Uitgeverij L.J. Veen Klassiek
The horror, the horror - Kurtz’ laatste woorden
Even in het kort het verhaal: Marlow krijgt een baan als kapitein op een ‘zoetwaterstomer’; hij voert de grote Afrikaanse rivier de Congo op (die naam wordt niet genoemd) voor een Belgische handelsmaatschappij om een zekere Kurtz te bezoeken. Deze Kurtz is de degene die de meeste ivoor weet bemachtigen. Er is iets met hem en Marlow moet daarachter komen. Natuurlijk maakt hij onderweg veel mee. Hij is onder de indruk van Afrika en zijn bewoners en van de blanke kolonisators. Hij heeft altijd op zee gevaren en dit is dus helemaal nieuw voor hem. Hij bereikt als was hij een ontdekkingsreiziger a la Livingstone de beruchte ivoorjager Kurtz. Dit relaas vertelt hij aan de bemanning van het schip de Nellie, dat voor anker ligt te wachten op eb, het lage tij, om te kunnen afvaren naar zee. Marlow vertelt een verhaal om de tijd te doden of misschien om iets anders. Het is niet Marlow die het verhaal opschrijft, dat doet een onbekende ‘ik’.
- De novelle bevat nogal wat biografische overeenkomsten met Conrad zelf -
‘Weliswaar was hij zeeman, maar hij was ook zwerver, terwijl de meeste zeelieden, om het zo maar uit te drukken, honkvast zijn. Het zijn van nature thuisblijvers, en hun thuis is altijd bij hen - namelijk het schip. En hetzelfde geldt voor hun land: de zee.’ (2015: 9)
Zo wordt Charlie Marlow aangeduid door de ik, die nergens een naam en functie krijgt, maar vermoedelijk de schrijver van dit boek is, laten we zeggen Conrad zelf.
Een prachtige zin is dit met paradoxen en en nuances, en met humor. Hoewel Engels Conrads derde taal is, schrijft hij als een Brit uit de 19e eeuw: vol nuances, lange zinnen met tegenstellingen en overeenkomsten, met een tongue-in-cheek-humor, die ik zo ontzettend Engels vind en waar ik zo dol op ben. Conrad was Pools van geboorte en sprak thuis ook Frans. Hij was ongetwijfeld een talenwonder.
Afgezien van de lange zinnen, waar je als lezer te gemakkelijk in kunt verdwalen, brengt ook de structuur van het verhaal, vertaler Bas Heijne noemt het een novelle, maar door zijn enorme impact denk je: nee joh, dit is een echte roman, - ik begin me ook al schuldig te maken aan nestdozen van zinnen -, ook de structuur dus van dit verhaal brengt je makkelijk van je stuk. Bovendien is het verhaal van Marlow naar de duistere binnenlanden van Belgisch Congo - dat natuurlijk niet zo genoemd wordt door Conrad - mysterieus, vaag en denk je als lezer: wat gebeurt er nu eigenlijk? Wie is die Kurtz, naar wie iedereen zo opziet en die zo bewierookt wordt? Ja, dat is niet zo makkelijk te zeggen. In plaats van licht in de duisternis te brengen met dit stukje, maak ik het alleen maar duisterder.
De taal is zonder meer prachtig en bedoeld om keer op keer te lezen en te luisteren. Het is namelijk ook taal die je goed kunt beluisteren. De taal is poëtisch en musisch, zij is reflectief, filosofisch en middel om de innerlijke ervaring van Marlow en Kurtz tastbaar te maken; de taal is speels en humoristisch. De taal is een amalgaam van extatische zintuigelijke ervaringen, die Afrika bij de stoombootkapitein Marlow oproept.
