woensdag 31 juli 2019

Jens Peter Jacobsen – Niels Lyhne

Recensie door Tea van Lierop
Wereldbibliotheek
Schwob

‘Voor het eerst had hij angst voor het leven gevoeld, voor het eerst echt begrepen dat als het je tot lijden had veroordeeld, dat oordeel niet verzonnen was of uitgesteld werd: dan werd je naar de pijnbank gesleept en gepijnigd en er kwam op het laatste moment geen avontuurlijke bevrijding, geen plotseling ontwaken als uit een boze droom.
Dat was wat hij met een angstig voorgevoel begreep.’

Het lijden van Niels Lyhne

En wederom staat een naturalistische klassieker op het programma. Na De Mijn van Emile Zola (1890), Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants (1894) en Een liefde van Lodewijk Deijssel (1887) is het nu de beurt aan Niels Lyhne van Jens Peter Jacobsen (1880). Jacobsen (Thisted, 7 april 1847 - aldaar, 30 april 1885) was een Deens auteur en maakte deel uit van de Moderne Doorbraak*

Het boek gaat over het leven van Niels Lyhne, waarbij gezegd moet dat de auteur een personage geschapen heeft dat in een welgesteld milieu opgroeide en zodoende in aanraking kon komen met interessante mensen die zijn leven zouden beïnvloeden. Zijn ouders waren verschillend van aard, terwijl de vader vooral zakelijk was, hield zijn moeder van poëzie. Jammer voor moeder dat de dichterlijkheid en de romantiek – die vader aan de dag legde tijdens de hofmakerij – verdween als sneeuw voor de zon toen de verovering een feit was. De manier waarop deze teloorgang beschreven wordt is treffend, het is meteen ook de voorbode van meer verval. Elke extase kent zijn eigen neergang.

‘Het eerste jaar leek op hun verlovingstijd, maar toen hun samenzijn wat gewend was, kon Lyhne niet meer voor zichzelf verhelen dat hij het beu was steeds op nieuwe wijze uitdrukking te geven aan zijn liefde, gehuld in het verenkleed van de poëzie zijn vleugels gespreid te houden voor zijn vlucht door alle stemmingshemelen en gedachtedieptes. Hij verlangde ernaar in genoeglijke rust stil op zijn tak te zitten en doezelend zijn vermoeide hoofd te verbergen onder het warme verenkleed van zijn vleugels.’

De jonge Niels houdt zielsveel van zijn moeder, hij geniet van de sprookjes die ze hem voorleest en hij gaat dromend door het leven. Vader en moeder strijden om de gunst van Niels, zo verschillend als ze zijn elk op hun manier. Van moeder leert Niels helden op waarde te schatten en hij is des duivels wanneer God hen bij tegenslag in de steek laat. Het geloof zal als een rode draad door de roman meelopen en geeft prachtig het dualisme aan in de mens. Wanneer hij gelooft zal hij gered worden, er is hoop na de dood. Maar wat te doen wanneer het allemaal maar bedenksels zijn van de mens en als bijgeloof beschouwd moet worden?

In de roman is veel plaats voor rouw en dood, maar ook voor het leven in een artistieke wereld waarin normen wat makkelijker losgelaten worden en de liefde in al zijn vormen aanwezig mag zijn.
Over de liefde tussen twee jongens is Jacobsen helder, ook het personage laat hij openhartig getuigen. Mooie passages zijn dat en maken het boek kleurrijk. De salons zoals die in heel Europa aanwezig waren geven een tijdsbeeld van kunstenaars die zich niet aanpassen aan het burgerlijk bestaan. Het establishment is daar niet blij mee en ook dit thema wordt uitgewerkt, je mag je artistiek ontplooien, maar je zult ook een opleiding moeten doen.

Kunst en mythologie vormen een tweede rode draad, soms met de Bijbel als derde, zoals op het moment dat de vertwijfelde en gedesillusioneerde Niels een beeld van zijn Adam probeert te scheppen en dat vervolgens niet lukt. Het lijkt het lot te worden van onze held, wat hij ook aanpakt, het mislukt. Mensen om hem heen gaan dood, liefde wordt niet beantwoord of is onmogelijk.
In een aangename stijl met soms schitterende bedwelmende passages weet de auteur de lezer het verhaal in te trekken en te boeien tot het einde.

‘De vloeren waren zo wit als alleen de vloeren van grootmoeders kunnen zijn, de wanden waren effen met een simpele, lichte guirlande onder de lijsten, het plafond had een roos van stucwerk in het midden en de deuren hadden cannelures en glanzende messingklinken in de vorm van dolfijnen. Rondom de ramen met hun roedeverdeling hing luchtige, opengeweven vitrage, koket opgenomen met gekleurde strikken als de bedgordijnen om een bruidsbed voor Coridon en Phyllis, en in de vensterbank bloeiden in groengevlekte potten ouderwetse bloemen, blauwe tuberozen, blauwe piramideklokjes, fijnbladige mirte, vuurrode verbena en geraniums, zo bont als vlinders.’

Het naturalisme is herkenbaar in dit boek, eens kijken wat Ton Anbeek ** hierover zegt:

  • Een nerveus en overgevoelig personage als middelpunt van het verhaal
  • Ontnuchtering na hooggespannen verwachtingen
  • Determinisme
  • Haat tegen de burgerij
  • Seksualiteit
  • Ecriture artiste
  • Een personele verteller (i.p.v. een auctoriële)

Klopt allemaal, het laatste punt, personele verteller, maakt dat het verhaal erg dicht bij de protagonist blijft, de andere personages komen aan bod, maar zijn veel minder aanwezig en we worden minder deelgenoot van hun denken, behalve in de dialogen.Ik ben verrast door deze klassieker en vind het opmerkelijk dat hij geen plekje gekregen heeft in de Gids voor de wereldliteratuur - Steinz.



De auteur

Jacobsen (Thisted, 7 april 1847 - aldaar, 30 april 1885) was een Deens auteur en maakte deel uit van de Moderne Doorbraak*
Jacobsen was de zoon van een welgesteld koopman. Hij studeerde biologie en kwam onder invloed van Charles Darwin, wiens Origin of Species hij vertaalde in het Deens. In 1868 publiceerde hij zijn eerste gedichtencyclus Hervert Sperring, waarin een dromer zich probeert te bevrijden van de fantasie. Persoonlijker is de cyclus Een cactus ontluikt (1869), met vooral suggestieve gedichten.

