Essay door Dietske Geerlings
Uitgeverij De Bezige Bij
Het voertuig dat de gulden maat der aarde bepaalt...
Nu we – wellicht
noodgedwongen – steeds meer het vliegtuig mijden, is het een mooi moment om
even stil te staan bij de invloed die een willekeurig door ons gekozen
voertuig, heeft, op hoe wij de wereld waarnemen. Marcel Proust heeft daar een
eeuw geleden iets moois over geschreven in het vierde deel van zijn A la
recherche.... Niet over het vliegtuig, maar over de automobiel die op dat
moment zijn intrede deed.
Een rode draad
door dit omvangrijke werk van Proust is de onkenbaarheid van de wereld om ons
heen. Personages veranderen niet alleen door de tijd, maar ook door ons
perspectief en door onze gemoedstoestand. Niet anders is dat bij het
topografische beeld dat wij van onze omgeving hebben.
‘Wij vertrokken, een eindweegs geëscorteerd door de met hun bloemen toegesnelde huisjes. Het gezicht van de dorpen leek ons geheel veranderd, zo weinig speelt in het topografisch beeld dat je je er stuk voor stuk van vormt, het besef van ruimte de voornaamste rol. Dat van de tijd, zeiden wij al, legt ze verder van elkaar af. Dat doet het ook niet als enige. Sommige plekken die je altijd op zichzelf ziet lijken je zonder overeenkomst met de rest, haast buitenwerelds, zoals die mensen die je hebt gekend in perioden los van je bestaan, in de dienst, in je kindertijd, en die nergens bij aansluiten.’
Vervolgens
beschrijft hij hoe Mme Villeparisis vroeger, als hij in Balbec verbleef, hem
graag meenam naar Beaumont, een plek op een hoogte waarvandaan je alleen zee en
bos zag. Het rijtuig deed er heel lang over, omdat de weg voortdurend steeg. De
ik had geen idee waar Beaumont zich bevond, alleen dat het iets heel aparts was
en zich ergens ver en erg hoog bevond. Hij had de weg naar Beaumont nooit
genomen om ergens anders heen te gaan, dus hij had geen idee van de omgeving.
Daardoor lag het voor zijn gevoel ‘op een
ander plan, genoot een speciaal privilege van exterritorialiteit.’
Maar dan gaat
hij met Albertine voor het eerst met een automobiel (‘die zich aan geen enkel mysterie stoort’) via Incarville en
vervolgens een afdaling van een zijhelling naar Parville, en wordt dan de zee
gewaar vanaf een pleintje. Hij vraagt de chauffeur naar de naam van het oord en
weet al voordat hij antwoord krijgt dat het Beaumont is. Ineens realiseert hij
zich dat Beaumont, dat bijzondere mysterie uit zijn herinnering, dus al die
tijd langs het spoortje lag dat hij elke keer neemt als hij naar Parville gaat.
Er worden ineens verbindingen in zijn hoofd gelegd en zo ‘verloor Beaumont zijn mysterie en nam in de streek zijn plaats in, wat
mij met schrik deed bedenken dat Madame Bovary en La Sanseverina mij misschien
eendere wezens als andere hadden toegeleken als ik hen elders had ontmoet dan
in de beslotenheid van een roman.’ Op deze manier verandert dus de beleving
van plekken doordat je een andere route neemt. De spoorlijn ligt vast, maar de
auto kan andere wegen nemen, waardoor de afstand en ook het landschap anders
beleefd wordt.
In het volgende
fragment beschrijft Proust hoe de auto zich door het landschap voortbeweegt,
ondertussen de inzittenden met elkaar verbindt, en de indruk wekt dat je zelf
het landschap ontdekt, als met een kompas. Op meerdere plekken in zijn werk
besteedt hij bijzondere aandacht aan namen, van personen, maar ook van
plaatsen. Namen roepen een sfeer, een wereld op, door de klank en de letters.
In dit fragment constateert hij dat met de auto het landschap zich in delen
blootgeeft, in tegenstelling tot de naam van de plaatsen, die de plek als een
geheel oproept:
‘Nee, de automobiel voerde ons niet aldus op toverachtige wijze een stad binnen die wij eerst zagen in het door haar naam samengevatte geheel, met de illusies van de toeschouwer in de zaal. Hij liet ons de coulisse van straten ingaan, verdeed zijn tijd met navraag doen bij een ingezetene. Maar, als compensatie voor een zo familiaar vorderen, krijgt met het eigen tasten en zoeken van de chauffeur die onzeker is over zijn route en terugkeert op zijn schreden, het heen en weer springen van de perspectief die een kasteel laat stuivertje-wisselen met een heuvel, een kerk en de zee, terwijl men dichter in zijn buurt komt, al schuilt het vergeefs onder zijn eeuwenoud loof, de steeds nauwere cirkels door de automobiel beschreven rondom een gehypnotiseerde stad die naar alle kanten week om te ontsnappen, en waar hij ten slotte recht op afschiet, steil omlaag, het dal in, waar zij ter aarde ligt, zodat de automobiel ons van die locatie, van dat unieke punt waaraan hij het mysterie van de exprestreinen lijkt te hebben ontnomen, de indruk geeft dat wij het zelf ontdekken, het als met een kompas bepalen, dat hij ons helpt om met liefdevollere explorateurshand, met fijnere precisie de werkelijke geometrie te voelen, de gulden ‘maat der aarde’.’
We kunnen Proust
lezen als uitnodiging om ons over te geven aan een andere vorm van
landschapsbeleving. De landschapsbeleving met de fiets of te voet kan minstens
zo vernieuwend en verrassend zijn als die met het vliegtuig, of met de
automobiel, met als prettige bijkomstigheid dat we er in
verschillende opzichten langer van kunnen genieten.
Titel: Sodom en Gomorra
Auteur: Marcel Proust
Reeks: Op zoek naar de verloren tijd
Vertaling: Thérèse Cornips
Pagina's: 688
ISBN: 9789403124001
Uitgeverij De Bezige Bij
Verschenen: november 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.