Essay door
Dietske Geerlings
Uitgeverij De
Bezige Bij
Het verlangen naar de kus van de moeder voor het slapengaan
Over hoe Proust een wereld schept binnen het verlangenOp het moment dat ik mij had voorgenomen A la recherche du temps perdu van Marcel Proust te gaan lezen, in
de wetenschap dat ik daar waarschijnlijk maanden zoet mee zou zijn en dat ik
mijn hersenen flink op de proef zou stellen, had ik nooit kunnen bevroeden dat
ik al na een paar bladzijdes in zijn zoektocht naar het verleden, die nog maar
net begonnen was, een stukje van mijzelf zou hervinden, en wel in de passage,
waarin hij bladzijden lang beschrijft hoe hij als klein kind een diepgeworteld
verlangen voelde naar de kus van zijn moeder voor het slapengaan.
Natuurlijk is lezen niet alleen maar kennisnemen van de grote wereld
buiten onszelf, maar ook het spiegelen van onszelf in de nieuwe wereld die we
voorgeschoteld krijgen in het boek. Wat is het nu precies dat ontroert tijdens
het lezen? Is het de herkenning? Het verlangen is weliswaar een universeel
verschijnsel, maar ik had het niet verwacht dat het mij zo diep zou raken. In
deel 3, De kant van Guermantes doet
Proust hierover zelf ook een uitspraak:
‘Mensen uit voorbije tijden lijken oneindig ver van ons af te staan. Wij verstouten ons niet bedoelingen bij hen te veronderstellen die dieper gaan dan dat waar zij zich strikt genomen over uitspreken; wij kijken ervan op bij een held van Homerus een gevoel tegen te komen ongeveer gelijk aan gevoelens die wij zelf ondergaan.’
Hiermee beschrijft hij precies mijn eigen ervaring tijdens het lezen
van zijn werk, alsof je terloops door het raam bij iemand naar binnenkijkt, die
zelf terloops door het raam bij iemand naar binnenkijkt.
Welnu, ik werd dus diep geraakt door het intense verlangen van het
kind naar de goedenachtkus van zijn moeder, allereerst doordat ik het verlangen
zelf herkende. Al lang voor het slapengaan komt de ik-persoon in een droevige
stemming, omdat hij weet dat hij weer een nacht zal moeten doorbrengen, waarin
hij niet in de directe nabijheid van zijn moeder zal zijn:
‘Mijn enige troost, als ik naar boven naar mijn slaapkamer ging, was dat mama mij een kus zou komen geven als ik in bed lag.’
Proust beschrijft minutieus hoe de ruimte om hem heen langzaamaan
verandert, het licht, de stoffen, de meubels, alles in teken van dat nadere
afscheid van zijn moeder.
Daar blijft het echter niet bij:
‘Maar dat goedenachtzeggen duurde zo kort, zij ging zo vlug weer naar beneden, dat het moment waarop ik haar naar boven hoorde komen en er daarna door de gang met de openslaande deuren het zachte ruisen kwam van haar blauwe mousselinen tuinjurk, waar koordjes van gevlochten stro aan hingen, een smartelijk moment voor me was.’
Met andere woorden, het verlangen naar de kus wordt haast ondraaglijk
door het vooruitzicht dat het moment weer zo snel voorbij zal zijn. Dan sijpelt
langzaam het besef bij de lezer binnen dat hetgeen hij leest veel verder strekt
dan alleen dat specifieke verlangen, en dat er oneindig veel verlangens bestaan
naar momenten, die weer voorbij zullen gaan. Dit besef wordt bevestigd door
beschrijvingen, verderop in het verhaal, ook in de volgende delen, van nog veel
meer andere verlangens: de schrijver Bergotte te zien, in contact te komen met
het meisje Gilberte, een glimp op te vangen van mevrouw Swann, de uitvoering
van ‘Phèdre’ te zien, enz.
De verteller is op zoek naar de verloren tijd en wat blijkt? Die
verloren tijd bestaat voor een groot deel uit verlangen naar wat nog zou kunnen
plaatsvinden. Dit is een van de parels die ik vond in dit prachtige werk: een
voortdurende hang naar dat wat verloren is of nog niet heeft plaatsgevonden.
