woensdag 3 oktober 2018

Tonke Dragt-De brief voor de koning

Recensie door Roosje
Uitgeverij: Leopold




Een rite de passage



Misschien wel Tonke Dragts beroemdste boek gaat een nieuwe levenscyclus in: De brief voor de koning wordt door Netflix ‘verseried’. Het boek werd in 2008 al verfilmd door Pieter Verhoeff. Op 5 oktober 2004 kreeg De brief voor de koning ter gelegenheid van de vijftigste Kinderboekenweek de 'Griffel der Griffels' voor het beste kinderboek van de afgelopen vijftig jaar. In het seizoen 2007/2008 ging een gelijknamige musical het land rond. De eerste druk is uit 1962, een periode waarin aan het kinderboek nog maar mondjesmaat aandacht besteed werd. 

Dit boek was, samen met het vervolg Het geheim van het Wilde Woud, een lievelingsboek van mij. Ik las ze toen ik een jaar of 8, 9 was. Genoeg reden om De brief aan de koning nog een keer te lezen om erachter te komen of het boek me nog steeds zo goed bevalt.

Hoofdpersoon is de 16-jarige Tiuri, zoon van Tiuri de Dappere, die met zijn maten een nacht moet waken in een kapel. De volgende dag zullen zij tot ridder worden geslagen in dienst van hun koning Dagonaut. Maar een persoon die dringend om hulp vraagt, wordt door Tiuri gehoord. En op deze wijze verlaat de knaap de kapel om aan een Opdracht gehoor te geven. Het zijn empathie en moreel gevoel die deze jongen leiden. Vanzelfsprekend beleeft hij vele avonturen en gaandeweg de reis krijgt hij enerzijds meer helderheid omtrent zijn Opdracht en anderzijds worden de geheimen steeds groter.

Dit is een verhaal van lang geleden, toen er nog ridders waren. Het speelt zich af in twee koninkrijken: Het land van Koning Dagonaut ten oosten van de Grote Bergen en Het Land van Koning Unauwen ten westen van de Grote Bergen. Zo heten ook de hoofdsteden van de twee rijken: de Stad van Dagonaut en de Stad van Unauwen. Er wordt ook gesproken van een ander land, maar daarover valt nu nog niets te vertellen.
Het verhaal begint in het Land van Koning Dagonaut. Eerst moet je echter weten van hem en van zijn ridders. Ik heb daartoe een paar stukjes overgeschreven uit een oud, oud boek.’ (1983: 7)

Ik las hier en daar dat het om de Middeleeuwen zou gaan, maar als kind had ik al door dat het verhaal lijkt op een middeleeuws ridderverhaal maar het niet is. Het gaat immers om een fictief land en al lijken de personages op middeleeuwse figuren, ze zijn het eenvoudigweg niet. De omgang tussen mensen van verschillende klassen - want standen mag ik het niet noemen - is in dit boek toch veel minzamer en eenvoudiger dan in de Middeleeuwen. Je voelt als lezer direct al aan dat het ook gaat om meer dan ridders en oorlog.
Religie is wel aanwezig in dit boek, maar erg belangrijk is ze niet. Ze is er gewoon, ze maakt deel uit van het gewone en het rituele leven.

De brief voor de koning is niet alleen een avonturenroman. De entourage lijkt een beetje op de verhalen van de Ronde Tafel rond de schimmige koning Arthur, waarin morele en spirituele moed en bovenzinnelijkheid belangrijk zijn. De bovenzinnelijkheid ontbreekt in dit verhaal rond Tiuri.
Ook heeft het verhaal iets weg van In de ban van de Ring, ook al omdat ringen in Tiuri’s verhalen een voorname rol spelen. Niet hoeft Tiuri zijn ring te verbranden, hij moet een belangrijke brief bezorgen aan de koning van het naburige land, Unauwen. Maar Tiuri heeft het emotioneel en moreel iets minder zwaar dan Frodo. Tiuri leeft nog meer in het stadium het kinderlijke vertrouwen dan Frodo. De opdracht van de laatste is ook veel zwaarder, maar onderschat moet het gewicht van de brief niet worden.
Al zijn zaken geheimzinnig en unheimisch, er is geen sprake van tovenarij en bovennatuurlijke zaken.

Een van de grote thema’s in dit boek is de drieslag: vertrouwen, twijfel en volharding. Het vertrouwen is intuïtief en het lijkt erop dat dat vertrouwen bij mensen met een zuiver geweten ‘beter’ werkt. Dit is een motief dat ook in Arthurromans belangrijk is. De ridder met het zuivere geweten is in staat de graal te vinden.
Maar twijfel slaat toe als je je in een benarde positie bevindt, gevangenschap of dreigend levensgevaar; hoe moet je dan handelen? Je komt erachter dat vertrouwen soms niet terecht is en dat wantrouwen een grote rol speelt. Volharding aan de goede zaak, de opdracht is de kwestie, ondanks je eigen ongemak of zelfs als je leven in gevaar is. Het is een queeste, een heilige opdracht.

Opmerkelijk vond ik in dit boek dat het verhaal nog niet helemaal afgelopen is wanneer Tiuri bij koning Unauwen geweest is. Er is nog een staartje. Een beetje om de held eer aan te doen en ook om een nieuw verhaal aan te kondigen.
Heel treffend vond ik de uitspraak van de nar van koning Unauwen, die ook ridder is trouwens, een ongewone combinatie, dat wie op zoek gaat naar het land onder de regenboog bedrogen uitkomt; niet het doel is belangrijk maar de reis erheen. Het is niet het belangrijkste dat Tiuri de brief afgeeft; zwaarder wegen de reis die hij maakt, de zaken die hij onderweg meemaakt en mensen die hij leert kennen.

Tiuri verkrijgt zijn ridderslag gaandeweg en onderweg, met zijn reis door de psychisch-emotionele stadia van vertrouwen, twijfel en volharding heen. Dat is zijn queeste, zijn rite de passage: hij wordt volwassen. Hij leert dat de dingen en de mensen niet altijd zijn wat en wie zij lijken te zijn. Door schade en schande wordt hij wijs, als wij allen.
En misschien verliest hij ook wel iets van zijn morele onschendbaarheid? Kinderen lijken ons immers vaak moreel hoogstaander toe dan volwassenen. Hiermee ga ik wellicht een beetje te ver. Het valt me echter op wat een échte held Tiuri is. Hij leert twijfel kennen, twijfel die hij tevoren nauwelijks kende. Die twijfel maakt dat hij de drempel overgaat naar de volwassenheid. En vandaar de rite de passage: van jongeling naar jongeman.

