dinsdag 17 november 2020

Ingeborg Bachmann - Oorlogsdagboek

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Koppernik


Die zomer toen alles ineens anders werd

Van de Oostenrijkse Ingeborg Bachmann (Klagenfurt, 1926 - Rome, 1973) is deze zomer Oorlogsdagboek verschenen bij Uitgeverij Koppernik. Een bundel met o.a. twee dagboekfragmenten van amper vijftien pagina's, waarvan men vermoedt dat deze slechts een klein gedeelte zijn van een eerder geschreven dagboek dat niet meer is gevonden. Daarnaast zijn elf brieven van Jack Hamesh (1920-1987) opgenomen, een informatief nawoord van Hans Höller, een Oostenrijkse hoogleraar filosofie en germanistiek. De helaas onlangs overleden vertaler Machteld Bokhove schreef een slotwoord, waarin de voor- en nageschiedenis van het dagboek en het leven van Bachmann aan de orde komen.

Bachmann schreef niet alleen poëzie en later proza, maar ook hoorspelen. Hiermee boerde ze goed genoeg, zodat ze kon leven van haar pennenvruchten, waarvoor ze een aantal maal in de prijzen is gevallen. Haar debuutroman Malina, het eerste deel van een voorgenomen drieluik, verscheen in 1971. Hierin beschrijft ze de naweeën van en angstdromen over de oorlog. De twee volgende delen zijn er evenwel niet meer van gekomen, omdat Bachmann in 1973, op haar zevenenveertigste, onfortuinlijk aan haar einde is gekomen door brand in haar woning in Rome. Haar verdriet over de verbroken relatie met Max Frisch, zelfmoord van een andere geliefde Paul Celan, gebruik van teveel pillen en drank hebben geleid tot verschillende opnamen in een psychiatrische kliniek. 

In september 1944 is Bachmann achttien jaar oud wanneer ze het eerste dagboekfragment schrijft. 'Lief dagboek, nu ben ik gered. Ik hoef niet naar Polen en niet naar de antitankgeschuttraining.' Om dit te omzeilen meldt ze zich aan bij de 'gehate' Kweekschool. Het dringende tekort aan onderwijzers blijkt haar redding. Luchtalarmen, dreiging van bommen en beschietingen staan in schril contrast met het mooie nazomerweer. Iedereen, ook de kinderen, wordt aan het werk gezet om loopgraven te delven. Dat zijn passages waar je als lezer met je neus op de gruwelijke feiten van de oorlog wordt gedrukt. In een interview in 1971 vertelt ze;
 

‘Eén bepaald moment, heeft mijn kindertijd in stukken geslagen. Het binnenmarcheren van Hitlers troepen in Klagenfurt. Dat was zoiets ontzettends, dat met deze dag mijn herinnering begint: met een te vroege pijn zoals ik die in deze mate later misschien nooit meer gekend heb. Natuurlijk heb ik dat alles niet begrepen in de zin waarin een volwassene het begrepen zou hebben. Maar die afschuwelijke bruutheid die voelbaar was, dat brullen, zingen en marcheren - dat opkomen van mijn eerste doodsangst.’


Het eerste deel van de dagboekfragmenten bestrijkt de laatste acht maanden van de oorlog. Oorlogsangst leidt bij haar soms tot opstandige gedachten.

'Ik ga niet meer boven de bunker in. […] In onze straat is nu niemand meer. De dagen zijn zo zonnig. Ik heb een luie stoel in de tuin gezet en ik lees. Ik heb me vast voorgenomen om door te lezen als de bommen komen. […] Gisteren is het grootste eskader gekomen dat er ooit waas. Het eerste is doorgevlogen, het tweede heeft bommen laten vallen. Het gedreun was zo gigantisch dat mijn adem stil bleef staan, en toen ben ik toch de kelder in gegaan, wat natuurlijk belachelijk is in ons huisje omdat het niet eens een kleine bom zou kunnen weerstaan, laat staan een bom van 100 kg.'