Wat raakt, is de manier waarop de verteller laat zien hoe breed en hoe diep dat
verlangen is, zozeer dat er een wereld ontstaat in dat gat, in de leegte van
het ‘niet meer zijn’ of ‘er nog niet zijn’. De ik-persoon is zich diep bewust
van de kortstondigheid van het moment waar hij naar verlangt en doet het
volgende:
‘Ik was dan ook van plan om in de eetkamer al van tevoren, als de maaltijd was begonnen en ik het ogenblik voelde naderen, van die kus die zo kort en vluchtig zou zijn alles te maken wat ik er in mijn eentje van maken kon, alvast het plekje op de wang te kiezen dat ik zou kussen, mijn gedachten erop voor te bereiden, zodat ik dankzij die mentale aanloop tot een kus de hele minuut die mama mij zou gunnen kon wijden aan het voelen van haar wang tegen mijn lippen, zal een schilder die maar korte poseerzittingen kan krijgen zijn palet prepareert en al van tevoren uit zijn geheugen en aan de hand van zijn aantekeningen alles heeft gedaan waarvoor hij het desnoods zonder de aanwezigheid van zijn model kon stellen.’
De ik-persoon neemt dus als het ware plaats in dat verlangen en
‘schept’ invulling. Alles bevindt zich in zijn hoofd, maar alles is gericht,
geconcentreerd op het moment dat gaat komen.
Het wonderlijke is dat het moment zelf niet of nauwelijks beschreven
is, waardoor steeds duidelijker wordt dat het verlangen centraal staat en niet
de vervulling ervan. In het geval van de kus is het zelfs wat schrijnend, want
de betreffende avond is er bezoek aan tafel, waardoor de ik-persoon alleen naar
zijn bed moet en zijn moeder bij de gast zal blijven. Zelfs boven op zijn kamer
probeert hij zijn moeder door een briefje nog naar boven te krijgen, maar als
ook dat niet werkt, zit er voor hem niets anders op dan wakker blijven tot zijn
moeder gaat slapen. Zijn moeder is streng, want zij wil hem in zijn
gevoeligheid niet te veel tegemoetkomen. Als zij hem ’s nachts huilend op de
trap vindt, stuurt ze hem weg. Zijn vader neemt het onverwachts voor hem op en
zegt tegen zijn vrouw dat ze voor deze nacht maar bij haar zoon op de kamer
moet slapen, omdat hij zoveel verdriet heeft. Zijn moeder geeft onder protest
toe, maar gek genoeg is de kleine jongen daar helemaal niet gelukkig mee, alsof
er een wet is overtreden, waardoor hij alleen nog maar verdrietiger wordt.
Dat ‘niet bereiken’ terwijl alles erop gericht is het te bereiken,
raakt keer op keer. Het blijft niet bij de kus van de moeder. Ook als hij
verliefd wordt op Gilberte en Albertine, is dat verlangen eindeloos en vult hij
bladzijden lang dat verlangen in met beelden, gedachten en gevoelens. Dat hij
daarmee een wereld op zichzelf schept, beseft hij zelf ook, want op het moment
dat de geliefde persoon hem nadert, herkent hij haar niet meer, zozeer heeft hij
in zijn verlangen een eigen invulling van haar in zijn hoofd geschapen. Oog in
oog met haar, moet hij zijn fantasie bijstellen, blijkt zij een vlekje bij haar
oog te hebben, heeft haar huid een andere kleur. De beelden glijden over elkaar
heen en op het moment dat hij eindelijk het meisje mag kussen, is hij in
uiterste verwarring, omdat het moment in niets lijkt op de intens beleefde
voorstelling ervan in zijn hoofd.