In 1871 kwam Jacobsen in contact met de broers Edvard en Georg Brandes en hun literaire kring, die de geschiedenis in ging als De Moderne Doorbraak. Door hun naturalistische invloed werd hij atheïst. Hij las veel Franse literatuur, alsook William Shakespeare. Zijn novelle Mogens uit 1872 gaat over een dromer die door desillusies tot de realiteit komt. Het trok de aandacht door zijn impressionistische schilderingen, die een stilistische vernieuwing betekenden in de Deense literatuur. Later verwierf hij bekendheid met zijn romans Fru Marie Grube (1876) en Niels Lyhne, beide historische personages. De schrijver probeert een psychologische en sociologische verklaring te geven van hun ontwikkeling, die veroorzaakt wordt door aanleg en milieu. Een duidelijke invloed is herkenbaar van Gustave Flaubert, Émile Zola en Ivan Toergenjev.(Wikipedia)

* ‘[...]de term voor de periode van sterke economische groei van 1870 tot 1900 in Scandinavië, met name in Denemarken. Het is tevens de term voor een nieuwe literaire beweging die in diezelfde periode ontstond in de Deense literatuur en zich ook uitstrekte naar de Noorse en Zweedse literatuur, waarbij naturalisme en realisme de ouderwetse romantiek vervingen.’(Wikipedia)

** Een uitgebreid artikel waarin Ton Anbeek vertelt over naturalisme in de literatuur
    Titel: Niels Lyhne
    Auteur: Jens Peter Jacobsen
    ISBN: 9789028425484
    Uitgever: Wereldbibliotheek
    Vertaling: Annelies van Hees
    Pag. : 256
    Genre: fictie
    Verschenen: deze editie 2014

maandag 29 juli 2019

Dimitri Verhulst – De pruimenpluk

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Pluim





Lamlendige misantroop wekt toch sympathie op


Om maar met de deur in huis te vallen: de titel is dubbelzinnig bedoeld. Zo dat hebben we gehad, er is een pruimelaar in het boek en een vrouw, geplukt wordt er ook. Zo ongeveer kan de titel, mooi gedrukt op een nachtblauwe ondergrond, geduid worden. Ook staat een gestileerd takje van de pruimelaar met een paar witte vruchtjes op de omslag. Mooi gedaan en de achterflap belooft een hommage aan de falende mens.

Die mens is Mattis, een jonge man die zijn wel en vooral wee in de ik-vorm meedeelt aan ons, de toehoorders. Zijn stijl is schitterend, tijdens het lezen is het alsof Verhulst voorleest, je hoort het prachtige Vlaams, de intonatie en ook het schitterende vocabulaire dat hij gebruikt. De zinnen zijn ritmisch en soms staan de cadans, de Vlaamse woorden en uitdrukkingen boven het vertelde en moet je weer even met beide benen op de grond komen om ook de tekst te begrijpen. Het lezen is een feestje en staat in schril contrast met hoe Mattis het leven ziet.
Kommer en kwel is zijn deel, grappig dat hij zijn hond Kom noemt, minder feestelijk is de manier waarop Kom aan zijn einde moet komen. De dood en de gedachte daaraan speelt een belangrijke rol in het verhaal.


Om in de juiste sfeer te komen moet Mattis gesitueerd worden op een plek waar hij zijn depressie tot uiting kan brengen. Dat lukt niet in de drukke omgeving vol prikkels, maar wel in een ‘gat waar drieëntwintig mensen wonen en de sneeuwruimers in de winter niet komen.’ De stugheid druipt van de bevolking af.

‘De stugge bewoners van het dorp hadden een begroeting, hoe kort en droog ook, altijd al een vorm van energieverspilling gevonden, maar zodra ze mij met die hond zagen woekerden ze plotsklaps met vriendelijkheid en volzinnen. Ik bestond, omwille van de hond.

Na de dood van Kom wordt de makelaar ingeschakeld om het huis te verkopen, Mattis houdt het niet meer uit. Terwijl aspirant kopers zich al verlustigen aan het idyllische huis is de situatie van Mattis drastisch veranderd. Tijdens zijn dagelijkse kanotochtje belandt hij in een bijna mythisch landschap. Onbespied gewaand kleedt hij zich uit en geeft zich over aan zijn fantasieën en dan is daar een jonge vrouw die hem bewonderend aankijkt. Deze scene doet denken aan Odysseus die ineens oog in oog staat met de schone Nausicaa, ook hij was naakt en bij een water.

‘Ze zat me vanuit haar kano aan te kijken en god weet hoelang zij daar al mee bezig was. […] Toen ik haar opmerkte stond ik tot aan mijn navel in het meer, geen idee of ze me in de ogenblikken daarvoor in mijn volle glorie, nou ja... glorie... had kunnen aanschouwen, maar ik prees me gelukkig dat het schuim mijn schaamstreek aan haar zicht onttrok.’

Elma heet ze en er lijkt een liefdesrelatie te ontstaan, ware het niet dat zij zich niet volledig kan geven omdat ze haar gestorven man nog niet kan loslaten. Voor Mattis is dit een seintje voor een actieplan, hij wil haar helemaal voor zichzelf. Hierin gaat hij vrij ver, op een gegeven moment wordt het zelfs macaber. En steeds weer een stapje verder, maar altijd in de mooie, zangerige schrijfstijl. Het is moeilijk Mattis weg te zetten als anti-held, hij weet zich ondanks zijn streken toch aimabel op te stellen. Misschien omdat hij zo eerlijk is toe te geven wat voor een schurk hij eigenlijk is, hij slaat iedereen de wapens uit handen door die houding.
Pesterig is hij ook. Eindelijk heeft hij Elma waar hij haar wil hebben en dan vraagt zij hem een kleine liefhebbende toenadering in het openbaar. Wat gebeurt er: hij weigert! Na al die tijd zijn prooi eindelijk in zijn val gelokt te hebben, hoeft meneer niet meer, de lol is eraf.

Over de inhoud zal ik verder niet meer vertellen, zou jammer zijn, maar nog wel iets over de stijl. Behalve de mooie Vlaamse woorden en uitdrukkingen en de verwijzingen naar de mythologie, ik noemde Odysseus al, zijn er meer opvallende elementen. De postbode met de naam Petrus was korte tijd een trouwe vriend waarmee Mattis een vertrouwensrelatie opbouwde, deze rots in de branding verdween plotseling op brute wijze. Stof tot nadenken voor Mattis, wat is zijn reactie? Ze konden zo gebroederlijk drinken.
In interviews vertelt Verhulst dat het geen autobiografie is, maar er zijn wel punten waarbij Verhulst uit zijn eigen verleden put. Zoals het huis aan een meer en de isolatie die daarbij hoort, dat maakte hij mee toen hij in Zweden woonde. En over het drankprobleem dat in zijn familie voorkomt vertelt hij openhartig in ‘De helaasheid der dingen’.

Het thema in het boek zou zijn ‘Een man die worstelt met de overgave in de liefde.’ Ik ben het daar mee eens mits die liefde ook voor zichzelf geldt. Hoe kun je van iemand houden terwijl je jezelf een slappeling vindt, eentje die zelfs te 'slap is in mensenhaat'. ‘Gefaald in de misantropie’ zoals hij verzucht in het boek. Misschien eerst dat bizarre verlangen opgeven en dan verder handelen.
Het boek roept flink wat discussie op en dat is meestal een goed teken. Ik heb enorm genoten van de stijl en de inhoud, die is naar mijn mening in balans. Heb ook gelachen om de taal, soms verzint Verhulst woorden, heel spitsvondig.