Het tweede dagboekfragment handelt over de zomer na de bevrijding. Wanneer ze een persoonsbewijs gaat halen, ontmoet ze de Joodse Jack Hamesh - 'klein en nogal lelijk, met bril, spreekt vloeiend Duits met een Weens accent' - een in ´38 naar Palestina geëmigreerde soldaat in het Engelse leger, die zijn ouders is verloren in de Holocaust. Hij bezoekt haar die zomer dagelijks in de tuin van de Bachmann's en tot haar grote vreugde delen ze de liefde voor literatuur, met name van de door de nazi's verboden schrijvers. Ze beleeft, zoals ze schrijft, 'de mooiste zomer van mijn leven'.

Saillant detail in dezen is dat Bachmann's vader een overtuigd aanhanger was van de NSDAP, tijdens de oorlogsjaren officier in actieve militaire dienst. In de zomer na de bevrijding werd hij enige tijd in Amerikaanse krijgsgevangenschap gehouden. 'Over papa praten we helemaal niet meer.' Ze is zich daarom zeer bewust van de nazi-ideologieën en -opvoeding, en haar lidmaatschap van de Bund deutsche Mädel.

'Ze praten allemaal over mij, en natuurlijk ook mijn hele familie. "Zij gaat met die Jood". […] En ik heb tegen haar (Bachmann's moeder m.n.) gezegd dat ik tien keer door Vellach en door Hermagor met hem op en neer ga lopen, en als iedereen dan op zijn kop gaat staan, dan juist.'


Na de bevrijding schrijft Bachmann te genieten van haar vriendschap met Hamesh. De oorlog is voorbij is en die zomer zal voor altijd de mooiste zal blijven, 'wie had er trouwens een paar maanden geleden gedacht dat wij het zelfs maar zouden overleven!' Voor haar is de vreugde tweeledig: haar vriendschap met Hamesh en het feit dat de oorlog ten einde is. 'Van vrede merk je niet veel, zegt iedereen, maar voor mij is het vrede, vrede! De mensen zijn allemaal zo ontzettend onnozel; hadden ze dan verwacht dat na zo'n catastrofe van de ene op de andere dag luilekkerland losbarst! Voor haar is het duidelijk aan dat ze snakt naar vrijheid en studeren, werken en schrijven.

Hamesh reist na deze zomer via doorgangskampen naar Palestina en van de briefwisseling tussen hem en Bachmann zijn alleen zíjn brieven bewaard gebleven. Deze geven evenwel een beeld van hun correspondentie, omdat Hamesh reageert op onderwerpen die zij aan de orde bracht. Hij vertelt niet alleen hoe het hem vergaat, maar ook dat hij hun vriendschap mist en 'vol hunkering' op haar wacht, hoewel hij weet dat ze ernaar verlangt 'om alleen te zijn'. Hier geeft niet alleen aan háár te missen, maar ook de vreugde van de voorbije dagen, toen hij met haar in de tuin had zitten praten over hun gezamenlijke interesse. Hij schrijft dat hij zijn onzekere toekomst met een zwaar gemoed tegemoet gaat. Het leven in en de opbouw van Palestina zijn hard en hij beschrijft dat hij zich ontheemd voelt en hoe zwaar het hem valt. De wetenschap dat hun vriendschap voor haar geen liefdesband kan worden, lijkt de poten onder zijn stoel weg te zagen; 'schrijf me alsjeblieft niet meer dat het vrij-zijn gelukkig maakt. Was je zo gebonden toen we samen waren?' Het is voorstelbaar dat de toon van zijn brieven, hoe lief zijn woorden ook waren, de achttienjarige en vrijgevochten Bachmann een wat benauwend gevoel gaven. Wat echter duidelijk mag zijn, is dat zij beiden een ander toekomstbeeld nastreefden.

Oorlogsdagboek geeft ondanks zijn bescheiden omvang een mooi beeld van een relatief korte periode in het leven van Ingeborg Bachmann. Dit is mede te danken aan het uitgebreide en verhelderende nawoord.

Wie ander werk uit het kleine oeuvre van deze naoorlogse auteur wil lezen - in Nederlandse vertaling - zal zich helaas moeten richten op de tweedehands boekenmarkt. Maar wie weet is deze bundel een aanzet tot hernieuwde aandacht voor het werk en leven van Ingeborg Bachmann.

Titel: Oorlogsdagboek
Auteur: Ingeborg Bachmann e.a.
Vertaling: Machteld Bokhove
Pagina's: 128
ISBN: 9789492313942
Uitgeverij Koppernik
Verschenen: juni 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.