Een ander groot thema is dat van de vriendschap, met name die tussen Tiuri en Piak. De vriendschap tussen de jongens is zo sterk dat ik nu, als volwassene bijna denk aan een relatie. Maar anderzijds kinderen en pubers hebben wel degelijk innige vriendschappen voordat verliefdheden en relatievorming roet in het eten gaan gooien.

Nu, dus zo’n zestig jaar nadat Tonke Dragt het boek geschreven heeft, gelden iets andere waarden en normen. Zo’n brave en goede held als Tiuri zien we niet zo veel meer. Tegenwoordig is het meer het grijze gebied tussen goed en kwaad, juist en verkeerd, licht en donker dat onze beleving kenmerkt. Kwetsbaarheid noemen we dat misschien. We durven meer onze menselijkheid te tonen, we zijn geen goden noch duivels. Middelmatiger, realistischer en daarin schuilen nu onze morele keuzes. Welke tijd ook, er zijn altijd morele keuzes te maken.
Toch is er wel iets van dat grijze gebied terug te vinden in dit boek: Tonke Dragt laat zien dat je als mens eigenlijk nooit ergens helemaal thuis bent, het onderweg zijn, fysiek en psychisch-emotioneel, hoort nadrukkelijk bij het mens zijn, en dat je op een beslissing altijd terug kunt komen: Piak keert aanvankelijk terug naar zijn thuis in de bergen en besluit later toch Tiuri te volgen naar de stad van Dagonaut.

Ik geef eigenlijk geen sterren meer aan mijn gelezen boeken. Voor dit boek wil ik een uitzondering maken: 5 sterren, waanzinnig goed boek, nog altijd, na zestig jaar!

Over de auteur

Antonia Johanna Willemina (Tonke) Dragt (Batavia, 12 november 1930) is een Nederlandse schrijfster van kinderboeken.
Dragt werd geboren in Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zij samen met haar moeder en haar zussen ondergebracht in Tjideng, een interneringskamp voor vrouwen. In het kamp is ze gaan schrijven, volgens eigen zeggen omdat er niets te lezen was.
Na de oorlog kwam zij met haar moeder en zusjes naar Nederland, waar ze – zoals veel Indische Nederlanders – niet echt warm werden ontvangen. Ze deed eindexamen HBS en ging naar de academie voor beeldende kunsten in Den Haag en haalde de akte tekenen A en B. Daarna ging ze tekenles geven en voor de klas vertelde ze vaak ook verhalen.
In 1958 debuteerde ze in het tijdschrift Kris Kras. De daarin gepubliceerde verhalen waren zo succesvol dat Dragt het aandurfde met Miep Diekmann te gaan praten en zo kwam ze terecht bij uitgeverij Leopold.
In 1961 verscheen haar eerste boek, Verhalen van de tweelingbroers, een boek over twee broers die zo veel op elkaar lijken dat ze steeds met elkaar verward worden. Hierdoor beleven ze vele avonturen.

Een jaar later kwam Dragt met De brief voor de koning, een avonturenverhaal over de aankomend ridder Tiuri. Dit boek, het vervolg Geheimen van het Wilde Woud en de verhalenbundel Het gevaarlijke venster spelen zich af in de fictieve landen Dagonaut en Unauwen.
Op 5 oktober 2004 kreeg De brief voor de koning ter gelegenheid van de vijftigste Kinderboekenweek de 'Griffel der Griffels' voor het beste kinderboek van de afgelopen vijftig jaar. Het boek is in 2008 verfilmd door Pieter Verhoeff.
Een ander bekend boek van Dragt is De Zevensprong (1966), dat door Karst van der Meulen verfilmd is tot televisieserie. De boeken van Tonke Dragt worden nog steeds uitgegeven door Uitgeverij Leopold.

Op 5 februari 2013 verscheen het boek ABC Dragt – de werelden van Tonke Dragt, geschreven door Joukje Akveld en Annemarie Terhell. ABC Dragt zapt door Tonkes leven en werk aan de hand van de letters van het alfabet. Van de Boot die haar vanuit Batavia naar Nederland bracht tot het (nog) onvoltooide tweeluik Zeeën van tijd. 26 letters, 50 verhalen – want voor een schrijfster als Tonke Dragt schiet één alfabet tekort.
Tegenwoordig woont Tonke Dragt in Den Haag. In een interview met Libelle uit 2005 vertelt ze dat ze te veel poppenhuizen in huis heeft.

© Mark Sassen

Auteur: Tonke Dragt
Titel: De brief voor de koning
Uitgever: Leopold
Hardcover: verschijningsdatum juli 2017
Druk 49
Aantal pagina's: 464
Aanbevolen leeftijd: 10 jaar
ISBN: 9789025873530
Betrokkenen Categorieën: Sprookjes, Mythen & Fantasie Geschiedenis Kinderboeken Zelfleesboeken

Marie Darrieussecq - Zeewee


Recensie door Truusje
Uitgeverij Vleugels
I live by the ocean
and during the night
I dive into it
down to the bottom
underneath all currents
and drop my anchor

this is where I'm staying
this is my home

Björk Gudmundsdottir
En steeds is daar de oceaan


De zee, de oceaan, een fenomeen waar al door vele auteurs over is geschreven. Virginia Woolf, Iris Murdoch, Alessandro Baricco en vele anderen zijn Marie Darrieussecq al voorgegaan. Dat er ook in 'Zeewee' een belangrijke rol voor is weggelegd, maakt het verhaal absoluut niet oudbakken. Het geeft het iets dromerigs, iets slaperigs, zonder de urgentie van het onderwerp tekort te doen.

Heel metaforisch opent dit derde boek van de auteur met:

'Het is een mond, een halfopen, ademende mond, maar de ogen, de neus en de kin zijn weg. Een mond groter dan alle monden die je je kunt voorstellen, die de ruimte in tweeën splijt en steeds groter wordt, zo groot dat je met je lichaam een halve cirkel moet beschrijven om te proberen hem helemaal te zien. Het geluid is enorm, bulderend, maar dat is vooral omdat je het niet verwacht, je loopt het duin op, je worstelt om je voeten van de helling omhoog te trekken, een tijd lang bestaat er niets anders voor je dan dat zuigende vacuüm onder het zand, en in één keer explodeert de ruimte [...]'

Een jonge vrouw haalt haar dochtertje - 'de kleine' - op bij haar grootmoeder en vertrekt met de auto naar de kust. Ze heeft tienduizend francs aan contanten mee en gebruikt haar bankpasje niet. Ze is duidelijk van zins om geen sporen achter te laten. Ze gaat er vandoor, zoveel is duidelijk. Ze wil verdwijnen, zonder het iemand te vertellen en zonder opgave van redenen.
Na een nachtje in de tent doorgebracht te hebben, rijden ze door naar het zuiden, tot vlak bij de Spaanse grens, waar ze een appartementje huurt aan zee.

