Uitgeverij Oevers
De schilder en het
meisje*
Mogelijk *spoilers*. Ik ben er voorzichtig mee en
ook met het melden ervan. Wil je niets van de roman weten, lees dan eerst zelf.
Dit is wel een boek dat je zelf moet ervaren, vind ik. Nu ik gewaarschuwd heb
voel ik mezelf iets vrijer in het bespreken van de roman.
Driehonderdzestig pagina’s
zinnen zonder punt, dus technisch gezien één lange zin. De tekst gaat alsmaar
door, en door, en door.
In het hoofd van schilder Asle is het nooit stil. Hij denkt, overdenkt, krijgt associaties, flash backs, hij droomt, hij hallucineert, hij piekert, hij verwart dingen met elkaar, hij onthoudt verkeerd, hij verwisselt, hij verdringt gedachtes en beelden. Maar de Noorse auteur Jon Fosse maakt het ons ‘gemakkelijker’ door de tekst op te delen in twee delen, die beide precies gelijk beginnen.:
In het hoofd van schilder Asle is het nooit stil. Hij denkt, overdenkt, krijgt associaties, flash backs, hij droomt, hij hallucineert, hij piekert, hij verwart dingen met elkaar, hij onthoudt verkeerd, hij verwisselt, hij verdringt gedachtes en beelden. Maar de Noorse auteur Jon Fosse maakt het ons ‘gemakkelijker’ door de tekst op te delen in twee delen, die beide precies gelijk beginnen.:
Ik zie mezelf kijken naar twee strepen die elkaar in het midden kruisen, bruine en lila (parafrase rdv)
Het is logisch dat de
tekst geen punten kent; er is immers geen rustpunt, geen enkele pauze in het
leven, in het denken van Asle. Eén lange stream of consciousness. Zijn leven is
zo overvol dat hij een alter ego heeft in Bjørgvin, waar ook zijn galeriehouder
woont en hij zelf een atelier heeft. Hij woont buiten in Dygla, in een oud huis
dat hij ooit kocht met zijn vrouw en waaraan weinig gemoderniseerd is.
Grosso modo gaat dit
verhaal over schilderen, het proces, de achtergrond, en met name één
schilderij, dat door buurman Åsleik het ‘Andreaskruis’ ** wordt genoemd.
Bepaalde keuren en vooral het licht, het licht dat aanwezig is in het donker,
en de schaduwen nemen een centrale plaats in.
Ik ben zelf echt
overdonderd door het beschrijven van het schilderen en de overdenkingen
daarbij. Zeer bescheiden schilder en teken ik ook. Het ontstaansproces van een
werk is uitermate vreemd, niet-rationeel, gestoeld op onnoembare gevoelens en
wijduitwaaiende associaties. Er is sprake van gevoelens die niet te beschrijven
zijn omdat ze diep weggedoken zitten in een diepe put in de mens op een niveau
waar je eigenlijk niet bij kunt. Onbewust heet dat dan prozaïsch.
‘[...] want een schilderij zegt iets en zegt tegelijkertijd niets, het spreekt zwijgend, ja, waarschijnlijk laat het in de eerste plaats zien wat niet kan worden gezegd, zegt hij en ik denk mee, nu moet ik zien dat ik thuiskom [...]' (2019: 45)
Het leven is een
aaneenschakeling van zeer profane en goddelijke momenten. Nooit is er rust, het
is een ongoing process, nooit krijgt het moede hoofd rust. Asle is alsmaar
onderweg en als hij dat fysiek niet is, gebeurt het reizen in zijn hoofd.
Waarschijnlijk is er slechts in de dood rust. Is het vreemd dat de paradox in
deze roman een veelgebruikt stijlfiguur is?
‘[...] want wat ik schilderde waren de schaduwen, het donkere in al dat licht, het eigenlijke licht, het onzichtbare licht, maar zag iemand dat? (ib.: 74)
‘[…] hoe donkerder het is des te duidelijker is dat wat onzichtbaar oplicht in een schilderij en het kan vanuit zoveel verschillende kleuren oplichten, maar vooral vanuit de donkere, ja, het meest vanuit het zwart [...]' (ib.: 346)
‘[...] het onzichtbare in het zichtbare! […] in dat wat sterft is dat wat niet sterft onzichtbaar aanwezig, en in dat wat verrot dat wat niet verrot onzichtbaar aanwezig is, ja, de wereld is zowel goed als slecht.’ (ib.: 347)
Voor Asle heeft schilderen
te maken met God, met het ontdekken van God in het aardse maar ook met het
bestaan van God in de mens. Zijn vrouw Ales, die jong overleden is, schilderde
iconen; een icoon is een drager van Goddelijke energie***. Asle bidt regelmatig
de rozenkrans - hij is overgegaan op het katholieke geloof, wat in Noorwegen
uitzonderlijk is - en zegt zijn gebeden op in het Latijn, dat een bezwerende
werking heeft… '[...] en terwijl ik langzaam uitadem Ontferm u en terwijl ik
diep inadem Over mij!' (ib.: 357)
Schilder Asle woont in
Dygla; zijn buurman Åsleik is degene met wie hij het meeste contact heeft.
