Recensie door Roosje
Uitgeverij Podium B.V.
Tegendraads
Op de vlucht voor de leegte in haar huis raakt Sabine verdwaald in Zuid-Limburg, net zoals Dante in het donkere woud in het midden van zijn leven*. Ook Sabine is de weg kwijt, letterlijk en figuurlijk: onweer, een lege benzinetank, een vrijwel lege telefoon en geen oplader, bovendien geen gps-ontvangst, een duister huis, een oude hoeve in-the-middle-of-nowhere, vreemde meisjes, die haar wegjagen, maar ze kan niet weg. Elementen voor een griezelverhaal of een boze droom. Sabines man heeft haar ingeruild voor een veel jongere vrouw, logisch dat Sabine niet weet waar ze het moet zoeken. Dat wil ze niet toegeven, anders dan Dante, en ze denkt dat ze op zoek is naar authentieke B&B-locaties; dat is haar werk, een soort makelaar. - Ik vond dat beroep wel een beetje ver gezocht, maar ala.-
De omstandigheden en haar angst voor haar lege huis dwingen haar ter plekke te blijven. Ze maakt kennis met de familie Gilessen: oma Adelheid, Maman genoemd, haar zoon Ennis, weduwnaar, en zijn dochters Madeleine, Maddie, van rond de twintig jaar en Livia, rond de elf jaar. Zij runnen in arren moede een boerenbedrijf, dat al generaties in de familie is en wonen in een oude, vervallen hoeve in vakwerkstijl.
Sabine raakt in de ban van deze familie, deels omdat ze niets anders te doen heeft en deels omdat zich koestert in een hechte familie op zoek naar intimiteit en zingeving. Er gebeuren vreemde zaken in deze familie en niemand lijkt te zijn voor wie hij zich uitgeeft. Sabine raakt verstrikt in hun familiegeheim en ze lijkt enigszins de rol van Rebecca van Du Maurier opgedrongen te krijgen. Er was voor haar ook al een vrouw geweest in een vergelijkbare situatie.
Er lijkt voortdurend sprake te zijn van een spookverhaal, een ‘gothic story.’ Dorrestein gaat er vanaf het begin met gestrekt been in met alle vertoon van griezeligheid: verdwaald raken, onweer, lege telefoon, lege benzinetank, geen zicht, oude vervallen boerderij met een enkele lichtje in een venster dat meteen ook weer uitdooft, een meisje dat zegt dat ze hier direct weg moet, maar dat kan de hoofdpersoon niet: ‘stuck in the middle of nowhere’ als zij is. Ook verderop in het verhaal zijn er spookelementen, een gebroken spiegel, een val van de trap, thuisonderwijs van Livia. Er is een geheimzinnige verdwijning in het verleden geweest, er zijn familieleden die elkaar tegenspreken, er is een gebroken spiegel, er is een koude en donkere kelder, er is een onvrijwillige opsluiting, er is een valse hond, er is een moord of misschien nog meer...
Dorrestein rolt allerlei rode draadjes uit, als verschillende draden van Ariadne in een duister doolhof.
Vanaf het begin was ik erop gespitst dat Dorrestein me een rad voor ogen zou draaien, dat ze me op het verkeerde been zou zetten. Dat was ook zo, maar minder heftig dan ik had verwacht. Aan het eind van het verhaal bleef ik enigszins teleurgesteld achter met in de hand nog steeds een bundeltje losse draadjes.
Er was geen sprake - niet echt - van ‘the mad woman in the attick’ (vrij naar Marja Pruis), of een ‘Jekyll and Hyde’-perspectief. Ook het bovennatuurlijke, het sublieme dat vaak in gothic novels een belangrijke plaats heeft is niet aanwezig. Ik citeer uit wikipedia: ‘Typisch wordt een wellusteling tegenover een vervolgde maagd geplaatst, waarbij de schurk aangetrokken wordt door de zuiverheid van zijn slachtoffer, terwijl de onschuldige heldin van haar kant gefascineerd geraakt is door het dierlijke van haar overweldiger. Een bijzondere rol is weggelegd voor het bovennatuurlijke, dat als helper of tegenstander in het verhaal optreedt, bijvoorbeeld in de figuur van een spook. Soms wordt de afloop van het verhaal bepaald door de strijd tussen de machten van Goed en Kwaad die zich voltrekt boven de hoofden van de machteloze menselijke personages. Hier wordt in feite dan de techniek van de deus ex machina toegepast die reeds populair was in het oude Griekse theater.’