Auteursfoto: Stephan Vanfleteren
De auteur

Dimitri Verhulst (1972, Aalst) schreef romans, korte verhalen, gedichten, essays en toneelstukken en is een van de meest geprezen auteurs van de Lage Landen. Zijn romans De helaasheid der dingen en Problemski hotel werden verfilmd. Hij ontving zon beetje iedere eer die een auteur in deze contreien ten deel kan vallen: zo won hij onder meer de Libris Literatuur Prijs en De Gouden Uil Publieksprijs, werd zijn werk in meer dan twintig talen vertaald en schreef hij in 2015 het Boekenweekgeschenk. Hij wordt door het grote publiek omarmd vanwege zijn humor, scherpe observaties en zinsneden, en indringende karakterschetsen van de mens op zijn hoogste en diepste punt. Eind 2018 verschijnt Engel in de filmzalen, gebaseerd op het in 2011 verschenen boek Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten.(bron)

Titel: De pruimenpluk
Auteur: Dimitri Verhulst
ISBN: 9789492928573
Uitgever: uitgeverij Pluim
Genre: fictie
Pag.: 112
Verschenen: mei 2019

woensdag 24 juli 2019

Eugénie Brands – Het Zeepaardje

Groepsrecensie door Wilma van der Stap, Marieke Scheers, Guido Goedgezelschap en Joella van den Broek
Uitgeverij Aspekt
 




Hooggespannen verwachtingen….


Soms gebeurt het dat een boek de verwachting overtreft, maar de andere kant van de medaille bestaat ook. Vier exemplaren van Het Zeepaardje vonden hun weg naar winnaars van een jubileumactie van een van de beheerders van deze blogspot, nogmaals hartelijk bedankt uitgeverij Aspekt!
Nu alle vier de recensies binnen zijn kan de balans opgemaakt worden. Vier meningen die elkaar deels overlappen, de recensenten hebben duidelijk weten te maken wat de plussen en minnen zijn in het boek.

Achtergrond auteur

Wilma – Dit is het tweede boek van Eugénie Brands, de dochter van kunstschilder Eugène Brands, wiens nalatenschap ze in een stichting beheert. Ze is zelf de jongste niet meer, maar dat blijkt niet uit het boek, dat overkomt als Young Adult.
Bij de lancering van het boek werd er gesproken over een bloedstollende verhaal dat ons, in een zoektocht naar een verdwenen liefde, langs zonovergoten regionen als Curaçao en Bonaire brengt. (https://bit.ly/2WQxnuw) Op de achterkant van het boek staat dat het gedeeltelijk autobiografisch is.

Guido – Eugénie Brands specialiseerde zich als kostuumontwerper: televisieshows, theater- en filmproducties werden door haar aangekleed. Een oud huis in Zuid-Frankrijk en de daarbij behorende vervallen wijngaard brachten verandering in haar leven: de schrijf-microbe kreeg haar te pakken. Na De Witte Raaf  is Het Zeepaardje haar tweede thriller.

Het verhaal

Guido – Het eerste contact met het verhaal geeft de indruk dat je in een reisfolder over Curaçao zit te lezen. Bezienswaardigheden en culinaire hoogstandjes komen regelmatig aan bod, al vrees ik dat sommige passages niet zo in goede aarde zullen vallen bij de plaatselijke toeristische diensten.

Waarom zijn die gebouwen zo goed beveiligd? Het lijken wel gevangenissen. En wat doen die mannen daar voor die getraliede raampjes?''

Marieke – In Het Zeepaardje maken we kennis met Resi, die onverwacht uitnodiging krijgt van een ex-vriend om op zijn kosten mee te gaan naar Curaçao. Eigenlijk kan ze niet, ze is fotografe en heeft een opdracht, maar laat zich toch overhalen. Op Curaçao is het zo slecht nog niet en de liefde bloeit even weer op, tot Alexander zijn oog laat vallen op een deelnemer van de duikcursus waar ze aan deelnemen. Resi staat er dan alleen voor, maar krijgt vervolgens een privé leraar Rocky en ze wordt verliefd. Maar samen zijn met Rocky betekent gevaar. Zijn broertje zit al in de problemen en ook achter Rocky zitten mensen aan. Als ze samen getuige zijn van een liquidatie en Rocky daarna verdwijnt zit Resi helemaal in de problemen. Ze mag het land niet uit, maar Alexander gaat wel gewoon terug, ze is helemaal alleen en weet dat ze in gevaar is. Dan krijgt ze hulp uit onverwachte hoek, maar is die hulp wel te vertrouwen? Een roadtrip volgt als ze op zoek gaan naar Rocky.

Spanning?

Joella – In het begin van het verhaal heb ik het idee dat ik een feelgood aan het lezen ben, echter door de tekst op de achterflap weet ik dat er iets gaat gebeuren, de spanning wordt langzaam opgebouwd.

Marieke – Het is een thriller, maar nergens wil het echt spannend worden. Resi laat vaak weten wat ze denkt en vindt dingen regelmatig ‘spannend’, wat slaat op het duiken, maar ook op de vlucht en de wijze waarop. Verder dan 'spannend' komt ze niet, vervolgens geniet ze weer van wat ze ziet en geniet weer van de witte wijn die gedurende het boek royaal vloeit.

De plot

Guido – Heeft Brands een goede plot. Ja! Alle ingrediënten zijn aanwezig: duikvakantie op een exotisch eiland, liefde, onderwereld, moorden, onwaarschijnlijke onderduikadressen en hallucinante vluchtroutes, ....
Maar er wordt zo weinig mee gedaan. De gebeurtenissen volgen zich allemaal in een sneltreintempo op zonder dieper in te gaan op de achtergrond en het hoe en het waarom? Het verhaal hangt wel aan elkaar, met met veel te grote ogen, .…

Consensus over het hoofdpersonage

Wilma – De reacties van Resi op problemen waar ze mee te maken krijgt en de situaties waarin ze betrokken raakt, zijn vaak erg egoïstisch en kinderachtig, zodat je weinig sympathie voor haar op kunt brengen en je jezelf ronduit begint te ergeren. Ze heeft af en toe een ingeving dat iets voor een ander ook moeilijk kan zijn, maar al snel ligt de focus weer op haarzelf.

Joella – Resi komt op mij over als kinderlijk en naïef en dit zal mede komen door de kinderlijke schrijfstijl die gebruikt wordt.

Marieke – Ze is vreselijk naïef en is alleen maar bezig met haar camera en het enige fotorolletje dat ze heeft. Ook wordt de nadruk erg gelegd op haar pilgebruik en het verdwijnen van de strip met anticonceptiepillen.

Guido – De hoofdrol in dit boek is voorbehouden aan Resi, een nogal erg naïef meisje dat met een vingerknip verliefd wordt, om het even op wie.

Stijl


Wilma – Resi vertelt het verhaal in ik-vorm, maar het loopt niet echt lekker. Het zijn vaak hele korte zinnetjes, soms bij het kinderachtige af. (Caroline, want zo heette ze...) en de dialogen zijn ook erg kort en komen niet echt van de grond.

Guido – De schrijfstijl van Eugénie Brands is zeer eenvoudig, bijna kinderlijk te noemen. Ze geeft wel mooie beschrijvingen van de omgeving, de fauna en de flora, maar er zit zo weinig diepgang in dit verhaal, ... oppervlakkig, ... En dat is toch niet meteen wat je van duikers verwacht, ...


Een gemiste kans?

Joella – Resi maakt ontzettend veel mee en de gebeurtenissen volgen elkaar in mijn ogen te snel op waardoor het ongeloofwaardig overkomt evenals haar reacties op het gebeuren. Het verhaal lijkt teveel gecomprimeerd. Het boek had meer pagina's mogen tellen om het verhaal meer diepgang te geven.