Een paar voorbeelden:
‘De zon ging onder. De avondschemering daalde neer over de rivier en langs de oever verscheen hier en daar een lichtje. De vuurtoren van Chapman, een driebenig gevaarte op een wad, scheen fel. Scheepslichten schoten door de vaargeul - een druk komen en gaan van lichtjes. En verder naar het westen, stroomopwaarts (een explicatie voor wie de geografie van de UK niet direct voor ogen heeft - grapje, rdv -) werd de plaats waar de monsterlijke stad zich bevond nog altijd onheilspellend gemarkeerd tegen de hemel, een dreigende wolkenfloers in het zonlicht, een lugubere gloed onder de sterren.’ (ib.: 8) Ik bedoel maar, kom daar tegenwoordig nog maar eens om, zo poëtisch en symbolisch!
‘Natuurlijk kun je ook heel goed te stom zijn om het verkeerde pad op te gaan - te sloom om zelfs maar in de gaten te hebben dat de machten der duisternis het op je gemunt hebben. Ik neem aan dat er nog nooit een dwaas is geweest die zijn ziel aan de duivel heeft verkocht. De dwaas is gewoon te zeer een dwaas of de duivel te zeer een duivel - ik weet niet welke van de twee.’ (ib.: 95): humor en overpeinzing.
De structuur van het verhaal wordt op Wikipedia aangeduid als een ‘raamvertelling’. Klassieke raamvertellingen zijn bijvoorbeeld: De vertellingen van 1001 nacht; of The Canterbury Tales. De Odyssee is in mijn optiek een overgangsvorm. Ik zou zelf Hart der duisternis geen raamvertelling noemen, maar feitelijk is dat van geen belang. Je moet er als lezer op bedacht zijn dat Marlow wel eens uitweidt en dat hij de tijd neemt zijn gedachten onder woorden te brengen of een vergelijking te maken. Ik zie zijn uitstapjes eerder als uitgebreide Homerische vergelijkingen, maar dat is evenmin van belang. Wees er in ieder geval op bedacht dat je als lezer weet in welk verhaal Marlow bezig is. Dat komt de helderheid bij het lezen niet ten goede; moderne lezers zijn dat ook niet zo gewend; bovendien gebruikt Marlow weinig eigennamen om mensen mee aan te duiden. Weliswaar is het Marlow, die het verhaal van Afrika vertelt, maar hij is er niet de schrijver van - om het nog ingewikkelder te maken -. Marlow maakt deel uit van de mannen die op het schip de Nellie in de Thames (als tamelijk rustige tegenhanger van haar woeste en onheilspellende zus, de Congo) het tij afwachten. Er is een ‘ik’, een alter ego van Conrad vermoedelijk, die het verhaal dat Marlow opschrijft en het ons laat lezen.
Omdat Conrad zo levendig mogelijk vertelt, zijn er veel ‘ikken’ in zijn verhalen. Hij vereenzelvigt zich met een boekhouder hier en een assistent daar. Opletten dus!
Dit relaas van Marlow en van Conrad is niet zo maar een avonturenroman. Bas Heijne, de vertaler en explicateur van de novelle, zegt dat Conrad vooral een symbolistisch auteur is. De term is een beetje ongelukkig gekozen misschien want volgens mij bedoelt Heijne niet dat Conrad een auteur is uit de literaire stroming van het Symbolisme, maar dat de lezer zijn novelle symbolisch moet opvatten. En dat had de lezer inmiddels ook zelf begrepen, toch? De reis naar Kurtz, de moeilijke reis naar en door donker Afrika, of door Marlow zelf aangeduid als witte plek op de geografische landkaart (hoe grappig is die zwart-wit-tegenstelling hier), is tegelijk de reis naar ’s mensens eigen donkerste binnen of binnenste donker. Wellicht zou een Symbolist (met een kapitaal dus) de reis naar je eigen binnenste opvatten als de reis naar je essentie, je eigen Licht. Conrad lijkt een pessimist in deze. Hij treft in het binnenste van mens en Afrika (‘hart’ op te vatte, als ‘binnenste’ of ook als ‘essentie’) niet dat Licht maar ‘the horror’ - Kurtz’ laatste woorden, - juist het gemis van al het menselijke, het goede, het verstandige, het hogere. Heijne zegt dat Conrad met Kurtz de verlichte (als in adept van de Verlichting), rationele, morele, tolerante mens wil tonen die totaal in verloedering raakt. Heel pessimistisch. Het lijkt erop dat Conrad niet gelooft in de westerse beschaving of welke beschaving dan ook. Dat is maar een dun vernisje. De enige remedie is ‘zelfbeheersing’. Die is Kurtz kwijtgeraakt, waarschijnlijk in zijn honger naar ivoor. Maar ivoor staat natuurlijk voor hebzucht. Conrads eigen opvatting is ook een beetje mistig, dus, maar een optimist is hij zeker niet.
