een ongeleid projectiel terugkomen bij ontmanteling. Ook dit is een motief want wanneer er een behoorlijk ernstig ongeval plaatsvindt en Philippa zich niets kan herinneren van net voor het ongeval, doet zich dezelfde schokkende ervaring voor bij een prikkel. Ineens gaat de hemel open en stromen de beelden binnen.
In het begin is er ook al een aanwijzing voor het noodlot. Philippa wil in haar kamer een stel vogelkooitjes ophangen met bontgekleurde vogeltjes en spiegeltjes. Dit zou het lot een goede wending geven aldus de moeder van Santiago Nasar, de hoofdpersoon in de roman van Gabriel García Màrquez, 'Kroniek van een aangekondigde dood', helaas mocht dit niet baten.

Op de drie voorbije liefdes wordt niet verbitterd teruggekeken, prachtig is de beschrijving van de bohémien achtige kringen waarin Pip Maret ontmoet

‘Over alles heen de jonge stemmen, die glijden en sussen, overreden en smeken, als twee beekjes in een alpenweide, zilver en goud van de zon, door bloesem omringd. Het was of het vol mijn buik binnen gleed en in mijn borstkas rust vond, de geweldige emotie van muziek, van liefde en verzet, het eeuwenoude nieuwe, het zuivere. Ik zat naast Maret en ik wist dat mijn leven op dat moment van pure liefde gemaakt was, zo ongeschonden en sterk dat het mij als een veertje optilde en mij meenam naar het rijkversierde deksel van de bonbondoos, waar engelen het voor het zeggen hadden, mij opdeelde in de pailletjes van de kroonluchter, mij meevoerde naar het dak van de Munt, de hemel in, op weg naar de sterren in de Melkweg.’ (2008-30)

De verstopte verliefdheid van de 12 jarige Philippa op haar juf komt als een donderslag bij heldere hemel boven en speelt een bijzondere rol in het ongeval, maar zorgt ook voor een prachtig verhaal dat zich afspeelt in een Jappenkamp en waarbij alweer de schaamte een rol speelt en een biecht zorgt voor inzicht, van vooral Philippa. Er lijken autobiografische elementen te zitten in de roman, Meijsing is zelf lesbisch. Wanneer Philippa en haar broers elkaar ontmoeten met kerst verzucht ze dat zij - hun familie - niet gelukkig zijn in de liefde. Als repliek krijgt ze zoals gewoonlijk een retirade te horen over het afwijkende van een gelijkgeslachtelijke liefde, daarbij worden Kant en Schopenhauer geciteerd en wordt ze murw geslagen.

‘Liefde was tussen twee polen, man en vrouw, die zich als een natuurverschijnsel tot elkaar aangetrokken voelden, en Kant had al gezegd dat ethisch gezien seks alleen binnen het huwelijk toegestaan was omdat daarin de partners een contract sloten dat ze vrijelijk van elkaars geslachtsorganen gebruik konden maken. En waarom moest zo'n contract gesloten worden? Omdat er zonder contract sprake kon zijn van disharmonie, van eenzijdig gebruik van de ander, en waarom moest die ander altijd van het andere geslacht zijn? Omdat, en daar kwam Schopenhauer om de hoek kijken, de aantrekkingskracht tussen twee tegengestelde geslachten niets anders was dan de wil tot macht van het nageslacht. De komende generatie roept u, zij wil geboren worden - zo en zo alleen zat de schepping in elkaar.’ (2008-103)


Maar dat zijn allemaal woorden van mannen, drie broers en twee filosofen. Philippa zal haar weg zelf zoeken en vinden en daarin zit de kracht van het boek. Haar enige echte vriend Jason steunt haar door dik en dun en loodst haar als de gids Vergilius langs de afgrond. Ik vind het een ontroerend en prachtig boek. Een mens mag zich kwetsbaar tonen, depressief zijn, zich laten gaan, maar wat is het mooi dat er mensen zijn die je wel begrijpen en niet teleurstellen.

Foto: Leo van der Noort

Wat voelt ze zich ontzettend onnozel, haar laatste liefde is ineens verliefd geworden op een man, stel je voor, iedereen wist het behalve Philippa. Het verraad komt hard aan en zwelgend in depressie, zelfmedelijden en woede probeert ze te verklaringen te vinden en zichzelf te hervinden. De onderwereld is regelmatig in zicht en ook water, de rivier en de veerman zorgen voor een onheilspellende sfeer.

De auteur

Maria Johanna (Doeschka) Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947 – Amsterdam, 30 januari 2012) was een Nederlands schrijfster en essayiste.

Ze was de oudere zus van schrijver Geerten Meijsing. Toen ze drie was verhuisde het gezin naar Haarlem; daar zat ze op het Lyceum Sancta Maria. Ze studeerde Nederlands en literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1971 tot 1976 gaf Meijsing les aan het St.-Ignatiusgymnasium. Daarna was ze tot 1978 wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1978 werd Meijsing redactrice voor de boekenbijlage van Vrij Nederland en in 1989 literatuurredactrice van Elsevier. (bron)

Titel: Over de liefde
Auteur: Doeschka Meijsing
Uitgever: Querido
ISBN: 9789021436043
Pag.: 237
Genre: fictie
Verschenen: oktober 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.