Marieke – Alle personages blijven eendimensionaal en het verhaal zit vol onwaarschijnlijkheden.

Wilma – Het verhaal wordt in chronologische volgorde verteld, meestal in de verleden tijd, maar af en toe wordt dat opeens, zonder reden, afgewisseld met de tegenwoordige tijd, wat een nogal verstorend effect heeft.


Wat positief bevonden werd

Joella – De sfeer van het verhaal en het land waar het zich afspeelt wordt mooi neer gezet.
De cover en titel komen uiteindelijk mooi tot een geheel met het verhaal.


Conclusie

De hooggespannen verwachtingen werden niet waargemaakt, dat is jammer, want een zinderende thriller werd het niet.

Guido – Jammer dat Brands hier een mooie kans mist om een zinderende thriller neer te zetten, ... en ook spijtig dat je als lezer de hoge verwachtingen die je stelde niet ingelost ziet worden.


Auteur: Eugénie Brands
Titel: Het Zeepaardje
Uitgever: Uitgeverij Aspekt B.V.
ISBN: 9789463385015
Pag.: 229
Genre: fictie
Verschenen: 2018

dinsdag 23 juli 2019

Frits Bosch - Help, de psycholoog verzuipt!

Recensie door Truusje
Stichting Beroepseer*
'We moeten ons transformeren van een beweging
van verzet naar een beweging van opbouw.'
- Nelson Mandela

It's all about the money?

Frits Bosch is eerstelijnspsycholoog en in die functie werkzaam geweest van 1980 tot 2017. Het overgrote deel van zijn werkzame leven heeft hij een eigen praktijk gevoerd. Het is een periode geweest van aanzienlijke veranderingen in alle facetten van de zorg en veel veranderingen brachten onrust, onduidelijkheid en uiteindelijk ook onvrede met zich mee. Om nog maar te zwijgen over gevoelens van onthutsing over genomen besluiten vanuit het ministerie van VWS. Niet alleen binnen de vakgroepen, maar zeker ook bij de cliënten. De gevolgen van de marktwerking en de bezuinigingen in de zorg zijn nijpend en komen de cliënten op verschillende punten niet ten goede.

'Het [boek tt] illustreert welk verwoestend spoor de marktwerking in de GGZ heeft achtergelaten, en daarnaast is het een persoonlijk verslag van een psycholoog die vecht voor zijn beroepseer.'

Bosch is een zeer bevlogen man, die vele zaken met lede ogen heeft aangezien, maar zich ook strijdbaar heeft opgesteld. Lezingen, presentaties, brieven etcetera heeft hij aangegrepen om stelling te nemen tegen besluiten vanuit Den Haag.

In zijn boek 'Help, de psycholoog verzuipt!' beschrijft Bosch deze veranderingen en geeft hij praktijkvoorbeelden uit eigen ervaringen ter verduidelijking. Hoe is dit boek er gekomen?
Nadat zijn laatste werkdag als psycholoog gewerkt was en er een dossierkast met verzamelde paperassen, beleidsnotities, dossiers, brieven en krantenknipsels getuigden van zoveel jaren arbeid, kwam het idee om een boek te schrijven over zijn ervaringen in de praktijk en allerhande cliëntcontacten. Al schrijvend en de jaren overdenkend is het uitgegroeid tot een algehele beschrijving van wat de reorganisatie binnen de Geestelijke Gezondheidszorg teweeg heeft gebracht.

Het lezen van dit boek heeft me bijzonder aangegrepen, onthutst en - plaatsvervangend? - boos gemaakt, omdat ik door mijn werkzaamheden veel affiniteit heb met deze beroepsgroep. De vele lees-aantekeningen zouden al een boek an sich opleveren, evenals de emoticons. :-(

Aan het begin van de jaren '80 (van de vorige eeuw moet ik zeggen) zette Bosch een groepspraktijk op, die met veel enthousiasme werd ontvangen door zowel cliënten als huisartsen. Vanuit het regionale ziekenfonds werd hem een experimentele vergoeding verleend en al snel werd het duidelijk dat hun klanten veel vlotter en bovendien meer naar tevredenheid behandeld werden. Zelfs vanuit het ministerie kwamen positieve geluiden op de resultaten van dit initiatief, zodat Bosch zich er hard voor heeft gemaakt om een samen met collega's een landelijke organisatie op te zetten van eerstelijnspsychologen.

Het meest onvoorstelbare gebeurde; vanuit de GGZ kwam de concurrentie op stoom. De POH-GGZ (Praktijkondersteuner huisartsen, vanuit de GGZ gedetacheerd) - lees; minder opgeleide - werd in het leven geroepen en de zorgverzekeraar en politiek maakten het de vrijgevestigde psychologen moeilijk in hun voortbestaan. Met name tijdens de regeringsperiode van minister Edith Schippers zijn er vanaf 2012 drastische maatregelen genomen en leek er belangenverstrengeling te zijn ontstaan door dubieuze werkzaamheden van haar partner. Van haar beloofde transparantie bleef niet veel meer heel. Follow the Money heeft zich in dit onderzoek vastgebeten en kwam met verbijsterende conclusies.

Wat in mijn ogen nog het meest misplaatst is, is dat de concurrentie vanuit de GGZ zich op de commerciële toer is gaan profileren, om toch maar te kunnen zorgen voor de opgelegde positieve omzetcijfers. Zo werden er VVV-bonnen beloofd aan cliënten die alsnog verleid konden worden om een vragenlijst in te vullen en gratis eerste consulten. De grote vraag die in de lucht blijft hangen is of de productiedrang en de ijver om de omzet te vergroten, de cliëntenzorg wel ten goede komt.

De zeer verschillende casussen die door het boek zijn verweven geven een helder beeld van de werkzaamheden van de psycholoog. De dialoog in die gesprekken is helder en realistisch beschreven. Zeer lezenswaardige voorbeelden van wat de juiste insteek voor iemand kan doen die te kampen heeft met psychische problemen.
Het is noodzakelijk om een vuist te maken omdat de cliënt zorg op maat verdient, persoonlijke aandacht en geen oponthoud ondervindt van een overmatig lange wachtlijst.

'Help, de psycholoog verzuipt!' biedt een heel compleet beeld aan de lezer die belangstelling heeft voor de werkzaamheden van de psycholoog, maar bovenal maakt het duidelijk wat de desastreuze gevolgen zijn van de marktwerking.
Laat het duidelijk worden dat het centraal stellen van de mens bóven de commercie en winstbejag behoort te staan!!! Een absolute aanrader en bijzonder goed geschreven!

Achterin het boek is een literatuurlijst, een lijst met afkortingen van GGZ- organisaties en een uitgebreid notenapparaat opgenomen. 
Frits Bosch


*Stichting Beroepseer is een non-profitorganisatie die zich inzet voor Goed Werk. Onder Goed Werk verstaan we bekwaam, betrouwbaar en betrokken werk. Dat houdt in dat het deels gaat over excelleren, je vak zo goed mogelijk willen uitvoeren. Maar ook over betrokkenheid; voor je vak gaan staan en je hard maken voor de kwaliteit van je vak en je vakmanschap. Bovendien gaat Goed Werk over ethiek; werken met een motief en een moraal. De stichting beheert tevens een eigen uitgeverij.