Volgens een vast stramien verlopen hun zomerse dagen, kalm en rustig, met een dagelijks ijsje van Lopez de ijscoman. De kleine krijgt zwemles van Patrick. (Dit zijn ook meteen de enige personages die een naam hebben gekregen). De moeder krijgt een affaire met Patrick, die van plan is om naar Australië te emigreren, en ze probeert door middel van een zelfstudie haar Engels op te halen.
Hoewel ze ook wel eens aan haar vader denkt, die vast niet weet waar ze is, kan de kleine zich prima vermaken aan het strand en de zee.

Ondertussen heeft de vader een detective in de arm genomen en mijmert de grootmoeder in een algenpakking over de dingen die ze met haar kleindochter ondernam. Op het moment dat ik de laatste bladzijde bereikte, ontlokte het me een gevoel van 'Ohhh....jeetje....'.

Het verhaal is geheel verstoken van dialoog en de auteur is in deze de alwetende verteller. Zij heeft het overzicht en kan in de huid van de personages kruipen.
Door de vele perspectiefwisselingen, de naamloze personages, waarbij Darrieussecq haar personages daardoor alleen met hij en zij aanduidt, is het aan de lezer om uit de tekst te destilleren welk personage de hoofdrol in de diverse passages toebedeeld heeft gekregen.
Over de personages wordt niet geoordeeld. Er wordt nergens een 'goed-' of 'slecht-etiket' aan gehangen, de persoonsbeschrijvingen blijven heel sec.
Ook over de gebeurtenissen die de moeder hebben doen besluiten om weg te gaan, wordt met geen woord gerept. Het zou in dit geval geen meerwaarde hebben.

De motieven in dit verhaal zijn weglopen, vluchten, verlaten, achterlaten.
Als allusie wordt de naam Penelope opgevoerd, maar waar Penelope geen ander minnaar wil en wacht op de terugkeer van Odyssee, is hier het omgekeerde het geval.
De vele kleurbeschrijvingen, zoals lichtpaarse lucht, paarse zee, paarse bergen, een poreuze, purperrode stem, hemel als blauw vloeipapier, maken het verhaal zintuiglijk, evenals de vele beschrijvingen van geluiden of juist de afwezigheid ervan, van geuren, smaken, temperatuur en licht. Deze zintuiglijkheid maken het verhaal haast sensitief.

'Ze strijkt over haar voorhoofd, haar jukbeenderen, ze zijn dik van de warmte of van de slaap, vage strepen op het vensterglas. Op haar wangen rijden de auto's en in haar voorhoofd zitten de gaten van de ramen aan de overkant. De zon schittert, verblindende lichtvlekken zetten de dingen in brand tot ze verdwijnen. Het gaas op het balkon verdeelt de lucht in kleine trillende ruitjes.'

Wanneer de kleine zwemles heeft, veel geschreeuw hoort en onder water duikt, denkt ze; 'het water lijkt op slaap', want onder water hoort ze niets. Schitterende metafoor, zoals dit beschreven wordt.      

Darrieussecq heeft een geheel eigen stijl. Prachtig poëtisch proza, vol metaforen, die je misschien niet meteen kunt duiden en waarvoor je eerst even door moet lezen, om nog eens terug te lezen. Ze maakt vernuftig gebruik van showing, not telling. Het roept als vanzelf beelden op, is suggestief en laat voor de lezer veel te raden over.
Ze verstaat de kunst om de lezer bij de leesles te houden en te dwingen tot slow reading. Haar verfijnde zinnen zijn vaak lang, vol interpuncties, samengesteld, meebewegend met de golven en getijden en vol suggestie. 
Er is ook absoluut ruimte om zelf te interpreteren. Zo heeft het zwemmen in zee, van Patrick en de moeder, bij mij een heel erotische indruk achtergelaten. Een liefdesspel tussen de golven.
Een boek om meteen weer opnieuw te lezen wanneer je de laatste bladzijde uit hebt, om nog meer te ontdekken in de volle tekst.
Ik heb weer een auteur ontdekt die mijn nieuwsgierigheid heeft gewekt en mij prikkelt om meer werk van haar te lezen. De vertaling van Mirjam de Veth leest fantastisch, meanderend, en soms zelfs schimmig, zoals de auteur het vast heeft bedoeld.
Een schitterend kleinood met een mooie cover, uitgevoerd met een gedeelte van een aquarel in turquoise tinten van Yvonne van der Helm en gedrukt op gevergeerd papier*, in een eenmalig gelimiteerde uitgave van 700 stuks en onderdeel van de Franse reeks. Het hart van een bibliofiel, die ook nog houdt van Franse literatuur, zal onmiddellijk een paar slagen sneller gaan kloppen bij het lezen van dit pareltje.

*Papier met een structuur waarbij om de paar millimeters een dunne lijn op het papier loopt. Dit patroon wordt bij de papierfabricatie vervaardigd en zorgt voor een papier met extra 'cachet'.

Auteur

Marie Darrieussecq, geboren op januari 1969 in Bayonne, is een Franse schrijver. Ze heeft gestudeerd als psychoanalyticus.
In 1996 kwam haar eerste roman Zeugzoenen uit dat in veertig talen is vertaald en een bestseller werd. In 2013 won ze de Prix Médicis voor haar roman Je moet veel van mannen houden. Ze heeft zich literair laten beïnvloeden door het werk van Franz Kafka en Ovidius wiens boeken Tristia en Pontics ze heeft vertaald.

Titel: Zeewee
Oorspronkelijke titel: Le Mal de mer
Auteur: Marie Darrieussecq
Vertaling: Mirjam de Veth
Pagina's: 110
ISBN: 9789078627159
Uitgeverij Vleugels
Franse reeks
Verschenen: 2015
Oorspronkelijke uitgave: 1999

dinsdag 2 oktober 2018

F.M. Dostojevski - De gebroeders Karamazow


Recensie door Robert Van der Meiren
Uitgeverij Reinaert/Uitgeverij Van Oorschot


Over de vele zielen van de mens


Een (persoonlijk) woord vooraf.