Er is de kwestie van de inheemse bevolking, hoe Conrad die beschrijft en hoe hij over hen denkt. Dat is op zijn minst ingewikkeld. Een aantal Afrikaanse auteurs heeft Conrad beschuldigd van racisme. Daar zit ook best wat in. We moeten eveneens in het achterhoofd houden dat de novelle in 1899 verschenen is - aanvankelijk als feuilleton; dat was gebruikelijk in die tijd, denk aan Dickens, aan Couperus). Weliswaar ziet Marlow / Conrad de inheemse bevolking vaak als anders dan de blanken, laten we zeggen, op sommige plekken meer als beesten, maar tegelijk is Marlows compassie met de lijdende slaven enorm groot en geeft hij zijn scheepsbeschuiten aan een stervende zwarte man. Heijne zegt dat de inheemse mensen symbool staan voor mensen die dichter bij de natuur staan, dierlijker zijn, ook al vinden veel van ons dat dichtbij de natuur staan tegenwoordig een deugd. Dus is het symbool-staan belangrijker dan racisme, aldus Heijne.
Het is een lastige kwestie. Dat symbool-staan zie je bijvoorbeeld ook aan het einde van de novelle wanneer Marlow in Engeland de verloofde - meen ik - van Kurtz bezoekt en haar vertelt over zijn bezoek aan haar vriend in Afrika. Naar mijn gevoel is dit het slechtste deel van het verhaal. De vrouw wordt overdreven emotioneel en overgevoelig geschilderd - naar mijn gevoel -. Maar dat is nu juist de bedoeling, zij staat symbool voor de vrouw, die waarschijnlijk moreel en emotioneel zuiverder is dan de man. (Daar heeft Heijne het niet over.)
Overigens bedenk ik me nu: het feit dat Corad niet scheutig is met namen van personen, landen, rivieren etc, behalve die van Marlow en Kurtz, pleit inderdaad voor een symbolische benadering / uitleg.
Marlow constateert onderweg het grote lijden van de slaven en hij laakt het westerse, immorele kolonialisme, de inhaligheid van de blanken. Slechts een stoïcijnse enkeling kan Marlows bewondering oproepen.
Grappig vind ik, tot slot, hoe Marlow zich opstelt als amateur-antropoloog. Oog in oog met kannibalen voelt hij zich nauwelijks ongemakkelijk, maar wil hun toch niet het dode lichaam van de stuurman geven om op te eten. Voor mij is het dan weer grappig om te lezen dat Marlow denkt dat kannibalen zich dagelijks voeden met mensenvlees, terwijl kannibalisme een religieus-maatschappelijke cultuuruiting is. Maar dat geheel terzijde.
Voor mij toch een van de mooiste boeken die ik dit jaar gelezen heb. Het is een herlezing. En herlezen is geen straf en geen overbodigheid.
Auteur
Joseph Conrad (Berdytsjiv, 3 december 1857 – Bishopsbourne, 3 augustus 1924) was een Pools-Engelse roman- en prozaschrijver. Hij werd geboren als Józef Teodor Konrad Korzeniowski in Berdytsjiv, Rusland (tegenwoordig Oekraïne). Zijn romans gaan veelal over het gevaarlijke leven op zee en over exotische plaatsen.