Stichting Beroepseer komt op voor het belang van professionaliteit. Wij geloven dat professionals die de kracht van Beroepstrots bezitten optimaal bijdragen aan goede dienstverlening. In dertien jaar tijd is Stichting Beroepseer uitgegroeid tot een brede beweging van uitvoerende professionals, leiders, managers, bestuurders, wetenschappers en andere geïnteresseerden.

De stichting wil beroepsbeoefenaren op de werkvloer concreet en praktisch behulpzaam zijn om in hun eigen werksituatie Goed Werk en Beroepstrots te versterken. Daarbij zetten wij in op de kracht en niet op de klacht.

Titel: Help, de psycholoog verzuipt!
Auteur: Frits Bosch
Pagina's: 278
ISBN: 9789492458940
Stichting Beroepseer
Verschenen: februari 2019

maandag 22 juli 2019

Koen Peeters – Kamer in Oostende

Recensie door Tea van Lierop
De Bezige Bij





Dromerige tijdreis naar het Oostende van weleer


Bij Oostende horen een paar associaties, ten eerste natuurlijk de zee en de badplaats, maar het is ook de plaats waar Stefan Zweig zich ontfermde over Joseph Roth en waar kunstschilder James Ensor bijna zijn hele leven doorbracht. Over Oostende gaat dit boek, dat is de titel, maar er is meer. Het gaat ook over liefde, vriendschap, haast versus rust, zelfreflectie en er is veel speurwerk naar het verleden.
In de titel wordt specifiek gerefereerd aan ‘kamer', tijdens het lezen zal blijken waarom de roman deze titel meegekregen heeft. In ieder geval worden er vele kamers bezocht en waaieren de zoektochten uit naar kleurrijke gelegenheden en personages.

Twee mannen vormen de spil van het boek, zij vullen en voelen elkaar feilloos aan, de schilder en de schrijver. De schrijver heeft connecties met Oostende, zijn schoonfamilie komt ervandaan, dat stukje Oostende blijft gedeeltelijk achter de schermen.
Schilderachtig, zo zou je het boek wel kunnen typeren. Voorzichtig aanzetten met in woorden omgezette gedachten van de schrijver, die houdt van oud en gebruikt.

‘Even kniel ik zelfs op het trottoir, om de glazen plaat boven een keldergat te bekijken. Oude luchtbelletjes in dat groene glas. Ik weet zelf niet goed waarom ik dat doe, ik ben er op een bepaald moment mee begonnen. Ik verwonder me over het oude groen, het fletse geel dat misschien ooit een krachtig oker was. Wat zoek ik in Oostende? Ik kan het moeilijk benoemen.’

De verteller is de schrijver, zijn vriend, schilder en historicus is Broucke. De ontmoeting was een toevallige, ze botsten op een keer bijna tegen elkaar en raakten aan de praat. Dat wil zeggen, Broucke houdt een enigszins verwarrend betoog over skeletten die onder het plaveisel zouden liggen. Honderdduizend doden, gevallen tijdens het driejarige ‘Beleg van Oostende’. Daarna wordt Broucke serieus en komen ze op zijn fascinatie voor Ensor en hoe hij hem als pianospelend skelet schilderde. Droste-effect dus, schilder schildert schilder met obsessie voor skeletten.
De vriendschap was niet hecht, hij was los en liet zich steeds beter omschrijven omdat ze hetzelfde wilden:

‘We wilden door andermans ogen kijken. Was het om onze leegte te verbergen? Was het een diepe ontevredenheid met onszelf? Misschien, maar het was ook om te verhuizen naar andere, grotere gedachten.’

Het is een roman, dus fictie, maar is ook non-fictie. Tijdens het lezen krijgen die lijnen de neiging door elkaar heen te lopen. Op zich maakt het dat wel spannend, de verteller en zijn vriend weten ook niet altijd precies wat echt is en niet. Eigenlijk proberen ze door een plek op te zoeken een beeld te krijgen van kunstenaars van toen. Door hotels te bezoeken waar zo’n beroemdheid gelogeerd zou hebben, maar ook met nabestaanden of andere getuigen te spreken wordt de sfeer opgeroepen van het vroegere Oostende. Het spreekt voor zich dit veel verbeelding vergt, soms is zo’n logement verdwenen en moeten de beelden hun werk doen. Toch lukt dat vaak wonderwel.

Parallel aan de zoektocht loopt het persoonlijk heden. Het mooie oude Oostende met al zijn historische en artistieke schatten botst met de moderne baan van de schrijver. Steeds verder raakt hij verwijderd van deze manier van leven en geeft zich liever over aan de historische zoektocht met de couleur locale van toen. De schilder heeft ook zijn privé beslommeringen, zijn geliefde is van het jaloerse slag en hun relatie eindigt. En hij wil zijn huis verkopen. Dat de zoektocht ook op liefdesgebied iets oplevert blijft een tijdlang geheim voor de lezer.


En dan de titel, wat betekent die kamer? Getallen zijn belangrijk in het boek, zo ook de kamers. George Perec schreef Het leven een gebruiksaanwijzing waarmee hij in één roman een menselijke encyclopedie samenstelde door negenennegentig flats van een Parijs appartementencomplex te beschrijven. In de roman van Peeters waren vierendertig kamers voldoende.
Vierendertig reisjes met elke keer een ander facet, een ander perspectief en soms verrassende personages. Heel bijzonder is het stukje waarin de zee de verteller toespreekt, met veel verbeelding wekt hij hiermee een magistraal portret tot leven waarin de zee verstandige woorden zegt en de verteller uitnodigt te zien, te schilderen te schrijven.

Het boek is geïllustreerd met afbeeldingen van schilderijen van Koen Broucke, ze zijn mooi vanwege de kleuren, de sfeer, de onderwerpen en de toepasselijkheid bij de teksten. Terugkijkend las ik een mooi, dromerig boek met vele verwijzingen naar het artistieke verleden. De bezoekjes aan tweedehandszaakjes worden uitgebreid beschreven en zijn voor de liefhebber een eldorado. De roman is de perfecte mix van een zoektocht naar vergane glorie en de queeste naar de zin van het leven. Niet in de zin van moderne termen, maar puur benoemen wat veranderd dient te worden en daarnaar handelen.



De auteur

Koen Peeters (1959) is de auteur van een rijk en veelbekroond oeuvre. Met De postbode won hij de ncr-prijs. Zijn Grote Europese Roman stond op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs en werd in verschillende talen vertaald. Met zijn roman De bloemen won hij in 2010 de F. Bordewijk-prijs. Zijn roman Duizend heuvels kreeg in 2013 de E. du Perronprijs. Voor De mensengenezer ontving Koen Peetersde Confituur Boekhandelsprijs, de ECI Literatuurprijs en de ECI Lezersprijs. In juni 2019 verschijnt </>, een melancholische roman over hoe vriendschap ons helpt om te gaan met verdriet en afscheid.