Het boek was een huwelijksgeschenk, en vermits ik in 1973 huwde (op 21 december, de dag met de langste nacht van het jaar, al doet dit hier niks ter zake) las ik De gebroeders Karamazow van de Russische auteur Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (1821-1881) voor het eerst in 1974 (in de vertaling van Marco Fondse uit 1970). Het was een rampzalige, uitputtende worsteling waar maar geen einde aan leek te komen. Wellicht paste de diepgravende religieuze, filosofische en psychologische intensiteit van de roman toen gewoon niet bij de euforie van mijn prille huwelijksgeluk. Ik weet nog dat ik boos en teleurgesteld was omdat het boek op mij niet de indruk maakte die ik van dit belangrijke meesterwerk uit de wereldliteratuur had verwacht.
Ongeveer twintig jaar later – nog altijd even gelukkig, maar zonder het prille – besloot ik het boek opnieuw te lezen, en nu openbaarde het zich aan mij in al zijn kracht en pracht. Een fluitende wandeling door het park was het nog steeds niet, en om er een recensie over te schrijven achtte ik mij toen niet bekwaam, maar deze vernieuwde kennismaking was in elk geval overweldigend.

En nu, nog eens bijna vijfentwintig jaar later, heb ik de roman voor de derde keer gelezen. Nu pas heb ik het gevoel dat ik heel wat van Dostojevski’s visies en ideeën eindelijk heb kunnen doorgronden. Misschien niet alles, en misschien niet altijd op de manieren die de auteur voor ogen had, maar toch voldoende om een ‒ naar ik hoop zinnige ‒ recensie te kunnen schrijven …

Het (hoofd)verhaal

Fjodor Pawlowitsj Karamazow, een ‘boosaardige zot’ en een ‘extreme wellusteling’ maar met een fijne neus voor zaken, trouwde twee keer. Zijn eerste vrouw, Adelaïda Iwanowna Mioesowa, van rijke komaf, brengt één zoon ter wereld, Dmitri. Na ongeveer vier jaar houdt ze het huwelijk voor bekeken en laat ze man en kind in de steek. Geheel onverwacht overlijdt ze kort nadien. Zijn tweede vrouw, de veel jongere Sofia Iwanowna, schenkt hem twee zoons, Iwan en Aleksej. Maar Fjodors liederlijke gedrag en de vernederingen die Sofia onophoudelijk moet slikken worden haar uiteindelijk te veel. In het achtste huwelijksjaar begeven haar zenuwen het, en sterft ze.
De drie kinderen worden aanvankelijk opgevangen door Grigori, de huisknecht van de Karamazows, en later ieder afzonderlijk opgenomen in verschillende verwante gezinnen. Fjodor Pawlowitsj kijkt vervolgens niet meer naar hen om, zijn zoons interesseren hem geen barst, ze zijn hem een blok aan het been, hij vergeet hen zelfs.

Dit alles vertelt de auteur ons in de eerste bladzijden, en dat het met Fjodor Pawlowitsj niet goed zal aflopen, vernemen we zelfs al in de eerste zin van het eerste boek (1):

'Aleksej Fjodorowitsj Karamazow was de derde zoon van een landgoedbezitter uit ons district, Fjodor Pawlowitsj Karamazow, over wie destijds zoveel te doen geweest is (en die ook nu nog gespreksstof bij ons oplevert) vanwege zijn tragische en duistere einde nu op de kop af dertien jaar geleden, waarover ik het te gelegener tijd zal hebben.'

Het eigenlijke verhaal begint ‒ dertien jaar eerder dus ‒ als de drie broers Karamazow (2) plots in hun geboortestad opduiken, om verschillende beweegredenen: Aleksej wil het graf van zijn moeder bezoeken en intreden in het plaatselijke klooster, Iwan is er voornamelijk om zijn oudere broer Dmitri te steunen die een financieel geschil heeft met hun vader. Het is augustus 1866, de broers zijn dan achtentwintig, vierentwintig en twintig. Onfatsoenlijk opgevoed onder verschillende vleugels, zijn hun karakters en levensvisies totaal verschillend. Tegenover hun vader hebben ze uiteenlopende en gemengde gevoelens, variërend van onverschilligheid over wantrouwen tot regelrechte haat.

De broers hebben hun vader in geen jaren gezien, maar nu ontmoeten ze hem toch. Dmitri wil een erfeniskwestie regelen en moet zijn vader daarvoor tot een beslissing bewegen. Die denkt er evenwel niet aan op de smeekbeden van zijn oudste zoon in te gaan. Gaandeweg intensifieert het conflict, een uitweg glijdt steeds verder de mist in. Dat vader en zoon bovendien allebei naar de gunsten dingen van de bloedmooie en exclusieve prostituee Groesjenjka, zet het conflict pas écht op scherp. Verbaal geweld wordt fysiek geweld, en op een dag is Fjodor Pawlowitsj vermoord. Meteen daarna blijkt Dmitri zakken vol geld te hebben, terwijl hij enkele uren voordien zijn pistolen nog in pand had moeten geven om aan wat centen te komen. Terwijl hij zwaar aan de boemel is ‒ met ‘femme fatale’ Groesjenjka aan zijn zij ‒ wordt hij gearresteerd. Als ook andere vaststellingen, bijvoorbeeld een belastend briefje waarin Dmitri aan zijn verloofde Katerina Iwanowna schrijft dat hij zijn vader zal vermoorden als deze niet ingaat op zijn verzoek, én het getuigenis van de huisknecht Dmitri nog explicieter aanwijzen als de mogelijke dader, gaat de juridische molen aan het draaien. Tijdens het spektakelrijke proces leveren aanklagers en verdedigers een bitsige strijd. Naarmate het proces vordert groeit de twijfel rond de schuldvraag, want naast Dmitri had ook Iwan redenen te over, net als de gluiperige Smerdjakow, Fjodor Pawlowitsj’ onechte zoon. Uiteraard is er een feitelijke dader, maar de vraag wie moreel schuldig is lijkt minstens even belangrijk …
Thematiek en typering

Het gemakkelijke aan het schrijven van een recensie over deze roman is dat hij niet meer moet worden beoordeeld, de geschiedenis heeft op dat punt haar werk gedaan: De gebroeders Karamazow is absoluut een ‒ voor velen zelfs hét ‒ meesterwerk uit de wereldliteratuur. Albert Einstein, Friedrich Nietzsche, James Joyce, Jean-Paul Sartre, Ernest Hemingway, Vasili Grossman, Virginia Woolf zijn maar enkele namen uit de eindeloze lijst met gezaghebbende figuren die hun mateloze bewondering voor het werk en de auteur hebben uitgesproken. Franz Kafka voelde zich ‘een literaire bloedverwant’ van Dostojevski, en volgens Sigmund Freud werd “nimmer een grandiozere roman geschreven dan De gebroeders Karamazow” (3).

