Beoordeling 5 sterren
Met dank aan Uitgeverij Vrijdag
'Eldorado voor liefhebbers van de Russische letteren'
Dit boek geeft een uitgebreid overzicht van de Russische literatuurgeschiedenis vanaf 1700 tot 2000. Bij de spelling van de namen wordt gebruik gemaakt van diacritische tekens, in de inleiding staat een tabel voor de uitspraak. De auteur bespreekt bekende en minder bekende schrijvers en dichters in chronologische volgorde en in de context van politieke, maatschappelijke en mondiale veranderingen. Een apart hoofdstuk is gereserveerd voor de Nobelprijswinnaars en hoe de machthebbers zich er tegen verzetten. Het resultaat is een interessante mix van literatuur en rijke historie. Tijdens het lezen van dit naslagwerk zal de Ruslandkenner wellicht op veel bekende namen en gebeurtenissen stuiten. Zij die wat minder weten van het, soms exotische Rusland zullen zich verbazen over de macht van de staat, de wisselende relaties met de verschillende Europese landen en de moed en vindingrijkheid van kunstenaars om, ondanks alle restricties, hun boodschap uit te dragen.
Peter de Grote
De auteur heeft ervoor gekozen te beginnen bij de hervormingsperiode van Peter de Grote omdat vanaf die tijd de kiem gelegd werd voor de moderne literatuur. De blik werd naar het Westen gericht, Peter de Grote gaf de voorkeur aan de puriteinse en protestante Germaanse wereld boven het mediterrane Europa. Koopman en auteur Iván Posóškov voltooide in 1724 zijn belangrijkste werk 'Boek over armoede en rijkdom', hierin liet hij het sociale leven van zijn tijd zien.
'Het verhaal' was tijdens het bewind van Peter de Grote het meest kenmerkende genre, in eerste instantie waren dat vertaalde avonturenverhalen, later werden er Russische elementen ingebracht. In één van de verhalen treedt de jonge edelman Vasíli in dienst in de vloot van Peter de Grote, een goede manier om carrière te maken. Als student in Holland komt hij terecht bij een rijke koopman. Hollanders hadden een goede reputatie in Rusland, vooral technici stonden in aanzien.
Na de dood van Peter de Grote breekt er een bandeloze, wrede tijd aan. Door machtsverschuivingen wordt het oog nu gericht op Frankrijk in plaats van Duitsland.
Dichter Antióch Kantemí schetste een duidelijk tijdsbeeld door zijn satires. Hij hekelt hierin studie, onderwijs, wetenschap en beschuldigt de nieuwe garde van ketterijen en goddeloosheid. De literatuur speelt in Rusland, net als in andere landen, een belangrijke rol. Door censuur kan het benoemen van misstanden niet altijd openlijk, maar door satire, fabels of gecodeerde teksten kan een goed verstaander de boodschap er moeiteloos uithalen.
Romantiek
Het hele oeuvre van Aleksándr Púškin heeft vrijheidsliefde als thema, ook na de mislukte staatsgreep van 1825 blijft hij zijn verbannen vrienden, dekabristen, steunen met bemoedigende gedichten. 'Uit een vonk zal een vlam ontstaan', was het antwoord van dekabrist Aleksándr Odóevskij. Deze woorden zal Lenin later als leidmotief voor zijn tijdschrift Ískra nemen.
De afkeer van zijn land beschreef Michail Lermontov, tijdgenoot van Aleksándr Púškin, in de vaak geciteerde woorden: (Vaarwel, mijn Rusland, ongewassen, 1841)
‘Vaarwel ongewassen Rusland,
Land van slaven, land van heren,
En gij, blauwe uniformen,
En gij, onderdanig volk’
Ook van zijn hand is de psychologische en tegelijkertijd sociale en filosofische roman 'Een held van onze tijd' (1840) waarin poëzie en proza worden afgewisseld, het ongepolijste exotische milieu met bloedwraak en vrouwenroof beschreven wordt en de kuurgasten aan een diepgaande analyse onderworpen worden. Opmerkelijk is dat sommigen deze roman hoger inschatten dan 'Oorlog en vrede-Lev Tolstój'
Kritisch realisme
Ivan Aleksandrovitsj Gontsjarov schreef de roman Oblómov(1859) met als kwalificatie: 'de beste ontmaskering in de literatuur van het achterlijke Rusland' Citaat van literatuurcriticus Nikolaj Aleksandrovitsj Dobroljoebov:
‘De roman is, indien u wilt, werkelijk uitgerekt. In het eerste deel ligt Oblómov op de divan; in het tweede rijdt hij naar de Il’ínskijs en wordt er verliefd op Ól’ga en zij op hem; in het derde deel ziet zij dat ze zich in Oblómov vergist heeft en ze gaan uit elkaar; in het vierde deel trouwt ze met zijn vriend Stolz, en hij trouwt met de hospita, van wie hij een kamer huurt. En dat is alles. Geen uiterlijke gebeurtenissen, geen hindernissen, geen secundaire omstandigheden… De luiheid en apathie van Oblómov zijn de enige drijfveer der handeling in heel zijn geschiedenis’.