Titel: Kamer in Oostende
Auteur: Koen Peeters
Uitgever: De Bezige Bij
ISBN: 9789403160504
Genre: fictie
Pag.: 271
Verschenen: 2019

vrijdag 19 juli 2019

Peter Buwalda - Otmars zonen

Recensie door Roosje
Uitgeverij De Bezige Bij



All in the family*. Part One

Waar moet je nu eigenlijk beginnen als je dit dikke en complexe boek wilt bespreken, dat ook nog maar pas Deel Een uit drie delen is. Een familie-odyssee. Gewoon bij de eerste zin lijkt me een goed idee:

‘Wat psychiaters tegen fikse tarieven ‘Vatersuche’ noemen, is niet aan de orde; Dolf zoekt niks en hij is ook niks kwijt wanneer in hun flat aan de Geresstraat een man verschijnt tegen wie hij binnen een jaar ‘papa’ zegt, ook al is hij al een jongen van tien.’ (2019: 11)

De liefde tussen stiefvader en stiefkind lijkt een van de thema’s van deze roman-trilogie te worden, en daarbovenop de ’Vatersuche’ tegen wil en dank, dat moet haast wel. Iets zo hartgrondig ontkennen is het deksel van de beerput met geweld willen dichthouden.

En dan zal ik nu een paar van de voornaamste personages voorstellen; een fijn handvat om het ingewikkelde verhaal aan op te hangen (gister leerde ik uit Van Dale dat het woord ‘handvat’ ook een seksuele connotatie heeft).
Een van de hoofdpersonages en misschien hét personage uit Otmars zonen is Dolf / Ludwig Smit, zoon van de oorspronkelijke Duitse Ulrike Eulenpesch en J.R Tromp, waarschijnlijk Ludwigs biologische vader. Meteen al een vette grap van Buwalda: J.R. verwijst naar J.R. Ewing, de in-en-in gemene oliebaron uit de zeventiger jaren soapserie Dallas. En Tromp verwijst ongetwijfeld naar de huidige president van de USA: Trump, meedogenloos zakenman en pussy grabber; en naar onze vaderlandse zeeheld uit de zeventiende eeuw Maarten (als in Maarten ‘t Hart) Harpertszoon Tromp.

Otmar Smit, voormalig pianovirtuoos, is weduwnaar van Selma Appelqvist, en heeft twee kinderen: Tosca en Dolf. Twee kinderen in een gezin met dezelfde naam is niet handig. Vandaar dat Dolf van Ulrike Ludwig genoemd gaat worden. Logisch, want Dolfje Smit, die zich later de achternaam van zijn moeder aanmeet: Appelqvist. heeft al naamsbekendheid als jonge pianist en is dol op Beethoven. Nee, niet logisch natuurlijk, in tegendeel, maar dit is een van Buwalda’s heerlijke grappen.

Dan zijn er Juliette, Ludwigs vrouw en Noa, haar kind en zijn stiefkind; ook deze stiefvader en stiefkind zijn super dol op elkaar. Logischerwijze heet deze preutse en seksueel geremde vrouw naar de compleet losgeslagen libertijnse vrouw uit een van Marquis De Sades romans. Ludwigs Juliette geeft haar man een boek cadeau met de titel Geweldloze Communicatie. Nee, ook niet vanzelfsprekend maar het tegendeel, weer een vette mop van de auteur.

Voorts speelt een zeer belangrijke rol: Isabelle Orthel, een door Marij en Peter uit Thailand geadopteerd meisje, die haar grootvader Andries Star Busman en haar hele familie een giga loer draait door Andries aan te geven voor belastingontduiking bij de Fiod. Zij draagt derhalve een groot geheim met zich mee. want haar familie weet dat (vooralsnog) niet.

Isabelle en Ludwig zijn in Enschede, tijdens hun studie, huisgenoten en een soort van geliefden; hun relatie komt niet van de grond; mede door Ludwigs seksuele wanprestaties. Later ontmoeten zij elkaar weer op Sakhalin Island in Siberië, waar zij beiden maar onafhankelijk van elkaar een afspraak hebben of krijgen met J.R. Tromp, een hotemetoot bij de Shell. Ik krijg een beetje een idee wat de aard van hun relatie in werkelijkheid is, al weten zij dat zelf niet. Ik ga er niet op in, want dat is spoilerwise niet verantwoord en misschien heb ik het helemaal mis en ga ik languit en hard op mijn bevallig mondje.
Dit doet Buwalda constant: hij laat je als lezer gissen naar bepaalde zaken: relaties, mensen, dingen, gebeurtenissen, hoe de vork in de steel zal zitten. En, nou, ik had het vaak goed. Dat zegt meer over Buwalda’s vermogen raadselachtig en gelaagd te schrijven dan over mijn slimheid.

Dat Isabelle Ludwigs plaats als voornaamste personage na de helft van de roman in gaat nemen, stoorde mij totaal niet. Ik geef op een bepaalde wijze ook wel de voorkeur aan haar boven Ludwig. Zij is een power girl, ze weet van wanten (in meerdere opzichten) en heeft een enorme energie. Ludwig is toch een beetje een loser met zijn zielige seksuele probleem en zijn voorkeur voor triplex modelvliegtuigjes, zijn zielige vrouw (seksueel passen ze dan wel weer goed bij elkaar, hetgeen Buwalda dan ook benadrukt) en zijn moederhaat. Isabelle is een power girl over the the top dat dan weer wel, maat houden is niet haar ding.

Wat is er te zeggen over zo’n complex en gelaagd boek? Ik ga uit van mijn eigen leeservaring, beroepsrecensenten hebben hun plasje met betrekking tot dit boek al lang gedaan. De eerste pakweg tweehonderd bladzijdes had ik voortdurend de neiging dit boek van meer dan zeshonderd pagina’s weg te leggen. Ik dacht steeds: waar gaat dit nu over, waar ligt het lopende verhaal nu eigenlijk verstopt onder die shitload van hagelharde en over de tijd verspreide flashbacks? Zijn die flashbacks misschien het lopende verhaal, als een soort van raamvertelling als in de Canterbury Tales? Daar leek het namelijk wel op, maar toen begon het me eindelijk te dagen dat het nu-verhaal waarschijnlijk in Siberië ligt, op Sakhalin Island met Ludwig, Isabelle en Tromp. Het zou zomaar kunnen dat in Deel Twee blijkt dat dat helemaal niet het geval is en dat bijvoorbeeld het verhaal van Ludwig en Isabelle vanaf het einde verteld is; ab fine = vanaf het einde noem ik dat voor mezelf, maar ik geloof dat dat geen gereguleerde literaire term is. Of dat in Deel Twee weer andere hoofdpersonen gekozen zijn, ik noem maar wat Dolfje Appelqvist, de pianist, die een verloren pianosonate van Beethoven gevonden heeft, opus 111 - vandaar dat dit boek begint met hoofdstuk 111, ook zo’n leuk raadseltje van Buwalda. En van zijn zusje Tosca. Het zou zomaar kunnen.

Wat een lezer doet, wat ik tenminste doe, is proberen er zo snel mogelijk achter te komen waar een roman over gaat. Wie de belangrijkste personages zijn, wat zij doen, waar zij het doen, hoe zij het doen, waarom zij het doen en wanneer zij het doen. Je begint als een razende roeland structuur aan te brengen om te begrijpen, om relaties te leggen tussen de verschillende verhaalmotieven en thema’s en literaire foeven (no offence!).