Door mijn hoofd ging eveneens het ‘boze-droom-concept’. Omdat de zaken zo onafgewikkeld achterblijven, is er misschien sprake van een droom, een boze droom die Sabine heeft in het door noodweer geteisterde Zuid-Limburg. Op p 244 zegt Maddie tegen Sabine: 'Ik denk dat je dat gedroomd hebt, Sabine!' Weliswaar gaat dat over het verbranden van haar kleren, maar zo aan het einde van het boek kun je het waarschijnlijk wel op hoger niveau trekken. Val- en vliegelementen - het vallen of geduwd worden van een trap, de Reddende Engel die vliegt-, opgesloten worden in een donkere kelder, moeten plassen en geen wc in de buurt hebben, je unheimisch voelen en geen hoogte kunnen krijgen van de personen om je heen, en dat alles in een verhaal dat een beetje onsamenhangend, een beetje ‘fuzzy’ is, veel losse draadjes - dat kan beslist duiden op een boze droom.
Toch is ook dit niet het geval vermoed ik; daarvoor is er een aantal personages dat stevig met beide benen op de grond staat, zoals de hartelijke B&B-houdster Hieke van Stine en de pedagoge van jeugdzorg Irma: moeder en dochter. Wel ontwaakt Sabine aan het eind in zekere zin uit een boze droom, maar dan overdrachtelijk: ze heeft het Vincent, haar overspelige man, vergeven.
Eerder lijkt het begin met verdwalen en onweer en dergelijke te duiden op de geestesgesteldheid van Sabine. In oudere literatuur wordt dit fenomeen wel aangeduid als ‘Natureingang’. De natuur is een directe projectie van de psychische gesteldheid van de hoofdpersoon. Sabine is erg van slag, al wil ze dat zelf niet echt toegeven. Ze is op zoek naar een nieuwe identiteit. Ze was een getrouwde vrouw, ze waren met zijn tweeën en nu is nog maar alleen, nu is nog maar de helft van wat ze was**. Aan het eind aanvaardt ze haar lot. Dat einde komt wel een beetje abrupt.
Dorrestein is beroemd om haar (licht) ironische, heldere zinnen en prachtige passages. Heel grappig was de sms-tsunami waarin Sabine Vincent probeert te verzuipen, en de wijze waarop zij zich vastklemt aan zijn broekspijp. Het grappige zit hem in Dorresteins beschrijving daarvan. Grappig op een pijnlijke wijze natuurlijk. Terwijl je dit leest hoop je van harte dat je zoiets zelf nooit zal doen, dat je meer dan Sabine je waardigheid zal kunnen behouden.
Ik koos de volgende passage als voorbeeld van mooie zinnen en mooie overdenkingen uit, op pagina 248:
''We wachten rustig af,' zei Madeleine bezwerend. [op de terugkomst van Ennis en Livia, rdv, en dat ‘bezwerend’ had er van mij niet bij gehoeven.] Dus dat deden we. We wachtten terwijl we de kist beschilderden, we wachtten terwijl we daarna de geit verweidden, in de kas de eerste spinazie plukten en de bedden in de moestuin wiedden. We wachtten terwijl we een brood bakten, en voor de zekerheid toch ook nog maar een tweede. Want al die tijd dat we wachtten, ging het leven gewoon door en stelde eisen aan ons, als een klein kind of een zieke die op eigen kracht amper iets kan. Wachten is maar ten dele een staat van zijn. Je kunt er een hoop naast doen.’
Dit stukje doet me op de een of andere wijze denken aan de gevleugelde woorden van John Lennon: ‘Life is what happens to you when you’re making (other) plans.’ (Overigens is dit mijn parafrase, rdv) Het is een beetje een zen-wijze van naar het leven kijken. Geen moeilijke filosofische constructies of ingewikkelde plannen. Doe gewoon wat je moet doen en de voldoening komt vanzelf. Maak je geen zorgen om je identiteit, om wie je bent of wie je zou moeten zijn. Schil de aardappels, doe de vaat, pluk de kip. Dan word je gelukkig.
Misschien zit daar de crux van het hele verhaal: gewoon doen wat je moet doen, dat is het. En heel misschien is dat nu ook de ‘staat van zijn’ van Renate zelf. Ziek en niet beter kunnen worden: doe wat je moet doen, dan is het goed; er is immers geen andere ontsnapping meer mogelijk. Ik geef toe, dat laatste is wel behoorlijk ‘hineininterpretieren’. Maar zelf kreeg ik het niet helemaal uit mijn hoofd terwijl ik dit boek las: dat Renate ziek is en niet meer beter wordt, en dat dit misschien haar laatste boek is.
Ondanks prachtige passages, zoals hierboven, was ik niet helemaal tevreden aan het eind van het boek. Ik heb me te veel op mijn hoede gevoeld tijdens het lezen, vooruitziend naar een onverwachte ‘switch’, die niet kwam, niet echt.