Conrad maakte vele reizen naar alle uithoeken van de wereld. Zijn jongensdroom om naar Afrika te reizen kwam uit. Met de steun van zijn invloedrijke 'tante' Marguerite Poradowska werd hij door S.A.B.-voorzitter Albert Thys aangenomen als vervanger van de vermoorde scheepskapitein Freiesleben. Op de Roi des Belges en de Florida voer hij ver landinwaarts op de Kongo door de toenmalige Kongo-Vrijstaat. Indrukken en ervaringen van deze reis zijn terug te vinden in zijn latere werk (An Outpost of Progress en vooral Heart of Darkness). Geschokt hoe de koloniale mogendheden zich gedroegen tegenover de lokale bevolking, besloot Conrad na één reis ontslag te nemen.
Amper een maand na zijn eerste aankomst in Engeland monsterde Conrad aan voor diverse reizen op Britse koopvaardijschepen. Hij maakte zich de Engelse taal eigen via contacten met de andere opvarenden aan boord van de schepen. Ook verdiepte hij zich verder in de scheepvaart, waardoor hij in 1886 zijn papieren kreeg voor gezagvoerder koopvaardij, en daarnaast verwierf hij ook de Britse nationaliteit. Op 37-jarige leeftijd, in 1895, vestigde hij zich blijvend in Londen.
Conrad publiceerde zijn eerste roman waaraan hij vijf jaar had gewerkt, Allmayer's Folly, in 1895, maar hiermee had hij weinig succes. De meeste bekendheid heeft hij verworven met de novelle Heart of Darkness (1899, in 1902 als boek uitgegeven), waarin hij zijn eigen ervaringen als kapitein in Belgisch Congo heeft verwerkt. In Heart of Darkness wordt de tocht over de rivier met een stoomschip uitvoerig beschreven en dient de reis naar het binnenland ook als metafoor voor een reis naar het innerlijke van de menselijke geest.
Hoewel Conrad pas op latere leeftijd de Engelse taal leerde, en het eigenlijk zijn derde moedertaal was, na het Pools en Frans, wordt hij door literatuurcritici geroemd om zijn taalgebruik. Hij schreef in de hoogdagen van het Brits Imperium, en trok zijn voordeel uit zijn ervaringen bij de Franse en later de Britse Koopvaardij. Hij schreef verhalen en romans die zich veelal op zee of aan de kust afspeelden, en die de beproevingen van de menselijke geest weergaven, opgelegd door de eisen van plicht en eer. Thema's als beschaving, moraliteit en ook eenzaamheid komen verschillende malen terug en Conrad gebruikt eigen ervaringen, ook zijn jeugd als banneling, als bron. Bekende werken van hem zijn het verfilmde Lord Jim en het reeds genoemde Heart of Darkness.
Conrad was een meesterlijk proza-stylist, die een duidelijk niet-Engels dramatisch gevoel bracht in de Engelse literatuur. Hoewel sommige van zijn werken naar het romantische neigen, wordt hij gezien als een voorloper van de modernistische literatuur. Zijn verhalende stijl en de anti-heroïsche personages beïnvloedden veel auteurs na hem. Conrads literaire werk oefende een diepgaande invloed uit op de modernistische beweging, en op een lange lijst van schrijvers, waaronder T.S. Eliot, Graham Greene, Virginia Woolf, Thomas Mann, André Gide, Ernest Hemingway, F. Scott Fitzgerald en William Faulkner. (Bron: ISBN: 9789020414608)
Titel: Hart der duisternis (Heart of Darkness)
Auteur: Joseph Conrad
Vertaler: Bas Heijne, die ook het nawoord schreef
Pagina´s: 158
ISBN: 9789020414608
Uitgeverij L.J. Veen Klassiek
Verschenen: oorspr. 1899; 2015 (de hier gebruikte)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.