Maar na bladzijde 200 had Buwalda me om. Ik heb dit boek niet in een keer uit kunnen lezen en het kostte me redelijk veel tijd om het uit te lezen, meer dan gewoonlijk. Niet omdat Buwalda moeilijk schrijft, hij heeft een zeer toegankelijke, haast pop-arty, directe en rouwdouwerige stijl. Maar juist de complexiteit van de verhaalstructuur noopt tot nadenken en heroverwegen. De verhaalstructuur wordt gevormd door de tsunami aan flashback, back and forth, zoals ik dat noem, heen en weer springend door de tijd, en voortdurend onderbroken zodat een verhaal niet afgemaakt wordt en je als lezer verdwaasd achterblijft. Plus de leuke raadseltjes die de auteur erdoorheen weeft. Maar ondanks de veelheid aan verhalen en flashbacks en door het heen en weer springen door de tijd, als Vonnegut in Slachthuis Vijf, weet Buwalda je steeds weer bij de les te brengen en te houden. Je hebt niet veel leesregels nodig, meestal maar een, om te weten waar in de kluwen van verhalen je nu terecht bent gekomen.

Nog even over over zijn pop-arty stijl (mijn term, rdv); die wordt bijvoorbeeld duidelijk in zaken als ‘Volvo-groene luiken’ (ib. 30), wat the fuck, dacht ik, is Volvo-groen? Tot ik een groene Volvo zag en me direct er de kleur van luiken bij kon voorstellen. Nu kan ik dat soort donkergroen nooit meer zien zonder aan Buwalda en Otmars zonen te denken. Heel clever!
En wat te denken van Tromps ‘stimorolblauwe sportwagentje’ (ib.: 356)?, een MG uit 1958 (ik weet niets van auto’s, rdv); hij heeft er zelfs twee, want in Nigeria weet je nooit wat er met je autootje kan gebeuren, ondanks de constante bewaking.

Ik ga nu over tot hak- en tak-opmerkingen. Wie is die Abéland, dacht ik door de tekst heen, totdat ik Héloïse, een Vlaamse vriendin van Isabelle, ontmoette en meteen associeerde: dat is een transgender, een vrouw die vroeger de man Abélard was. En dat is heel komisch; niet alleen heeft Héloïse blijkbaar een goede relatie met haar vroegere identiteit, de man Abélard, maar ook geeft dit aan het geheel een historisch-erotisch tintje, omdat dit historische koppel ook een iconisch literair koppel is. Erotiek en historie, net als de nietsontziende libertijnse erotiek van Marquis De Sade. Buwalda doet dat allemaal ontzettende knap. Hij knoopt voortdurend van alles aan elkaar, de meest bizarre zaken, maar zo werkt de menselijke mind: alles wordt met alles verbonden; je kunt het zo gek niet verzinnen of iets kan een verband krijgen met iets anders.

De ruim uitgesponnen verhalen die in het boek spelen, daarvan noem ik een paar.
Familie in zijn moderne extended vorm (in Scandinavië noemen ze dat bonusfamilie = familieleden die je erbij krijgt als bijvoorbeeld een geschieden man met kinderen een gescheiden vrouw met kinderen huwt, daar kan de ouderwetse extended family niet eens meer tegenop; voor je ‘poep’ kunt zeggen heb je er een heel stel opa’s en oma’s, ooms en tantes, broers en zussen, en andere familieleden bij voor wie nog niet eens een naam bestaat; hoe heet de nieuwe vriend van je bonus-oma?)
Shell, de olie-industrie en wat een wereldwijd geweld dat veroorzaakt.
Muziek, bijvoorbeeld Beethoven, en muziek uitvoeren zijn zeer belangrijk. Hier hebben Otmar, Dolfje en Tosca een schone taak.
Erotiek en seksualiteit, seksueel misbruik incluis, en wat is dat eigenlijk, seksueel misbruik? Kan dat ook andersom?: kan een vrouw een man seksueel misbruiken?; #MeToo-zaken.
Over verraad en wraak en vergelding in zeer ruime zin. (Familie)geheimen. ‘s Mensens diepste hoop en angsten.
Ik vergeet er ongetwijfeld een hele hoop, maar dat geeft niet. Het is duidelijk dat er in dit boek veel overhoop gehaald wordt.

Humor heb ik al hier en daar genoemd. Van tijd tot tijd vind ik Buwalda heel grappig, ik lees net even terug dat Isabelle Maarten ‘t Hart belt omdat zij info wil over de componist Beethoven, dat is toch grappig? Ik denk ook weer aan Dolfjes doofheid die hij overnam van Beethoven als PTSS en zichzelf op deze wijze leerde pianospelen, op een stuk karton, waarop hij een klavier had getekend.
Hij kan ook heel flauw zijn in zijn humor maar dat zou je kunnen opvatten als überhumor. Ik doe dat gewoon. Tromp ‘begon haar (Isabelle) te versieren alsof ze de kerstboom op Trafalgar Square was.’ (ib.: 334) en ‘alsof hij de Executive Vice President van Auping was’. (ib.: 337).

Het einde van Deel Een is tamelijk abrupt en een soort van cliff hanger. Wat zal Deel Twee brengen: avonturen en corruptie in Equatoriaal-Guinea, in Venezuela, Irak, Saoedi-Arabië? Deze staten worden genoemd, en de eerste zelfs een paar keer, dus ik verwacht dat Equatoriaal-Guinea zeker aan de orde komt.

Dit mag ik niet vergeten te noemen: een hoofdpersoon uit Bonita Avenue komt terug: Siem Sigerius, de rector, die smadelijk aan zijn einde kwam. Isabelle heeft op school, zijn school, een verhouding met hem gehad. Ik heb het niet nagezocht in Buwalda’s debuut, maar ik geloof hem op zijn woord. Op deze wijze gaat alles in Buwalda’s werk ook expliciet  met elkaar samenhangen.

* Vrij naar de Amerikaanse sitcom uit de zeventiger jaren met aartsracist Archie Bunker; niet dat ik hiermee wil suggereren dat Otmar of andere personages aartsracisten zin.

Auteur

 
Peter Buwalda (Brussel,30 december 1971) is een Nederlandse schrijver en columnist. Buwalda was eerder journalist en redacteur bij diverse uitgeverijen.

De in Blerick opgegroeide schrijver was medeoprichter van het tijdschrift Wah-Wah. Daarnaast schreef hij essays en verhalen voor literaire tijdschriften als Bunker Hill, De Gids, Hollands Maandblad en Vrij Nederland. In 1996 viel hij - toentertijd redacteur van het Kafka-katern - op met het essay Een omleiding wegens kuilen in De Gids over Bruno Schulz, Franz Kafka en Leopold von Sacher-Masoch.

In september 2010 debuteerde hij met de roman Bonita Avenue, uitgegeven door De Bezige Bij. Op 22 september 2011 won hij de Academica Debutantenprijs. Op 30 oktober 2011 won hij de Selexyz Debuutprijs. Tevens won hij de Tzumprijs 2011 en de Anton Wachterprijs voor de beste debuutroman in 2012. Bonita Avenue werd vertaald in het Duits en Frans (2013), Engels, Hongaars en IJslands (2014) en in het Portugees en Deens (2016). In maart 2019, negen jaar na zijn debuut, bracht hij zijn tweede roman Otmars zonen uit.