Tot zover het “gemakkelijke”, want laat het duidelijk zijn: De gebroeders Karamazow is een veeleisende roman, sterk doortrokken van het religieuze discours, boordevol filosofische gedachten en psychologische inzichten, en dat alles verpakt in een vrij klassiek maar meeslepend verhaal over vadermoord (4), een spannende whodunnit avant la lettre. Het is een roman over alle mogelijke levensbeschouwelijke tegenstellingen die de levensweg van de mens kunnen kruisen: God en duivel, liefde en haat, goed en kwaad, vreugde en verdriet, onschuld en schuld, vergeving en wraak, waarheid en leugen, rede en geloof, individu en maatschappij, geluk en tragedie, recht en onrecht, aanvaarding en afwijzing …

Het naakte verhaal is slechts de kruiwagen waarmee de auteur zijn ‒ voor die tijd vernieuwende ‒ ideeën aanvoert, de feitelijke gebeurtenissen fungeren als ontstekers van psychologisch graafwerk of filosofische denkprocessen. Dostojevski’s genialiteit blijkt onder meer uit de manier waarop hij religieuze, wijsgerige en psychologische gegevens weet te verbinden met de handeling (5). De haast onmerkbare overgangen van handeling naar zingeving zorgen voor een formidabele eenheid tussen de actie enerzijds, en haar psychologische, filosofische of religieuze verklaring anderzijds.

De God-mensrelatie ‒ in de breedste zin ‒ is trouwens het centrale thema van deze roman. Dostojevski neemt tegenover kerk en geloof een duale en meerduidige houding aan, maar hij laat wel een zeer objectieve indruk na. Hij laat vele stemmen horen, en laat ze met elkaar dialogeren over hun tegengestelde overtuigingen, maar die dialogen leiden nooit tot één ondubbelzinnige conclusie of tot één uniek standpunt: iedere mening, iedere overtuiging heeft evenveel bestaansrecht.

Wie lijdt aan existentiële twijfel vindt bij Dostojevski dan ook geen kant-en-klare uitkomst, maar wel een overvloed aan argumenten die hem moeten toelaten voor zichzelf een antwoord te vormen. Of om het wat simplistisch te stellen: in De gebroeders Karamazow vindt de diepgelovigste christen genoeg redenen waarom hij in God gelooft, en de onverzettelijkste atheïst krijgt er net zo veel waarom hij dat juist niet doet.

Een romantechniek waarin alle visies, alle ideeën, alle meningen, alle overtuigingen elkaar zo perfect in balans houden, is uniek en vraagt om een unieke genretypering. Uitsluitend om er het werk van Dostojevski mee aan te duiden introduceerde de Russische filosoof en literatuurcriticus Mikhaïl Bakhtin (1895-1975) het begrip ‘polyfone roman’ (of meerstemmige roman): hij beschouwde Dostojevski’s romans als “een dialoog tussen een veelheid van onafhankelijke, vaak tegenstrijdige stemmen, zonder dat die door de auteur tot eenheid worden gebracht: elk personage blijft er het enige subject van zijn eigen woorden. Dit fundamenteel dialogisme wordt geplaatst tegenover het monologisme van de traditionele roman (type Oorlog en vrede van Leo Tolstoj)” (6).

De broers

Wellicht werd nooit een roman geschreven waarvan de personages psychologisch zo precies en trefzeker werden geanalyseerd en getypeerd als De gebroeders Karamazow. Sigmund Freud heeft zijn schatplichtigheid aan Dostojevski’s fenomenale psychologische inzicht trouwens veelvuldig toegegeven, en diens werk ‒ én de auteur zelf (7) ‒ onderworpen aan diepgaande studies, onder andere ook over het fenomeen van de vadermoord dat in De gebroeders Karamazow centraal staat (3).
De betekenis van de drie romanfiguren voor de latere ontwikkeling van de psychologische wetenschap is op zijn minst vermeldingswaard. Freud erkende dat de Karamazow-broers een aandeel hadden in de ontwikkeling van zijn beroemde psychoanalytische persoonlijkheidstheorie. Freud concludeert daarin dat de menselijke persoonlijkheid uit drie componenten bestaat: Es, Ich en Über-ich (8). Dat de broers, ieder afzonderlijk, met een van de componenten kunnen worden verbonden, is onmiskenbaar. De onvoorspelbare, liederlijke, chaotische, impulsieve, zeer zinnelijke, door menselijke oerinstincten gedreven Dmitri wordt voornamelijk aangestuurd door “Es”, de denkende, intellectuele, op de rede vertrouwende maar ook onzekere atheïst Iwan wordt vooral beheerst door “Ich”, en de grootmoedige, immer oprechte, diepgelovige, nooit veroordelende en alom geliefde Aleksej leunt het dichtste aan bij Freuds “Über-ich”.

Hun persoonlijkheden zijn uiteraard complexer dan dat. Het thema van de ziel en van de tot inkeer komende mens verbindt Dostojevski bijvoorbeeld ook aan Dmitri, in wie uiteindelijk een tweestrijd tussen het verlangen naar ontucht en het verlangen naar deugdzaamheid zal woeden. Iwan staat dan weer symbool voor de rede als tegenpool van geloof, die hem tot de conclusie leidt dat God niet bestaat, maar hem tegelijk doet twijfelen over de vraag of een leven zonder God wel zin kan hebben. Aleksej tenslotte is een boegbeeld van een rotsvast geloof in Christus maar ook van kritiek op de kerk die met haar sussende houding en door gebruik te maken van het brood-en-spelenprincipe als onderdrukkingsmiddel, de mens schijnbaar gelukkig probeert te houden.

In het werk van Dostojevski zijn de personages de uitdragers van zijn veelzijdige, sociologische, filosofische en religieuze wereldbeeld; in De gebroeders Karamazow zijn dat uiteraard hoofdzakelijk de drie broers, die de auteur doelgericht heeft gecreëerd: het bloed bindt hen, maar hun opvoeding in totaal verschillende milieus scheidt en onderscheidt hen … Het is, alweer, een geniale vondst: door hun verbondenheid én hun verscheiden eigenheid dekken de broers als het ware alle levensbeschouwelijke en karakteriële facetten van het menselijke zijn, en bieden ze de auteur aldus alle mogelijkheden om zijn enorme scala aan ideeën ongehinderd te ontplooien. Dostojevski’s mensbeeld is universeel en tijdloos.

Schrijfstijl

Dostojevski was zonder meer een geniale man, en zijn taal ‒ een uitermate rijk proza trouwens ‒ spreekt dat niet tegen. Zijn vertelkracht is zo veelzijdig dat hij amper gebruik hoeft te maken van symboliek of beeldspraak: die zou de lezer alleen maar afleiden van de essentie van zijn verhaal of betoog. Dostojevski schrijft met een enorme intensiteit die nooit verzwakt, die de lezer geen moment rust gunt, hem nooit op adem laat komen. Hij schrijft “extreme teksten over extreme ervaringen” (9) waarmee hij de lezer als het ware bij de strot grijpt en hem nooit meer loslaat.