In geen van de personages kon ik me inleven. Sabine is een vrouw die mij niet helemaal helder voor de geest wil komen. Een enkele keer vind ik dat wel. Ik begrijp dat ze van de ‘wap’ is en dat ze zich stort op de man Ennis. Dat psychologische aspect vind ik juist wel geloofwaardig. In het verlengde daarvan ligt de aantrekkelijkheid van het gezin. Het ligt voor de hand dat zij de meisjes ziet als een soort van surrogaat-dochters. Maar het feit dat zij door Ennis een reddende engel genoemd wordt - al geldt die kwalificatie niet zijn gezin en zijn huis - maakt haar zo week dat ze blijft terwijl ze op dat moment al kan ontsnappen.
Die hele Vincent, Sabines ex, is toch een karikatuur van zichzelf? Een flapdrol. Wat mij betreft een ongeloofwaardig personage.
De afwikkeling van het verhaal hapert. De Ariadne-draadjes blijven slap in de hand liggen. Zelf zegt Dorrestein in een interview met de Volkskrant dat ze onzeker was over haar laatste boek, dat ze beschreef als zijnde los zand.
Compositorisch is het verhaal geen geheel. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een veel oudere roman van Dorrestein uit 1992 ‘Ontaarde moeders’, die ik hierna las om een vergelijking te kunnen maken. Deze roman is compositorisch een veel hechter geheel. Haar stijl is daar een stuk feller, net zo ironisch, zelfs wranger en aan de sarcastische kant.
* Ik ben bezig in Dantes Goddelijke Komedie, dus dan dringen zich af en toe wat vergelijkingen op. De beginwoorden van de Komedie zijn gevleugelde woorden geworden.
**Andere recente romans over dit thema: Rachel Cusk, Countouren; Transit; en een derde deel Nasleep. Op een heel andere wijze uitgewerkt. Ik ben fan van Rachel Cusk, maar velen in mijn omgeving zijn dat niet.
Als romancier debuteerde Dorrestein in 1983 met Buitenstaanders. Daarvoor was ze al bekend van haar columns in onder andere Opzij.
Naast vele romans schreef Renate Dorrestein twee autobiografische boeken.
-1988, Het perpetuum mobile van de liefde over haar ‘zelfmoordzusje’.
-1993, Heden ik over de ziekte ME die zich in 1991 bij haar aandiende.
De zelfmoord van haar zusje in 1979 is op haar persoonlijkheid en haar schrijverschap een grote invloed geweest, evenals de ziekte ME, die ruim tien jaar haar leven beheerste. Ze richtte in 1993 het ME-Fonds op ter bevordering van onderzoek naar ME/CVS. Het fonds moest door geldgebrek worden opgeheven in 2004.
In 1993 ontving Dorrestein de Annie Romeinprijs voor haar hele werk. Verder kreeg ze voor Een sterke man een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs, en een nominatie voor de Publieksprijs voor Een hart van steen. In 2002 werd Zonder genade genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Ook kreeg ze twee internationale nominaties.
In 1997 schreef ze op uitnodiging van de CPNB het Boekenweekgeschenk onder de titel Want dit is mijn lichaam en in 2008 het Boekenweekessay Laat me niet alleen.
Veel van haar boeken zijn vertaald. In veertien landen (o.a. de VS en Japan) zijn romans van Dorrestein verschenen.
Met haar werk Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor (2006) had Dorrestein een primeur: op haar initiatief was achterin reclame opgenomen van een product voor vrouwen in de overgang.
In september 2017 maakte Dorrestein bekend dat zij aan een ongeneeslijke vorm van slokdarmkanker lijdt.
Auteur: Renate Dorrestein
Genre: Literaire roman
Pagina's: 253
ISBN: 9789057598609
Uitgever: Uitgeverij Podium B.V.
Verschijningsdatum: september 2017
Prachtige diepgaande recensie, Roosje. Ik ben het met je mening eens. Het is jammer want ze schrijft fantastisch. In welk van haar eerdere boeken schreef Dorrestein ook zo'n onbevredigend einde? Was dit 'Buitenstaanders'? Ik herinner me het niet meer. Tijdens een lezing vroeg ik haar waarom ze deze roman geen einde had gegeven. Haar antwoord was verrassend: 'Deze keer is het aan de lezers'
BeantwoordenVerwijderenFijn Agnita, dat wij eenzelfde ervaring delen wat betreft dit boek. Dank voor je compliment.
BeantwoordenVerwijderenIk kan me niet zo snel herinneren welk van Dorresteins roman ook zo'n onaf einde had. Ik herinnerde me van Ontaarde moeders dat ik dat vroeger zo goed vond. Ik herlas het onlangs en vond het nog steeds goed. Wel een afgerond geheel.
Het is natuurlijk aan de auteur welk einde hij of zij wenst.
Maar soms verwacht je als lezer op grond van wat de auteur je voorspiegelt, een rond einde en krijg je het niet. Dan blijf je als lezer met een onvoldaan gevoel zitten. Roosje