dinsdag 24 november 2020

Jean de la Ville de Mirmont - De zondagen van Jean Dézert

Recensie door Roosje
Uitgeverij Oevers


Een luie zondag


Een alwetende verteller - met een wat ironische inslag blijkt later of misschien lees je dat ook wel direct - introduceert ons een jongeman, die hij voorstelt als Jean Dézert. De alwetende verteller, die mogelijkerwijs ook Jean de Ville de Mirmont zou kunnen heten, suggereert dat de jongeman ook best een andere naam had kunnen dragen. Hij verbeeldt derhalve een bepaald type jongmens - je verwacht hier bijna ‘jongmensch’ met sch. Welk type jongmens? Kleurloos gekleed in ieder geval, niet opvallend in een menigte, mager, weinig aan lichaamsbeweging doend, met een doodgewoon leven als ambtenaar op een non-descript ambtelijk kantoor, waar hij weinig inspannend en vermoedelijk ook weinig belangwekkend schrijfwerk verricht. En dat povere schrijfwerk bestaat ook nog voornamelijk uit het opzoeken in het kantoorarchief van nog minder belangwekkende zaken, want uit het verleden. Suffer en saaier kan een leven niet zijn. Dat vindt hij zelf eigenlijk ook wel, deze Jean, die niet alleen zijn voornaam met zijn schepper deelt; ik bedoel niet de Schepper maar de auteur van dit vrij korte prozawerk. De zes werkdagen van de week zijn saai maar noodzakelijk of vice versa. Dat betekent dat het op de zondagen aankomt van het leven te genieten en om er wellicht ook vorm aan te geven. Dat verklaart meteen de titel van deze korte roman, of novelle, maar wat doet het ertoe hoe we het prozastuk ook noemen. Nou ja, niet helemaal alleen op de zondagen komt het aan, want ook heeft deze Jean - de fictieve Jean als ook de non-fictieve - een bescheiden hobby: hij schrijft, hij poogt gedichten te schrijven maar getuige deze korte roman zijn zijn pogingen niet erg succesvol.

De zondagen, daarop wil Jean het leven in zijn volle omvang proeven en betasten. Het probleem is vaak: wat zal hij gaan doen op die zondagen? Hij woont nota bene in Parijs, dus denk je als lezer: dat moet niet moeilijk zijn. Jean is niet erg vermogend, maar hij kan wel wat spenderen. Het ontbreekt hem aan voorstellingsvermogen waarschijnlijk. Hierin verschilt hij vermoedelijk van de Sisiphus van de latere auteur Albert Camus - ik wil haast opmerken: daar heb je hem weer. Volgens Jean Dézert en Albert Camus heeft het leven geen zin. Camus vertelt op eigen wijze de mythe van Sisiphus na: ondanks het harde en nutteloze leven doet die Sisiphus iedere keer opnieuw wat hij moet doen en wel uit volle overtuiging. Die overtuiging, die verbeelding wellicht, mist onze Jean.

Wat doet hij zoal op zijn vrije zondagen? Een keer heeft hij alle reclamefolders verzameld die hij her en der gekregen heeft en doet een ronde langs de aangeprezen zaken: een kapper, die hem op onvolprezen wijze doorzaagt over het gewilde kapsel; een ‘Oosterse’ badinrichting met ‘blinde’ masseurs; een bioscoop met doorlopende voorstelling - door mij altijd ‘de Cinéac’ genoemd; een ‘culinair’ bezoek aan een vegetarisch en anti-alcoholisch restaurant, waar je verplicht bent je calorieën te tellen. Deze zondagsbeschrijving is tamelijk hilarisch en schurkt tegen het absurde aan. Echt absurd is het niet maar het gaat toch aardig in die richting. Hilarisch maar tegelijk ook heel tragisch is de korte liefdesverhouding die hij heeft met de dochter van een ondernemer in grafbenodigdheden. Niets heeft hij in te brengen en hij vindt haar misschien wel ‘leuk’ maar meer is het niet. Zij neemt in alles het voortouw, ook waar het hun verloving betreft, het enige reisje dat zij maken dat alleen bestaat uit het reizen met de trein en het zitten op het treinperron. Ze maakt het even gemakkelijk weer uit omdat zijn gezicht haar bij nader inzien niet bevalt. Haar vader had Jean al gewaarschuwd, maar hij heeft geen idee hoe hij hiermee om moet gaan. Dan besluit hij dat er drie dingen zijn die een man kan doen als hij liefdesverdriet heeft: 1. Aan de zwier gaan; 2. Aan de alcohol; 3. Zelfmoord plegen.

Alle drie probeert hij met een zekere overgave; ‘zekere’ want erg diep reiken zijn gevoelens niet noch zijn overgave.

Vertaalster Mirjam de Veth verwoordt het zo: ‘Treuriger dan zelfmoord plegen is geen zelfmoord kunnen plegen omdat je beseft dat je zo inwisselbaar bent dat je dood geen lege plek zal achterlaten.’ (2020: 94).
De Veth heeft deze korte roman van een fantastisch nawoord voorzien, waarin zij het een en ander uitlegt - voor zover je dat nog niet zelf zo begrepen had - met een messcherp inzicht. En vooral legt zij verbanden tussen de beide Jeans: de fictieve over wie deze roman gaat, en de auteur Jean, die precies hetzelfde personage is. Ik dacht: autobiografische kan het bijna niet zijn. Het meest tragische is misschien dat Jean de la Ville een uitweg zag in de dreigende oorlog, die van 1914-1918, zoals zovelen van zijn tijdgenoten: idealisme! vaderlandsliefde! Lang heeft De la Ville niet gehad om zijn noodlottig besluit te betreuren; hij stierf al snel.

Jean de La Ville de Mirmont (1886-1914) werd geboren in een aristocratische familie in Bordeaux en raakte in Parijs bevriend met François Mauriac (winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1952). Zijn leven was kort en zijn oeuvre klein: de roman De zondagen van Jean Dézert, een gedichtenbundel, een verzameling verhalen, en brieven. Hij sneuvelt in 1914 aan het front, nog geen achtentwintig jaar oud. https://uitgeverijoevers.nl/jean-de-la-ville-de-mirmont-de-zondagen-van-jean-dezert/

De thematiek is behoorlijk zwaar: de zinloosheid van het leven; een personage dat zich daarbij neerlegt, niet op hartstochtelijke wijze maar op een relativerende wijze. Jean is zich bewust van zijn onbeduidende leven, dat wel zo onbeduidend is dat dat besef geen enkel verschil maakt. Toch is de stijl helemaal niet zwaar. De la Ville schrijft met een gemak, met een eenvoud, met een ironie die de molensteen van een nutteloos leven bijna veertjeslicht maakt, bijna tot op het absurde. Natuurlijk wordt de lezer niet vrolijk van deze geschiedenis maar de auteur stelt hem in staat weg te kunnen kijken bij dit existentiële leed.

Titel: De zondagen van Jean Dézert
Auteur: Jean de la Ville de Mirmont
Vertaler: Mirjam de Veth - zij heeft ook een geweldig nawoord geschreven -
Pagina's: 122
ISBN: 9789492068415
Uitgeverij Oevers
Verschenen: [oorspr. 1914; eerste Nederlandse vertaling: 2001]; juli 2020

1 opmerking:

  1. Prachtige bespreking, ik geniet hiervan��
    Ik denk dat ik mezelf dat cadeau doe voor de kerst��
    Jouw bespreking maakt het compleet, de warming up had ik al met de boekenpodcast van NPO1.
    Groetjes, Hilly

    BeantwoordenVerwijderen

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.