Åsleik, een visser die alles per boot doet omdat hij geen rijbewijs heeft, doet
klussen voor hem. In ruil koopt Asle boodschappen voor hem en mag Åsleik ieder
jaar een schilderij uitzoeken voor zijn zus, Guro - ook Guro blijkt een
dubbelganger te hebben die in Bjørgvin woont -, die een eind verderop aan het
Sygnefjord woont. Als ik het goed goed heb speelt het verhaal zich af in de
buurt van Hardanger en Bergen. Ieder jaar probeert Åsleik de schilder mee te
nemen naar zijn zus om samen Kerstmis te vieren. Dit jaar wil Åsleik een groter
schilderij uitzoeken. Åsleiks zuster heeft ongetwijfeld de grootste verzameling
kleine schilderijen van Asle. Heel misschien gaat Asle dit jaar wel mee naar
Guro.
De tijdspannen is ongeveer
24 uur, misschien iets langer, een tijd waarop Asle voortdurend onderweg lijkt
te zijn, fysiek en in zijn geest. Hij rijdt weer terug van huis naar Bjørgvin
na een lange dag, de dag waarop zijn laatste schilderij vorm heeft gekregen:
een diagonale bruine streep en een idem streep lila. Eenvoudig; er lijkt geen
schaduw en lichtval te zijn in een dergelijk abstract schilderij, dat gaandeweg
toch iets van een icoon krijgt. De kleur bruin is vol van betekenis in zijn
leven: de Boot van zijn vader is bruin, vanwaaruit hun buurjongen verdrinkt;
bruine kaas - Noorse kaas -; de bruine tas van Moeder, de bruine zak
krentenbollen die de Bakkersvrouw meegeeft, de chocolademelk die Moeder schenkt
in het veilige huis, zijn eigen bruine schoudertas. Maar ook is er zwart: zijn
lange jas is zwart, zijn fluwelen jasje is zwart, het elastiekje waarmee hij
zijn lange grijze haar vastbindt is zwart, schaduwen zijn zwart. Het blauwe
huis van de enge kale en dikke man; blauw is ook het vuil geworden jurkje van
zijn zus Alida - ongetwijfeld symbolisch voor het verlies van Asles onschuld
-; het geel van de sinas bij de enge
man, het gele huis; het wit van de sneeuw die onophoudelijk valt en waarin hij
zichzelf en Asles als jonge geliefden sneeuwengelen ziet maken. Waar het lila
vandaan komt blijft een raadsel. Wellicht hangt het aan tegen het paars van de
rouw?
Asle rijdt weer terug
omdat hij gevoelens van onrust en zorgen heeft met betrekking tot zijn
alter ego. Die drinkt te veel en misschien heeft hij hulp nodig; hij heeft
ongetwijfeld hulp nodig, hij moet zijn eigen vermoeidheid negeren. Direct vanaf
het begin voel je dat er iets raars is tussen die twee Asle’sen. Ze lijken
steeds meer overeen te komen, over elkaar heen te schuiven. Maar ze verschillen
ook; de een drinkt , de ander niet meer. Beiden kunnen ze geen rust vinden.
Fosse verduidelijkt de verhouding tussen de twee Asle’sen niet en dat is mooi.
Asle hallucineert de hele tijd, net als het delirium waarin zijn alter ego zich
bevindt en waardoor hij naar het Ziekenhuis moet (Fosses hoofdlettergebruik is
aandoenlijk en symbolisch): hij ziet zichzelf en zijn vrouw als jonge mensen,
zichzelf en zijn zusje in hun jeugd.
Het gedoe en gefriemel in
Asle’s hoofd is ongelooflijk meeslepend; er is voortdurend dreiging, er is
voortdurend onrust, er zijn beelden die niet toegelaten mogen worden, met name
die over vrouwen en de liefde en de seks, met name over zijn eigen jong
gestorven vrouw. Beelden die alsmaar weggeduwd worden omdat ze te pijnlijk zijn
en waarschijnlijk in gesublimeerde vorm aanwezig zijn in zijn schilderijen. Het
doet er ook niet zo heel veel toe wat het allemaal precies is. Asle probeert de
schimmen uit zijn verleden te bezweren met schilderen en gebed.
Wellicht vindt hij slecht
in de dood rust. Hij verlangt daarnaar en vreest hem.