Titel: Otmars zonen
Auteur: Peter Buwalda
Aantal pagina's: 607
ISBN: 9789403123004
Uitgeverij De Bezige Bij
Verschenen: maart 2019

woensdag 17 juli 2019

Edgar Hilsenrath – De nazi en de kapper

Recensie door Tea van Lierop
Ambo|Anthos





Wie zó gewaagd kan schrijven…


Meer dan zestig Duitse uitgeverijen weigerden de publicatie van Der Nazi & der Friseur, de redenen van afwijzing varieerden van ‘het ontbreken van details’ tot ‘over het hoofd gezien’.
De echte reden lag elders, het was de manier waarop Hilsenrath over de Holocaust schrijft.

‘Men was het erover eens dat een verwerking van de Shoah in de vorm van een bijzonder bittere, pikzwarte satire - die bovendien uitsluitend vanuit het perspectief van de dader was geschreven - volkomen ongepast en daarom ontoelaatbaar was. Concreet: de bij uitgeverijen gevestigde generatie die volgde op die van de daders, meende de slachtoffers te moeten voorschrijven hoe de Shoah literair moest worden behandeld, oftewel de grenzen voor een dergelijke behandeling vast te moeten leggen.’

Tussen het schrijven van deze recensie en mijn lezing zit een aantal maanden, toch ligt het boek nog vers in het geheugen. Na het lezen van een ander boek van Edgar Hilsenrath – Het sprookje van de laatste gedachte was ik benieuwd naar meer werk van deze auteur met zijn volstrekt eigen stijl.

Zes delen plus het verhelderende nawoord van Helmut Braun telt het boek. Waar te beginnen? Bij de jeugd van twee jonge jongens, Max Schulz en Itzik Finkelstein. Hun namen, respectievelijk typisch Arisch en Joods, zouden spreekwoordelijk geen nadere uitleg behoeven, maar krijgen die wel. Hun doopceel wordt gelicht en we zien de twee opgroeien in het begin van de twintigste eeuw. De een als zoon van Minna Schulz en een onbekende vader – het konden er vijf zijn – de ander als kapperszoon in een gezin waarin de Joodse wetten golden. Als buurjongens trekken de jongens samen op. Max leert het kappersvak bij de vader van Itzik en steekt ook nog een en ander op over de Joodse tradities. Daar zit ook meteen de angel, identiteitsverwisseling behoort later tot de mogelijkheden.

Het verhaal wordt gedeeltelijk verteld door Max zelf, de man die zich in het begin van het boek voorstelt als toekomstige massamoordenaar. Een van de eerste passages is te gruwelijk voor woorden, hier wordt een kind misbruikt, je zou compassie kunnen krijgen met de moordenaar in spe en dat is misschien de bedoeling van de auteur. Enfin, jeugd gaat over in adolescentie en de oorlog dreigt. De vanzelfsprekendheid waarmee Max en de zijnen aanhangers lijken te worden van het nationaalsocialisme is opvallend, zo zou het inderdaad kunnen gaan. De ontstane gevoelens van onbehagen en onvrede worden gevoed door kranten die schrijven over de schande van het vredesverdrag van Versailles en de reacties daarop in de buurt, op straat, in winkels. Hitler wordt gezien als de ‘verlosser’.
Wanneer Max Hitler voor het eerst ziet tijdens een bijeenkomst waarop H. een bijbel openslaat en een tekst voorleest vallen de schellen Max van de ogen en ziet zichzelf als volgeling van deze man met zijn profetische gaven.
Het roept gevoelens op van herkenning, de woorden doen denken aan zijn gewelddadige jeugd.

‘Onophoudelijk dreunden de woorden van de Führer in mijn schedel: 'Vervloekt zij de stok in de hand van de valse meester. Als de stok echter van meester wisselt...' Ik werd heel duizelig. Ik voelde een brok in mijn keel. Dat zat me dwars. En dat wilde ik uitspugen. 'Zalig is de stok in de hand van de ware meester. Want zie...'
En toen zei ik bij mezelf: Ja, waarom eigenlijk? Maar nu is het genoeg! En ik zei bij mezelf: Max Schulz. Je zult je achterste niet meer blootstellen. Het is de hoogste tijd dat je zelfde stok eens ter hand neemt, de gele en de zwarte.’

Deze aanloop naar wat er later allemaal gaat gebeuren bezorgt een uiterst ongemakkelijk gevoel. De stap voor stap vertelling met daarbij niet alleen de actie van Max, maar vooral zijn gedachtegang en zijn reacties op de toespraak zijn intens beschreven. Je wilt zijn verhaal helemaal niet weten, maar eenmaal begonnen ontkom je er niet aan, dit boek kan niet terzijde geschoven worden. De nieuwsgierigheid wint het van de afkeer. Hoe komt Max uit de oorlog, waar heeft hij gestreden, welke misdaden beging hij en hoe verging het zijn Joodse buren? Deze bijzonderheden komen allemaal aan bod. Hilsenrath heeft een manier van schrijven die je bij de les houdt. Zo gruwelijk en toch verteld als min of meer logische stappen maken dit boek een klassieker, eentje van de buitencategorie.

In het tweede boek zit een stuk over vrouw Holle met haar houten been, bovendien werd ze 59 keer verkracht door de Russen. Max vertelt vrouw Holle wat er gebeurd is tijdens zijn vlucht uit Polen, en passant werkt hij ook nog een lijk weg dat bij haar in huis ligt. Het verhaal staat bol van bizarre elementen. In de stukken waarin Max zelf aan het woord is als de ik-verteller komt de vraag om de hoek kijken hoe betrouwbaar deze verteller is. Het is niet erg geloofwaardig dat hij zich zaken uit zijn babytijd herinnert, maar geeft wel een aardige kijk op zijn vroege jeugd en zorgt tijdens het lezen voor een alerte houding. Wat klopt er wel en wat niet? Dit zou een van de thema’s kunnen zijn. Zijn leven lang is het Max’ lot in een leugen te willen/moeten leven. Bijzonder wrang is het dat zijn uiterlijk absoluut niet Arisch is, terwijl zijn vriend zonder meer voor een niet-jood door zou kunnen gaan.

Het plan zich het vege lijf te redden ontvouwt zich. Getransformeerd vertrekt hij tenslotte naar Palestina en maakt ook daar het nodige mee. Soms tenenkrommend, af en toe ook bloedstollend en zeker ook stomverbaasd over het totale gebrek aan geweten van Max leest het boek als een verhaal met een enorm tempo waarbij je als lezer alleen maar aan boord kunt blijven tot het einde. En ik durf te voorspellen dat dit zo'n boek is dat indruk zal maken, blijvende indruk. 


De auteur

Edgar Hilsenrath (Leipzig, 1926 – Wittlich 2018) vluchtte in 1938 met zijn moeder en jongere broer het land uit. Hilsenrath overleefde de oorlog en vertrok naar Palestina, en van daar in 1951 naar New York. Van zijn hand verschenen onder meer de veelgeprezen internationale bestseller De nazi en de kapper en Het sprookje van de laatste gedachte, waarvoor hij de prestigieuze Alfred Döblin-prijs kreeg.

Titel: De nazi en de kapper
Auteur: Edgar Hilsenrath
Uitgever: Ambo|Anthos
ISBN: 9789041418494
Vertaling: Annemarie Vlaming
Pag.: 395
Genre: fictie
Verschenen: 2001