Realisme
'Arme mensen', de eerste roman van Fedor Michájlvič Dostoévskij, werd uitgegeven in 1845 en maakte hem in één klap beroemd. Een schuchtere ambtenaar ontfermt zich over een weesmeisje, een ver familielid. Deze roman is het hoogtepunt van de 'filantropische' literatuur, de auteur wilde aantonen dat ook mensen die geen comfortabele woning hebben toch een rijk gevoelsleven leiden en gevoel voor menselijke waarden hebben.
Aan Dostoévskij besteedt de auteur terecht veel aandacht. Zijn leven verliep nogal turbulent. Door zijn kritische uitlatingen op de staat werd hij veroordeeld tot 4 jaar dwangarbeid. Zijn privéleven liep ook niet op rolletjes, zo had hij een hartstochtelijke, maar gespannen en complexe relatie met Apollinárija Súslova, zij stond bekend als een hooghartige helleveeg. Samen reisden zij naar West-Europa waar hij verslaafd raakte aan de roulette.
Lev Nikoláevic Tolstój, geboren uit een aristocratisch geslacht, is de tweede reus in het realistische genre, naast Dostoévskij. Tolstój is een natuurmens en begaan met het lot van de boeren, die tot 1861 niet vrij waren. Zijn tweede grote roman Anna Karenina (1875-1877) kent een enorm succes, hierin komen biografische elementen voor en zie je mens achter de schrijver. Het boek schetst een schitterend beeld van een realistische roman, met veel oog voor detail vooral wanneer hij het landleven beschrijft. Tolstójs werk is vergeleken met dat van Dostoévskij arm aan gebeurtenissen, de karakters staan centraal, Dostoévskij's werk bevat veel meer spanning.
Beide 'reuzen' hebben een omvangrijk oeuvre nagelaten, interessant om het werk van de twee auteurs te vergelijken.
Moderne periode
Een van de grote novellisten is Anton Pávlovič Čéchov, als student geneeskunde schreef hij stukjes in een tijdschrift om zijn familie te kunnen onderhouden. Afgestudeerd als arts werd hij geconfronteerd met alle facetten van het menselijk lijden, deze ervaringen verwerkte hij later in de literatuur, hij geeft zijn artsenpraktijk op. Als auteur blijft hij sociaal betrokken, boeren krijgen gratis medische behandeling, hij strijdt tegen cholera en laat dorpsscholen bouwen. Hij wordt gezien als naturalistisch toneelschrijver en symbolist.
Maksím Gór'kij (Grootste Bittere) pseudoniem voor Alekséj Maksímovič Péškov kwam in 1905 in contact met Lenin. Hoewel hij sympathiseert met de revolutionairen in 1917 veroordeelde hij de gruwelen van het nieuwe bewind, vooral de communistische terreur tegen de intellectuelen. Gór'kij wilde niet alleen 'schrijver van het volk' zijn , maar ook leidsman, daarom vertoonde zijn werk tussen 1899 en 1912 sterke sociale elementen. Een voorbeeld hiervan is 'De Moeder', later bewerkt tot toneelstuk door Berthold Brecht (Die Mutter). 'De Moeder' werd tot voorbeeld gesteld in de Sovjetunie en tot klassieker verheven.
Een lichtend voorbeeld van de jongere generatie modernisten is Andrej Bélyj, hij wordt 'de Russische Joyce' genoemd. In zijn roman 'Petersburg' (1905) staat het motief van de provocatie centraal. Net als Joyce speelt hij met de taal, het boek staat vol neologismen, woordspelletjes en klanknabootsingen, grammaticale regels worden genegeerd hierdoor wordt het proza wordt wat minder eenvoudig leesbaar.