Dostojevski’s stijl is meeslepend, boeiend en indrukwekkend mooi. Vaak laat hij zijn taal variëren naargelang de personages of de omstandigheden: kinderlijk naïef, of bloedernstig, of in vakjargon … het kan allemaal. Pure zakelijkheden interesseren hem maar weinig, hun psychische of filosofische gronden des te meer. Tijdens het proces rond de moord gaat hij haast ongeïnteresseerd voorbij aan de schuldvraag rond de actuele daad, maar om een antwoord te vinden op de vraag wie moreel schuldig is graaft hij ‒ uitgebreid en langdurig ‒ tot in de diepste krochten van de zielen van alle betrokkenen.

Het is nog maar eens een bewijs van Dostojevski’s ongeëvenaarde talent: door de schuldvraag te verschuiven van de actuele dader naar de veel interessantere morele verantwoordelijke(n) houdt hij zijn publiek geïntrigeerd. Bovendien laat het hem toe de ‒ in se saaie ‒ juridische retoriek te doorbreken en onderhoudend te maken.

En nu ik het toch over het onderhoudende aspect van deze roman heb, nog dit … Dostojevski komt geregeld bijzonder spitsvondig uit de hoek. Zijn humor is soms subtiel, soms ook scherp, en heeft vaak een dubbele bodem. Nogal wat passages zijn zelfs ronduit hilarisch. Ondanks de zwaarwichtige thematiek en de dramatische inhoud is dit een boek dat oprecht blij maakt …

Wat de auteur nog van plan was met de Karamazows …

In zijn voorwoord schrijft de auteur (het is de openingszin van de roman):


'Nu ik een begin maak met de levensbeschrijving van mijn held, Aleksej Fjodorowitsj Karamazow, verkeer ik in een zekere verlegenheid. Ik mag Aleksej Fjodorowitsj dan wel mijn held noemen, ik weet zelf maar al te goed dat hij beslist geen groot mens is en daarom voorzie ik onvermijdelijke vragen in de trant van: wat is er aan uw Aleksej Fjodorowitsj zo bijzonder, dat u hem als uw hoofdpersoon heeft gekozen?'

In Dostojevski’s optiek is Aleksej ‒ hij wordt in de roman het vaakst Aljosja genoemd ‒ het hoofdpersonage, zijn held. Dat dit helemaal niet blijkt uit de voorgaande samenvatting ‒ er is Aljosja amper een hoofdrol toebedeeld in deze roman ‒ heeft te maken met wat de auteur even verder in het voorwoord schrijft:

'Ik zou trouwens niet in dergelijke volstrekt oninteressante en troebele verklaringen zijn getreden en gewoon zonder voorwoord zijn begonnen ‒ want als mijn roman inslaat wordt hij ook zo wel gelezen ‒ als ik ongelukkigerwijze voor deze ene levensbeschrijving geen twee romans nodig had. De tweede roman is de belangrijkste ‒ daarin treedt mijn held op binnen ons eigen tijdsbestek.'

Met “ons eigen tijdsbestek” bedoelt Dostojevski, zoals we intussen al weten, de periode die dertien jaar na het verhaal van de broers en de vadermoord begint. Dat de immer zijn geloof bevragende christen, die Dostojevski toch was, zich het gemakkelijkst kon vereenzelvigen met de vrome Aleksej is niet verwonderlijk. Maar dat De gebroeders Karamazow in de ogen van de auteur eigenlijk maar een soort prequel was op de échte grote roman die hij over zijn held wilde schrijven, is voor de hele literatuurminnende wereld een trieste vaststelling.

Conclusie

Want wat had deze geniale auteur nog in petto voor ons? We zullen het helaas nooit weten. Dostojevski overleed voor hij aan “zijn belangrijkste roman” kon beginnen. De gebroeders Karamazow is dus zijn laatste werk, en de onverwoestbare grootsheid ervan doet ons alleen maar dromen van wat nog had kunnen komen …

Over Freuds bewondering voor deze erudiete schrijver heb ik het al gehad. Had Dostojevski zijn weg hoofdzakelijk in de psychologie gezocht, dan zouden we hem vandaag in één adem noemen met Jung, Freud, Pavlov e.a. Maar ook als filosoof had hij hoge toppen kunnen scheren: Nietzsche zei ooit dat Dostojevski de enige schrijver was van wie hij iets heeft kunnen leren.

Gelukkig was Dostojevski schrijver, en zonder twijfel een van de allergrootste. Nietzsche rangschikt hem meteen achter Shakespeare (die de lijst aanvoert), en daar sluit ik mij graag bij aan.

Ik trap misschien op zere teentjes, maar ik durf toch af te sluiten met deze overtuiging: wie van literatuur houdt, maar De Gebroeders Karamazow niet heeft gelezen, mist een schakel, mist een ijkpunt, mist een meesterwerk; wie van literatuur houdt, maar De Gebroeders Karamazow niet heeft gelezen, bedriegt eigenlijk zichzelf …

(1)   De roman telt, na het voorwoord, vier delen, elk deel bevat drie getitelde boeken, elk boek een verschillend aantal getitelde hoofdstukken (93 in totaal, plus 3 in de epiloog).
(2)   Naar Russische gewoonte worden voornamen vaak vervormd: Mitja, Misjenjka, Misja, Mitenjka of Mitri voor Dmitri, Wanja of Wanjka voor Iwan, Aljosja, Aljosjenjka, Aljosjka of Aljosjetska voor Aleksej
(3)   Freud, S., “Dostojevski und die Vatertötung” (Essay uit 1928)
(4)   Toch opvallend dat twee van de grootste werken uit de literatuurgeschiedenis over vadermoord gaan: Shakespeares Hamlet en Dostojevski’s De gebroeders Karamazow.
(5)   Zie hieromtrent J. van der Eng in Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur, deel II, p. 401
(7)   Zijn eerder aangehaald essay Dostojevski und die Vatertötung begint als volgt (eigen vertaling): “Aan de rijke persoonlijkheid van Dostojevski kan men vier facetten onderscheiden: de schrijver, de neuroticus, de estheticus en de zondaar”.

