maandag 1 maart 2021

Marcel Proust - De kant van Guermantes

Essay door Dietske Geerlings
Uitgeverij De Bezige Bij

Achter elke naam een web van herinneringen 

In het eerste deel van Prousts Op zoek naar de verloren tijd (De kant van Swann) beschrijft hij hoe er vanuit zijn woonplaats Combray gezien, twee kanten zijn, de kant van het landgoed van Guermantes, en de kant van Méséglise. Proust geeft in zijn werk vaak aan hoe namen bij hem complete werelden oproepen. Bij deze twee namen is dat helemaal zo, het zijn de twee werelden die grenzen aan zijn vroegste jeugd. Over de naam Guermantes zegt hij:

'Soms, in de verborgenheid van haar naam, verandert de fee van gedaante, al naar de levende verbeelding die haar voedt; zo was de atmosfeer waarin Mme de Guermantes in mij leefde, na jarenlang alleen de gloed van een toverlantaarn en een kerkraam te zijn geweest, haar kleuren gaan doven toen geheel andere dromen haar doordrenkten met het schuimend nat van snelstromende beken.’

In het derde deel, De kant van Guermantes blijkt dat Mme de Guermantes haar intrek heeft genomen in haar hotel in Parijs, waar ook de familie van Marcel gaat wonen.

Net als voor de hoofdpersoon duurt het ook voor de lezer even voordat de naam Guermantes samenvalt met deze nieuwe omgeving:

Maar nu zag ik haar dikwijls, achter haar ramen, op de binnenplaats, op straat; en dat het mij niet lukte de naam Guermantes in haar te integreren, mijzelf te laten denken dat zij Mme de Guermantes was, dat kon ik tenminste wijten aan het onvermogen van mijn brein om een daad die ik ervan verlangde tot het einde toe te volvoeren (...)

Marcel raakt hoe langer hoe meer van haar onder de indruk. Elke dag wil hij een glimp van haar opvangen. Hij probeert haar blik te vangen, maar durft haar eigenlijk nauwelijks aan te kijken. Zo volgen talrijke uitvoerige beschrijvingen van haar uiterlijk, steeds weer anders, waardoor zij haast mythische vormen aanneemt:

Waarom datzelfde gevoel van verwarring, dezelfde voorgewende onverschilligheid, hetzelfde verstrooide wegkijken als de vorige dag bij het verschijnen, in een dwarsstraat, onder een marineblauwe baret, van een snavelachtige neus en profil naast een rode wang afgesloten door een priemend oog, als een Egyptische godheid? Een keer was het niet alleen een vrouw met een vogelsnavel die ik zag, maar als het ware de vogel zelf: de japon en zelfs de baret van Mme de Guermantes waren van bont, zodat je geen stof zag en ze van nature met bont leek bedekt, als sommige gieren wier dik en zacht, effen rossig gevederte iets heeft van een haarvacht. Uit dit natuurlijke veren kleed boog het kleine hoofd zijn vogelsnavel naar buiten en de vlak op de huid liggende ogen waren priemend en blauw.

Marcel heeft steeds het gevoel dat hij haar ergert, omdat hij haar steeds achtervolgt en aanstaart. Als zij hem soms glimlachend toeknikt, heeft hij het gevoel alsof zij speciaal voor hem een tekening maakt die een meesterwerk is, met een opdracht erbij.

Tijdens een opera werpt de hertogin hem terloops een blik toe die zich in hem vastzet:

en toen, op het moment dat zich vermoedelijk krachtens de wetten der refractie in de onverstoorbare stroming van haar twee blauwe ogen de vage vorm aftekende van het van enig individueel bestaan verstoken protozoön dat ik was, zag ik er een schijnsel in oplichten: de hertogin, van godin vrouw geworden en opeens, zo scheen mij, duizendmaal mooier, hief de witgehandschoende hand die zij op de rand van de loge liet rusten naar mij op, wuifde ten teken van vriendschap (...).

Deze herinnering bewaart hij als een ‘ster’, die voor hem

het eerste beeld, het enige echte, het enige naar het leven geschetste, dat werkelijk Mme de Guermantes was; gedurende de paar uren dat ik het geluk had om het me te herinneren zonder dat ik in staat was me erop te concentreren, moet het wel heel betoverend zijn geweest, dat beeld, aangezien daarop steeds weer, vrijelijk, zonder haast, zonder vermoeienis, zonder enige dwang of spanning, mijn liefdesfantasieën terugkwamen (...).