Haast onnodig te zeggen
dat de vele elementen zich herhalen, en herhalen en herhalen en dat melancholie
het hoofdgevoel is. Misschien is Asle een gemankeerde Orfeus, die zijn lief
niet eens durft te gaan zoeken in de Onderwereld en zich daarom richt tot de
Hoge, of misschien is zijn leven na de dood van Asle wel een voortdurende
blinde en eindeloze zoektocht in het Dodenrijk naar zijn lief. Hij vermoedt
zelf dat hij haar terug zal zien na zijn dood. Dit is misschien ook een reden
om zich zo aan de katholieke God te binden. Het katholicisme kent een after
life. De protestanten kennen die natuurlijk ook, maar daar zit het allemaal wat
anders in elkaar. Daar kun je zelf geen invloed uitoefenen op je uitverkiezing.
Het verveelt absoluut
niet, wat best wel een beetje vreemd is. Het enige is dat waar ik spanning en
misschien een oplossing verwacht, mijn lezen ongeduriger werd en sneller. Daarom
heb ik eigenlijk een hekel aan spannende boeken. Dan wil ik veel sneller lezen
dan ik kan.
Een roman die tamelijk
uniek is, denk ik. Misschien een beetje een navolger van Proust, met alle
respect, geen na-aper, volstrekt niet. Maar waar Op zoek naar de verloren tijd
van Proust een schrijver oplevert, biedt De andere naam een schilder.
* Allusie op Margiet de
Moors roman uit 2010 met dezelfde titel. Zeer aanbevolen!
** Het andreaskruis dankt
zijn naam aan de apostel Andreas, die aan een dergelijk kruis zou zijn
gekruisigd.
In de Germaanse symboliek
verzinnebeeldde het schuinkruis (vgl. Gebo-rune) een goddelijke kracht. Deze
tekens werden door mensen gebruikt als bescherming tegen het kwade, boze
geesten, demonen en onheil. Dit teken tref je vaak aan op muurankers, als
bescherming tegen blikseminslag. Tegen de woede van Donar, de West Germaanse
god van de donder, ook genaamd Thor. Een duidelijke echo van de oorspronkelijke
betekenis ‘bezwering van gevaar’ is nog steeds terug te vinden als
gevaarsymbool voor irriterende stoffen en in het diverse verkeersborden. Zoals
in 'pas op, spoorwegovergang', het matrixbord boven de autoweg met een rood
kruis, en het vingers kruisen achter op de rug als kinderen een leugentje
vertellen.
*** Wikipedia: Theodorus
de Studiet († 826) heeft over de legitimiteit van iconenverering gezegd: “De
icoon vertegenwoordigt het prototype [...] De eer die men aan de icoon
bewijst, gaat terug op het oerbeeld [...]. Voor christenen was en is, tot op
de dag van vandaag, het beeld een mysterium en zij beschouwen het als een
drager van Goddelijke energie en genade.”
Auteur
Jon Fosse
(Haugesund, 29 september 1959) is een Noorse schrijver. Hij groeide op in
Strandebarm in Kvam in de provincie Hordaland. Hij schrijft hoofdzakelijk in
Nynorsk.
Aanvankelijk publiceert
Jon Fosse alleen poëziebundels en romans. De laatste jaren schrijft hij
overwegend voor toneel. Zijn toneelstukken worden over de hele wereld gespeeld.
In het jaar 2000 zijn drie van zijn stukken bij de belangrijke Duitstalige gezelschappen
geënsceneerd: bij de Salzburger Festspiele, bij de Berliner Schaubühne en aan
het Deutsches Theater Berlin, bij het Thalia Theater in Hamburg en bij het
Schauspielhaus in Zürich. De naam, De nacht zingt haar lied, Het kind. De
Münchner Kammerspiele bracht in 2002 Droom in de herfst uit.
De schrijversgeneratie
waartoe Jon Fosse behoort, introduceert in de jaren tachtig in Noorwegen het
postmodernisme. Deze literaire stroming stelt zich bewust tegengesteld op ten
opzichte van de sociaalkritische bewegingen van de jaren zeventig. Bij Fosse
leidt dat niet in de richting van de intertekstualiteit, maar eerder in een
hang naar het religieuze. Ook lijken zijn teksten steeds als het ware in het
decor van zijn geboortestreek het Vestlandet in het westen van het land te
staan. Zijn werk wordt vaak 'duister' genoemd. Zijn poëzie heeft overeenkomsten
met het werk van Georg Trakl.
In 2000 heeft hij
Nestroyprijs, een prijs voor theater in Wenen, ontvangen voor De naam. In 2015
won hij Literatuurprijs van de Noordse Raad voor Andvake-trilogien.
Titel: De andere naam.
Septologie I-II
Auteur: Jon Fosse
Vertaling: Marianne
Molenaar
Pagina's: 360
ISBN: 9789492068316
Uitgeverij Oevers
Verschenen: september 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.