Titel: De gebroeders Karamazow
Oorspronkelijke titel: Brat'ja Karamazovy
Auteur: Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (11.11.1821 -09.02.1881)
Vertaald door: Marco Fondse
Categorie: Wereldliteratuur
Genre: Polyfone roman
Pagina’s: 784
Uitgeverij: Reinaert Uitgaven, Brussel
Verschenen: 1970
Een recentere vertaling van de hand van Arthur Langeveld is in 2005 verschenen bij Uitgeverij G.A. van Oorschot B.V. onder de titel De broers Karamazov.

maandag 1 oktober 2018

Kirk Wallace Johnson-De verendief

Recensie door Tea van Lierop
Atlas Contact



De mysterieuze wereld van verenverzamelaars



Zo af en toe krijg je een boek in handen dat tegelijkertijd de nieuwsgierigheid prikkelt en afschuw opwekt. Voilà, dit is zo’n boek. De lezer betreedt een mysterieuze wereld waarin de ware aard van de echte verenverzamelaar zichtbaar wordt. Tevens geeft het een boeiend inkijkje in de toepassingen van de mooie vogelveren en huiden. Om het verhaal van De verendief in het juiste perspectief te plaatsen schreef Kirk Johnson een uiterst leesbaar boek waarin ruim aandacht geschonken wordt aan de historie. 
 
Aanleiding om het boek te schrijven was een inbraak in het Natural History Museum in Tring UK. Op een avond in juni 2009 weet Edwin Rist een fors aantal vogels te ontvreemden uit dit museum en stapt daarna met zijn goedgevulde rolkoffer op de trein naar huis. Zo gemakkelijk ging dat.

[…] Ze belandden allemaal in Edwins koffer, deze volmaakte specimens die 150 jaar geleden met onwaarschijnlijk veel moeite bemachtigd waren in de ongerepte bossen van Nieuw-Guinea en de Maleise archipel. Op hun etiketten stond de naam van de autodidactische natuuronderzoeker die Darwin met zijn baanbrekende inzichten de schrik van zijn leven had bezorgd: A.R. Wallace.’ (pag. 15)

Na de proloog volgt het eerst deel dat onderverdeeld wordt in 6 hoofdstukken en handelt over de beproevingen van natuuronderzoeker Alfred Russel Wallace om zoveel mogelijk specimens te verzamelen. Een man die van geen ophouden wist, ook niet nadat bijna zijn totale voorraad specimens verloren was gegaan bij een scheepsbrand. Volhardend in zijn missie grijpt hij de gelegenheid aan naar Maleisië te vertrekken om op zoek te gaan naar paradijsvogels. Wallace was een geduchte concurrent van Darwin, eigenlijk kwamen ze gelijktijdig tot de conclusie dat er sprake is van een natuurlijke selectie. Dat Darwin meer naamsbekendheid kreeg dan Wallace kwam doordat Darwin schrok van het succes van Wallace en vervolgens vervroegd een samenvatting publiceerde van een brief aan botanicus Asa Gray, met de bevindingen van Wallace als voetnoot.
Het historische deel is uiterst interessant om meerdere redenen.
Allereerst wordt boeiend verteld over de offers die mannen zoals Wallace moesten brengen om hun werk te kunnen doen. Niets was hen teveel, ze hadden er alles voor over hun specimens te bemachtigen, te documenteren en veilig te stellen. 
 
[…] Hij was nu zo dichtbij dat hij ‘s ochtends vroeg het ‘wawk-wawk wawk-wawk’ van de vogels door de boomtoppen hoorde echoën. In zijn gretigheid ze met eigen ogen te kunnen aanschouwen, beende hij door de modder en de hitte, achtervolgd door muggen. ‘s Nachts werd hij belaagd door zandvliegen, die kleine ronde bultjes op zijn ledematen achterlieten. […] (pag. 43)

Het najagen van de wonderschone schepselen heeft natuurlijk een keerzijde, Wallace besefte dat maar al te goed en waarschuwde voor verstoring van het natuurlijk evenwicht en het uitsterven van soorten. Wallace had visie. Door een verzameling aan te leggen van zoveel mogelijk soorten en deze veilig te stellen zouden ook op toekomstige vragen antwoorden gegeven kunnen worden. 

Dat er soorten bedreigd werden is duidelijk. Wie zich schuldig maakten aan dit vergrijp ook. Alles heeft te maken met mode en hebzucht. Stel je voor wat er gebeurt wanneer het ineens mode wordt een opgezette vogel op je hoed te zetten. En dan geen gewone (wat heet gewoon?) vogel, maar eentje met mooie exotisch felle kleuren, zodat de draagster kan pronken met andermans veren en zo het verleidingsritueel nog eens dunnetjes overdoen. Pas nadat de auto zijn intrede deed konden die hoge creaties af, want zo kon je niet plaats nemen in een voiture. Ook WOI zorgde voor een kentering, soberheid won het van extravagantie.

Maar er was nog iets. Vliegvissen. Ik had er nog nooit van gehoord, maar er heerst onder kenners een heuse subcultuur met nogal wat competitie wie de mooiste vliegvissen kan maken. Het komt erop neer dat elke vis hapt op een andere kunstvlieg. Het is ook nog eens seizoensgebonden. Het fabriceren van zo’n insect is een kunst op zich en vergt veel oefening en vooral ook bijzondere, zeldzame veren.
 
En zo komt het verhaal terug bij onze inbreker en de auteur die het verhaal zo interessant vindt dat hij besluit de zaak te gaan volgen, hoewel de inbreker weggekomen is met een voorwaardelijke straf .
De zoektocht vergt veel speurwerk, maar is tevens een goede afleiding voor de auteur die toe was aan iets nieuws nadat hij merkte dat het hervestigen van Iraakse vluchtelingen stuitte op vele hindernissen. 
 
Deze queeste naar een groot deel van Edwins buit is tijdrovend. Het brengt de auteur bij figuren die er niet zo zwaar aan tillen dat zij gestolen veren of huiden gekocht hebben. De vliegbinders vormen een front en willen absoluut geen slechte naam krijgen. Het is een schimmig wereldje en speelt zich af op eBay waar men gebruik maakt van pseudoniemen. In discussie met deze verzamelaars telt maar één ding en dat is het uitoefenen van de hobby, alles moet ervoor wijken, moraal geldt kennelijk niet.

Dit vreemde boek heb ik met veel plezier en verwondering gelezen. Vooral het deel over de historie en de kunst van het vliegbinden vond ik het meest interessant. In het midden is een prachtig katern opgenomen met kleurenfoto’s, erg verhelderend, want een beeld zegt vaak meer dan een beschrijving.
Concluderend kan ik zeggen dat het een detective is van een totaal andere orde dan gebruikelijk. Niet alleen het exotische karakter, maar ook het victoriaanse element spreekt zeer tot de verbeelding.

De auteur

Kirk Wallace Johnson is de schrijver van To Be a Friend Is Fatal, over zijn inspanningen voor de hervestiging van Iraakse vluchtelingen in de V.S. Hij schreef eerder voor The New Yorker, The New York Times en The Washington Post.