Na de revolutie
In de periode van 1917 tot 1928 was er nog enige vrijheid, de partij had het druk met de machtsstrijd en de literaire NEP (Nieuwe Economische Politiek) kreeg alle kansen te experimenteren met nieuwe vormen van taal.In deze periode onderscheidden zich 4 groepen schrijvers: revolutionaire romantici, kroniekschrijvers, satirici en absurdisten. Na een duistere periode waarin de RAPP (Russische Associatie van Proletarische Schrijvers) het geestelijk leven in de Sovjetunie in haar greep kreeg, werd door het Centraal Comité de term 'Sociaal realisme' bedacht. Literatuur moest voldoen aan eisen, Stalín stelde dat auteurs 'de ingenieurs van menselijke zielen zijn'
Dictatuur van Stalín (1933-1953)
Boris Leonidovitsj Pasternák , de tweede Nobelprijswinnaar van de Russische literatuur, is één van de weinige auteurs die het Stalín-tijdperk overleefd heeft. Het lot van vele anderen was minder fortuinlijk.
Wanneer rond 1924 duidelijk werd dat er een breuk ontstaan was tussen Russische en Sovjetliteratuur ontstond er discussie over de vraag of je literatuur in exil (ballingschap) kan schrijven, de auteur is losgerukt van zijn vaderland, zijn thema’s en zijn taal. Vladímir Nabókov was één van auteurs die pas in exil begon te schrijven.Na de 'glásnost’ kregen de emigranten in ballingschap aandacht van de uitgevers. Zo werd er in 1990 een begin gemaakt met een bloemlezing in zes delen 'De literatuur van de Russische emigratie', waarin niet alleen bellettrie geplaatst werd, maar ook filosofie (Berdjáev, Lósskij, Frank) en publicistiek (Mark Višnják, Ustrjálov, Kuskóva).
Na de dood van Stalín
Dit was de sfeer:
Anna Achmátova noteerde op 4 maart 1956:
‘De arrestanten keren terug, en nu zien twee Ruslanden elkaar in de ogen: het ene dat gevangen heeft gezet en het andere dat gevangen heeft gezeten'
‘De arrestanten keren terug, en nu zien twee Ruslanden elkaar in de ogen: het ene dat gevangen heeft gezet en het andere dat gevangen heeft gezeten'
Van 'dooi' was in het begin nog helemaal geen sprake, de schrijverswereld was verdeeld er was nog steeds censuur, niet alleen door de uitgever en het 'Hoofdbestuur voor Literatuur', er was nog een derde vorm: zelfcensuur:
'Zelfcensuur is een gevaarlijke manipulatie van de geest met zware gevolgen voor de literatuur en voor de menselijke geest’ (Danilo Kiš)
Diverse genres komen aan bod tijdens de 'dooi', soms in een andere vorm. Zo werd de boer in het dorpsproza voor 1953 voorgesteld als een onopgevoed achterlijk creatuur, terwijl hij tijdens de dooi een 'positieve held' werd.
De perestrójka en het einde van het Sovjettijdperk (1985-2000)
Na de dood van Konstantín Černénko in 1985 luidt opvolger Michaíl Sergéevič Gorbačëv de perestrójka in, verboden boeken zoals Dóktor Živágo van Borís Pasternák worden uitgegeven, er worden kritische films uitgebracht, dissidenten worden vrijgelaten.
De rol van de kunstenaar wordt ter discussie gesteld door auteur Víktor Eroféev. In de officiële spreekbuis van de Schrijversbond Literatúrnaja gazéta publiceerde hij in 1990 een artikel met de provocerende titel ‘Pomínki po sovétskoj literatúre’ (Het begrafenismaal van de Sovjetliteratuur).'
Conclusie
Een bijzonder naslagwerk, ingedeeld in overzichtelijke hoofdstukken. Fijn dat de auteur de verbanden accentueert tussen historie en literatuur, de beïnvloeding van schrijvers onderling beschrijft en ook melding maakt van minder bekende auteurs. Een goed leesbaar boek dat uitnodigt tot kennismaken van de besproken titels en verdieping in de Russische geschiedenis.
Pagina's: 520
Uitgeverij: Uitgeverij Vrijdag
ISBN: 9789460014239
Verschenen: 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.