Hetzelfde gebeurt als hij in deel 2 In de schaduw van meisjes in bloei de
‘Phèdre’ van Racine, uitgevoerd door La Berma mag bijwonen. Hij heeft het stuk
van tevoren eindeloos veel hardop gelezen, in allerlei verschillende
intonaties, een intense beleving in vergelijking met zijn ervaring tijdens het
optreden zelf:
‘Hoewel ik mijn ogen, mijn oren, mijn geest op La Berma richtte om geen greintje te missen van wat mijn bewondering kon opwekken, lukte het me niet ook maar iets daarvan op te vangen.... Om meer inzicht te krijgen, om te zien of ik kon ontdekken wat er mooi aan was, had ik het liefst iedere stembuiging van de kunstenares, iedere gezichtsuitdrukking willen stilzetten of bevriezen. Maar door al mijn mentale behendigheid in te zetten en vóór het begin van elke versregel mijn aandacht paraat en toegespitst te houden, probeerde ik op zijn minst geen enkel onderdeel van de duur van ieder woord, van ieder gebaar, aan loze voorbereidingen te verspillen, en zodoende dankzij een intense concentratie even diep in de woorden en gebaren door te dringen als ik tijdens een urenlange tekstanalyse had kunnen doen. Maar wat duurde het kort! Nauwelijks had mijn oor een klank opgevangen of er kwam een andere voor in de plaats.’
Proust laat hier zien dat het verlangen zoveel rijker is, dieper,
intenser, dan de invulling ervan. In alle toonaarden komt dit besef terug, in
alle variaties. Dat raakt, omdat het de kracht laat zien van de geest, die
zegeviert boven de werkelijkheid, de waan van de dag. Het is haast een
overwinning op de tijd, die verloren werd geacht. Dat vind ik troostrijk voor
wie zich ziek voelt van verlangen. Het is de kunst van het verdiepen, van
zingeving: levenskunst.
Deel 01 van deze zevendelige reeks essays over Op zoek naar de verloren tijd is hier
te lezen.
Titel: In de
schaduw van meisjes in bloei
Auteur: Marcel Proust
Reeks: Op zoek
naar de verloren tijd, deel II
Vertaling:
Philippe Noble en Desiree Schyns
Pagina's: 480
ISBN: 9789403118901
Uitgeverij De
Bezige Bij
Verschenen: november
2018
prachtig geschreven
BeantwoordenVerwijderenIk ben sprakeloos ... Nog nooit las ik een essay dat zo precies de essentie van dit fenomenale meesterwerk weerspiegelt. Want "verlangen" is inderdaad hét kernwoord dat op "A la recherche du temps perdu" van toepassing is, en dat geeft dit essay meesterlijk weer. Verlangen - soms passioneel, soms pervers, soms maagdelijk zuiver - en het najagen van onbereikbare idealen vormen de ziel van dit werk.
BeantwoordenVerwijderenIk las de zeven delen ruim veertig jaar geleden (in het Frans). Het werk maakte op mij een onvergetelijke indruk, zo sterk dat ik mij nog steeds heel wat van de personages herinner: Marcel natuurlijk (de verteller), Swann, de aristocratische familie Guermantes, Albertine Simonet, baron de Charlus, Odette de Crécy enz...
Toen enkele jaren geleden deze (gedeeltelijk) nieuwe vertaling verscheen heb ik lang overwogen de serie te herlezen, maar heb dat uiteindelijk niet gedaan uit angst ontgoocheld te worden door de Nederlandse vertaling: ik wilde mijn schitterende herinnering op geen enkele manier hypothekeren. Maar nu, na het lezen van dit (en het vorige) essay, twijfel ik toch weer.
Mocht Proust het essay kunnen lezen, hij zou goedkeurend knikken...
Wat een fijne reactie. Hartelijk dank daarvoor. Ik ben ook zeer onder de indruk van zijn werk en zal het mijn leven lang koesteren. Wel met een licht schuldgevoel dat ik het niet in het Frans heb gelezen, terwijl ik dat wel zou moeten kunnen. Misschien dat ik het ooit nog een keer ga doen. De personages laten je inderdaad niet meer los en ik had regelmatig buikpijn omdat ik mijzelf zozeer herkende en het bijna niet kon geloven, omdat hij een eeuw geleden schreef en ook nog man was. Om het eerste deel waarin hij zijn verlangen naar de kus van zijn moeder beschrijft, heb ik echt moeten huilen, omdat het was alsof ik mijn eigen hart aan het lezen was, en zo ging het nog zeven delen door. Ongelooflijk hoe hij het leven laag op laag op laag beschrijft. Over alle zeven delen heb ik een essay geschreven, hopeloos tekortschietend natuurlijk bij zoveel moois.
VerwijderenMevrouw Geerlings, in de laatste regel van uw reactie vermeldt u dat u een essayhebt geschrevn over alle zeven delen, waar kan ik dat vinden?
BeantwoordenVerwijderen