Auteur: Kirk Wallace Johnson
Titel: de Verendief
Titiel oorspronkelijk: The Feather Thief
Uitgever: Atlas Contact, Uitgeverij
Vertaling: Hanneke Bos
ISBN: 9789045030883
Pag.: 336
Genre: True crime
Verschenen: september 2018

Bert Moerman-Niet dat het iets uitmaakt


Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Polis




Niets is wat het lijkt!


Op luchthartige, soms onverschillige toon wordt deze roman gepresenteerd als een boek waarvan je je kunt afvragen of je het dan wel wilt lezen, wanneer het toch niets uitmaakt…

Maar dat is natuurlijk juist de prikkel om hem wel op te pakken, je wilt toch minstens weten wát het hét is dat niets uitmaakt. Nieuwsgierigheid won en daarom deze recensie van een boek waarin het gaat over meer dan keuzes maken en vriendschap.

In de introductietekst van de uitgever staat dat Bert Moerman opgroeide in de ‘diepste krochten van West-Vlaanderen’, wat zou dat nog toe kunnen voegen aan de leeservaring? Er gebeurt daar behalve lezen en films kijken niet zoveel, dus moet het verhaal helemaal uit het brein van de debutant komen. Hij gaat daarvoor naar New York om zich twee jaar aan zijn roman te wijden.


Na het motto van Woody Allen volgt een stukje tekst uit een hoofdstuk dat later in het boek aan bod zal komen. Als lezer heb je nog geen benul in welke context deze passage staat, maar dat hij ‘erin hakt’ is duidelijk. Het beschrijft een flitsende actie, met een behoorlijke portie geweld, maar ook een dikke knipoog door de humor.

En dan het volgende raadsel: de aankondiging ‘Dit is een waargebeurd verhaal’.

We, de lezers, lezen kennelijk een waargebeurde roman…., nee, zo kan het niet zijn, lees maar verder!

Heel grappig zijn de titels van de hoofdstukken, ze lijken een beetje afgezaagd, maar ook hier weer de knipoog naar zaken die te flauw zijn voor woorden, wat te denken van ‘Zomaar, daar op de trap’ of ‘Heerlijke nieuwe wereld’?


Het verhaal wordt verteld vanuit het je-perspectief, het is even wennen, want als lezer kun je je afvragen met wie die ‘je’ bedoeld wordt. Aan de ene kant raadselachtig, aan de andere kant word je gedwongen tot doorlezen en je verbaast je over wat deze ‘je‘ zoal doet en vooral denkt. Dit hoofdpersonage is een narcistisch wezen dat menigmaal de wenkbrauwen doet fronsen. Er wordt een karikatuur gemaakt van de vrouw. In de ogen van de hoofdfiguur en zijn vriend Francis zijn vrouwen wezens die je kunt keuren alsof het slachtvee is. Ook wanneer het, zoals de auteur in een interview meldt, slechts zou gaan om uitvergrote karaktereigenschappen, zit een vrouwelijke lezer toch op het puntje van de stoel bij het lezen hiervan en leidt niet direct tot sympathie voor deze figuur. Dat is de auteur goed gelukt dus, ontlok de lezer emoties!

‘Het was een frisse dag, wat normaal was voor de tijd van het jaar. Je zat buiten weggedoken in je jas, maar de zon zorgde ervoor dat je het nooit echt koud kreeg. De koffie hielp ook. Je had een terras uitgekozen waar het uitzicht op passanten maximaal was. Het was vrijdagmiddag, dus de meeste mensen die je zag lopen waren allicht werklozen of studenten. Het waren vooral de vrouwelijke leden van de tweede categorie op wie jij en Francis het gemunt hadden. Naast elkaar aan een tafeltje, als twee bejaarden. Commentaar op alles wat bewoog, precies zoals jullie het allebei wilden. Gewoon. Ter ontspanning.’

Dit is natuurlijk maar een deel van het verhaal, er gebeurt meer met de jongeman die zichzelf als goddelijk beschouwt en zich ook op die manier gedraagt. Zo af en toe moet ook hij tegenslag incasseren, een leermomentje...

‘Je glimlachte. ‘Ik ben ook blij dat ik hier ben.’
Haar gezicht betrok.
‘Dat wé hier zijn, bedoel ik.’ Je zei het alsof je jezelf verbeterde, maar je wist dat je het niet meende. Haar gezicht zou zich nooit meer herstellen naar diezelfde verliefde glimlach van vier seconden geleden. Vanaf hier zou alles snel gaan. Maar dat wist je toen nog niet. Nog lang niet.’

Het verhaal kent een wisselend verloop, het begin komt het een beetje kabbelend over. In de vele, zeer korte, hoofdstukjes komen we steeds meer te weten over de ‘je’, zijn carrière, zijn vriendschap met Francis, maar vooral over zijn liefdesleven, hoewel er meer sprake is van wel of geen fysieke aantrekkingskracht dan van ware liefde. De vele toevalligheden zorgen voor de levensloop van onze narcist. Dit leidt tot verrassende situaties, vaker zijn ze uiterst tragikomisch, ineens is hij aanwezig op een begrafenis:

‘Haar benen werden omspannen door de zwarte stof en waren keurig naast elkaar geplaatst. Haar voeten wezen lichtjes naar links. Ze had er zelden zo mooi uitgezien. Verdriet stond haar beeldig. Je sloeg de benen over elkaar voor het geval dat er iets gemaskeerd diende te worden. De rigor mortis werkte aanstekelijk. Het leven ging verder. Niet iedereen is dood op een begrafenis.’

Wanneer een nieuwe mogelijkheid zich aandient als een heuse deus ex machina, komt het verhaal in een stroomversnelling en wordt het zelfs thrillerachtig spannend. Wat is er precies gebeurd en vooral waarom? En wat is de functie van de perspectiefwisseling bijna aan het einde van het boek? Allemaal vragen die stemmen tot nadenken en ervoor zorgen dat uiteindelijk het kwartje valt.

Eerlijk gezegd heb ik me met dit boek geen moment verveeld, kon het wegleggen en oppakken, leefde mee met de vooral de slachtoffers, verwonderde me over het gemak en het opportunisme waarmee het hoofdpersonage zijn leven dacht vorm te geven en genoot van de plotwendingen.




   
De auteur

Bert Moerman (1987) groeide op in de diepste krochten van West-Vlaanderen, een plek waar weinig meer te doen was dan lezen en films kijken. In 2016 gaf hij zijn job op en trok hij naar New York om daar een roman te schrijven. Intussen is hij veilig en wel terug in België en werkt hij als artistiek directeur in een concertzaal. https://www.polis.be/auteurs/bert-moerman



Titel: Niet dat het iets uitmaakt
Auteur: Bert Moerman
Uitgever: Polis
ISBN: 9789463103589
Pag.: 224
Genre: fictie
Verschenen: 2018