Wat daarna gebeurt, is wat in heel Prousts werk met alle beelden en herinneringen gebeurt: ze veranderen; elke nieuwe ontmoeting laat een nieuw verschil zien met het vorige beeld, waardoor de herinnering aan deze dame een aaneenschakeling van momenten wordt die voortdurend in beweging is.

Zijn vriend Saint-Loupe is de neef van Mme Guermantes en Marcel reist speciaal deze neef achterna naar Balbec, in de hoop dat Saint-Loup hem aan de hertogin wil voorstellen. Dat hierdoor terloops een aaneenschakeling van gebeurtenissen (gekoppeld aan zijn liefde voor Albertine) in gang wordt gezet, blijkt later van grote betekenis. De opzet van Marcel lukt. Ook al begrijpt Saint-Loup niet waarom Marcel zoveel belang aan zijn tante hecht, hij stelt hem wel aan haar voor, waardoor vanaf dat moment een innige vriendschap ontstaat tussen Oriane en Marcel. In deze vriendschap krijgen wij de hertogin van diverse kanten te zien en te horen en net als je denkt dat je haar wezen kent en haar manier van doen, komt er weer een nieuwe ontmoeting overheen die het beeld laat veranderen. Omdat het personage van de hertogin in elk deel weer terugkomt, wordt er laagje op laagje geboetseerd, waarbij sommige laagjes ook weer uit herinneringen bestaan, die inmiddels ook herinneringen van de lezer zijn geworden aan een vorig deel. Dat maakt dat de ervaring van Marcel soms samenvalt met de ervaring van de lezer zelf.

Hoe namen een diepe indruk maken op Marcel, is niet alleen te zien bij Mme Guermantes, maar ook bij Albertine in het zesde deel ‘De voortvluchtige’ als zij er niet meer is:

zij leefde vrijwel alleen in mij in de vorm van haar naam, die zich, op enkele schaarse rustpauzen na bij het ontwaken, in mijn hersens ging griffen en er niet meer mee ophield. Als ik hardop had gedacht, zou ik hem onophoudelijk hebben herhaald en mijn gekakel zou zo monotoon en zo beperkt zijn geweest als wanneer ik in een vogel was veranderd, in een vogel zoals die uit de fabel, wiens kreet een eindeloos roepen van de naam was van degene die hij als man had bemind. Men zegt hem in gedachten, en doordat men hem niet uitspreekt is het of men hem in zichzelf opschrijft, of hij zijn spoor in de hersens achterlaat en of die ten slotte helemaal vol raken, zoals een muur waarop iemand doelloos heeft staan krassen, met de duizendmaal opnieuw geschreven naam van degene die men bemint.

Hieruit blijkt dat de naam ook deel uitmaakt van de liefde voor verschillende personen, alsof in de klanken alle verschillende facetten van de persoonlijkheid resoneren. Overigens hebben zelfs plaatsnamen zo’n betoverend effect op de hoofdpersoon en daardoor ook op de lezer.

Zoals Proust in het eerste deel De kant van Swann een hele wereld aan ontmoetingen, personages en omgevingen opbouwt rond Charles Swann, doet hij dat in het tweede deel bij Mme Guermantes. Heel subtiel wordt een web aan verbindingen gesponnen, waaraan steeds meer nieuwe ontmoetingen blijven kleven, waardoor laagje op laagje ontstaat, zoals in een echt mensenleven. Later blijkt dat juist door dit langzame verstrijken van de tijd zichtbaar wordt hoe de mens langzaam een wereld aan herinneringen in zijn hoofd opbouwt.

Deel 01 en 02 van deze zevendelige reeks essays over Op zoek naar de verloren tijd zijn hier en daar te lezen.

Titel: De kant van Guermantes
Auteur: Marcel Proust
Reeks: Op zoek naar de verloren tijd, deel III
Vertaling: Thérèse Cornips
Pagina's: 752
ISBN: 9789403124100
Uitgeverij De Bezige Bij
Verschenen: september 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.